Theoretische achtergrond
1. Verwachtingen naar studenten
2. Definities
2.1. Motoriek
• = de persoonlijke wijze waarop een kind beweegt
• Bewegen is een primair communicatiemiddel
• Goede grote motoriek = kinderen zich op een soepele en behendige manier kunnen
bewegen
• Houterige stijl = geen vertrouwen op het lichaam dus slechte grote motoriek =>
bewegingskansen uit de weg gaan en rustige activiteiten opzoeken
• Beweging doet de hersenen ontwikkelen
2.2. Motorische ontwikkeling
• = via beweging krijgt de kleuter de kans om zijn capaciteiten te ontwikkelen zodat hij
later op een eigen manier in de samenleving kan functioneren
• Bestaat uit 3 componenten:
▪ Motorische
▪ Cognitieve
▪ Sociaal-affectieve
2.3. Motorisch competent zijn
• = vaardigheid bezitten om jezelf juist, aangepast en doorleefd te bewegen in
concrete situaties
2.4. Bewegingsopvoeding
• = de ‘turnlessen’ in het kleuteronderwijs
• Nadruk ligt op de totale ontwikkeling
3. Het vakconcept
• 4 ontwikkelingsdoelen stimuleren
• Motorische competenties:
▪ Stimuleren van bewegingsgedrag en het ontwikkelen van motorische
vaardigheden
▪ Bewegen staat centraal
• Ontwikkeling van initiatief en verantwoordelijkheid:
▪ Ontwikkelen van een gezonde, en veilige levensstijl
• Innerlijk kompas/identiteit
▪ Sociale leren prikkelen (sociaal functioneren)
▪ Positief zelfbeeld en eigenwaardegevoel (identiteit)
Julie May Beweging 1
,• Meervoudige deelnamebekwaamheid en veelzijdige bewegingsbekwaamheid:
▪ Motorische component
▪ Cognitieve (verstandelijke) component
▪ Sociaal-affectieve (gevoelsmatige) component
3.1. Leren bewegen
• Kan zowel middel als doel zijn
• Ontwikkelen van vermogens (motorische, cognitieve en dynamisch-affectieve) die
aan de grondslag liggen van het ‘zich bewegen’
• Verwerven van bewegingsvaardigheden (bv lopen, klimmen, klauteren, …) als
leereffect
• Efficiënt kunnen handelen in allerlei bewegingssituaties (zelfredzaamheid)
3.2. Bewegend leren
• 2 uur turnles is niet voldoende
• Bewegingsintegratie: bewegen moet overvloedig aan bod komen in de klas =
geïntegreerd bewegen
4. Motorische ontwikkeling: van reflexen tot vaardigheid
• Neuro motorisch rijp = optimale wisselwerking tussen zenuwen en spieren, zorgt
voor een goede houding, beweging en coördinatie
• Voldoende stimulatie van de bewegingszenuwen om tot automatisering te komen
• Kleuterschool speelt een grote rol
• Kleuters: motorisch en zintuigelijk stimuleren, niet forceren of manipuleren
4.1. Reflexen
• = automatische reacties op een prikkel, als doel bereikt is, verdwijnt de reflex
4.1.1. Primaire babyreflexen
• Ondersteunen de overleving van de zuigeling, trainen lichaamsbewegingen,
basisvaardigheden en ontwikkeling van zintuigen
• Asymmetrische tonische nekreflex (ATNR)
▪ Baby draait hoofd opzij => strekken arm en been aan kant van het hoofd, buigen
arm en been aan andere kant
▪ Eerste beging van de oog-hand-coördinatie => baby volgt het hand
• Tonische labyrint reflex (TLR)
▪ Voorwaartse reflex
o Wanneer hoofdje door de baarmoederwand naar voor word geduwd
Foetushouding waardoor baby optimaal kan groeien
▪ Achterwaartse reflex
o Tijdens geboorte: hoofdje de spildraai naar achteren => armen en benen
strekken
▪ Zorgt voor evenwicht, spierspanning en lichaamswaarneming
Julie May Beweging 2
,• Palmaire en plantaire reflex
▪ Babyhandje sluit zich om de vingen (pal)
▪ Activeert de zuigreflex (pal)
▪ Stijken voetzoel = tenen krullen zich (plan)
• Moro reflex
▪ Plotseling hard geluid => snelle inademing en armpjes wijd uit een gooien =>
armen terug naar de borst => schreeuwen
• Spinal Galant reflex
▪ Met potlood aan zijkant van de rug wrijven => heup buigt 45° aan die kant
Kruipen en rollen
Deze verdwijnen via overgangsreflexen
4.1.2. Posturale reflexen
• Te maken met hoofdrechting en houding
• Voor handhaven van houding en stabiliteit ten opzichte van zwaartekracht en
normale spierspanning of tonus
• Zitten, slaan, lopen, stabilisatie en verdere ontwikkeling van het zenuwstelsel
4.2. Evenwicht, sensomotoriek
• Initialiseren om het lichaam in evenwicht houden door spierontwikkeling en
coördinatie van spiergebruik in beweging en in rust
• Sensomotoriek = de motorische reactie op zintuigelijke informatie
4.3. Motorische competenties
• Basis sterke grote motoriek ligt een goede reflexintegratie en evenwicht
• Rollen over de lengte-as
• Nadruk in de stimulatie van motorische competenties ligt naast evenwicht vooral op
het groot motorisch bewegen
5. Motorisch profiel
• Elke kleuter ontwikkelt zich volgens zijn eigen snelheid, mogelijkheden en
aangereikte kansen
• Te weinig bewegen kan een achterstand teweegbrengen op de totale ontwikkeling
• Bewegen brengt: fysieke, cognitieve, emotionele en sociale aspecten
• Drang om te bewegen is groot
6. Leerplandoelen
• Vlaams Ministerie van Onderwijs stelt eindtermen en ontwikkelingsdoelen op
• Vlaams Verbond van het Katholiek Basisonderwijs stelt leerplan op
• 4 grote ontwikkelingsdoelen
Julie May Beweging 3
, • Motorische en zintuigelijke ontwikkeling:
▪ Zintuigelijke ontwikkeling: Ik kan mijn zintuigen optimaal gebruiken
▪ Lichaams- en bewegingsperceptie: ik ken mijn lichaam en beschik over een goede
lichaamscoördinatie
▪ Omgaan met bewegingsruimte- en tijd: ik kan mijn bewegingen afstemmen op
tijd
▪ Grootmotorisch bewegen: ik beweeg vlot en behendig
▪ Kleinmotorisch bewegen: ik ben behendig in manipulatieve handelingen, kan
functionele grepen gedifferentieerd gebruiken, beheers mijn spraak- en
gezichtsmotoriek en schrijf vloeiend
Beweging stimuleren: accent op spelen
• KO stuurt het spel om vooropgestelde vaardigheden zoveel mogelijk aan bod te laten
komen
1. Bewegingsspelen
1.1. Doelen
• Een bewegingsspel is een spel waar de beweging voorop staat
1.2. Visie
• Een speelkriebel
• Geen op meerdere spelregels
• Een spelkader
1.2.1. Speelkriebel of kernidee van het spel: essentie van het spel
• Dat wat aanzet tot het spel
▪ Het moet de kls aanspreken
▪ Moet bevattelijk zijn
• Lukt uit:
▪ Spelgedrag lokt motorische ontwikkeling uit
▪ Interactie
o Tussen de kleuters
o Tussen kleuters en materialen
• Bv: Ik tik, Ik loop weg, Ik doe iets na, …
1.2.1.1. Spelregels
• Afspraken i.v.m.
▪ Bewegingsvorm (lopen, stappen …)
▪ Materiaalgebruik
▪ Toegelaten handelingen
▪ Ruimtegebruik
Julie May Beweging 4