Oefentoets SWK6
College 1A
1. Nora is 22 jaar, heeft een stotterprobleem en ze heeft onlangs een kind gekregen. Bij
de GGD krijgt ze allerlei vragen over de gezondheid van het kind. Ze merkt dat de
verplegers het kind extra inspecteren. Wanneer het kind begint te huilen en Nora
onzeker wordt, wordt ze erop gewezen dat ze ‘ met de jaren een volwassenere
moeder zal worden’.
A. Wordt Nora gediscrimineerd?
B. Zou Nora dezelfde behandeling krijgen als ze niet stotterde?
C. Zou Nora dezelfde behandeling krijgen als ze in alle opzichten anders was?
2. Het Nederlands is net als elke taal altijd in verandering . woorden uit andere talen,
culturen en contexten worden overgenomen en eigen gemaakte. Denk aan Yolo,
Swipen, Fattoe, Doekoe
A. Creolisering
B. Integratie
C. Superdiversiteit
3. Wat is geen kenmerk van armoede?
A Dimensionaal
B Traumatisch
C Gradueel
4. Uit onderzoek blijkt dat mensen die vaardig zijn in het uitbouwen en onderhouden
van een professioneel netwerk, betere carrièrekansen hebben. Over welk type
kapitaal beschikken deze mensen?
A. Sociaal kapitaal
B. Cultureel kapitaal
C. Economisch kapitaal
5. Leden van verschillende sociale groepen en standen verschillen in levensstijl,
manieren, eetgewoonten, taalgebruik, vrijetijdsbesteding en culturele smaak. Hoe
worden deze verschillende oriëntaties in Bordieu’s veldtheorie genoemd?
A. Veld
B. Habitus
C. Kapitaal
, 6. Jurgen van 6 jaar heeft als doel zich socialer op te stelen en nooit meer te pesten.
Hoe wordt een dergelijk doel vanuit de capabillity benadering genoemd?
A. Middel
B. Mogelijkheid
C. Functie
College 1B
7. Welke 2 elementen zijn belangrijk voor de dagelijkse praktijk van ouderschap?
A. Emoties en de cultuur
B. Tijd en zelfstandigheid
C. Timing en dosering
8. Waar kijk je naar in een casus met een crisismoment?
A. Tijdloos en achtergrond
B. Onvoorwaardelijk en eindverantwoordelijk
C. Ouderschapsperspectief en psychiatrische perspectief
9. Welke van de onderstaande antwoorden is GEEN universele basisvaardigheid
(basisgereedschap) ?
A. Verzorging en veiligheid bieden
B. Zicht houden op het kind en grenzen stellen
C. Verzorging en erkenning
, College 2A.
10. Wat is kruispunt denken?
A. Samen denken over.1 onderwerp
B. Kijken naar de relatie van de ouders en wat het kind daaraan heeft
C. Los denken van 1 dimensie, maar kijken naar meerdere dimensies.
11. Opvoeden is…
A. Geen lineair proces
B. Een lineair proces
12. Wat is een solidaire gemeenschap?
A. Samen met je familie een goede taakverdeling hebben
B. Goede ouderervaringen hebben met vertrouwen in jezelf
C. Een netwerk die de ouder ervaart.
13. Waardoor slaag je goed genoeg voor ouderschap?
Met…..
A. Oude wonden helen
B. Ontbreken van buffers
C. Ondersteunende partner
College 1A
1. Nora is 22 jaar, heeft een stotterprobleem en ze heeft onlangs een kind gekregen. Bij
de GGD krijgt ze allerlei vragen over de gezondheid van het kind. Ze merkt dat de
verplegers het kind extra inspecteren. Wanneer het kind begint te huilen en Nora
onzeker wordt, wordt ze erop gewezen dat ze ‘ met de jaren een volwassenere
moeder zal worden’.
A. Wordt Nora gediscrimineerd?
B. Zou Nora dezelfde behandeling krijgen als ze niet stotterde?
C. Zou Nora dezelfde behandeling krijgen als ze in alle opzichten anders was?
2. Het Nederlands is net als elke taal altijd in verandering . woorden uit andere talen,
culturen en contexten worden overgenomen en eigen gemaakte. Denk aan Yolo,
Swipen, Fattoe, Doekoe
A. Creolisering
B. Integratie
C. Superdiversiteit
3. Wat is geen kenmerk van armoede?
A Dimensionaal
B Traumatisch
C Gradueel
4. Uit onderzoek blijkt dat mensen die vaardig zijn in het uitbouwen en onderhouden
van een professioneel netwerk, betere carrièrekansen hebben. Over welk type
kapitaal beschikken deze mensen?
A. Sociaal kapitaal
B. Cultureel kapitaal
C. Economisch kapitaal
5. Leden van verschillende sociale groepen en standen verschillen in levensstijl,
manieren, eetgewoonten, taalgebruik, vrijetijdsbesteding en culturele smaak. Hoe
worden deze verschillende oriëntaties in Bordieu’s veldtheorie genoemd?
A. Veld
B. Habitus
C. Kapitaal
, 6. Jurgen van 6 jaar heeft als doel zich socialer op te stelen en nooit meer te pesten.
Hoe wordt een dergelijk doel vanuit de capabillity benadering genoemd?
A. Middel
B. Mogelijkheid
C. Functie
College 1B
7. Welke 2 elementen zijn belangrijk voor de dagelijkse praktijk van ouderschap?
A. Emoties en de cultuur
B. Tijd en zelfstandigheid
C. Timing en dosering
8. Waar kijk je naar in een casus met een crisismoment?
A. Tijdloos en achtergrond
B. Onvoorwaardelijk en eindverantwoordelijk
C. Ouderschapsperspectief en psychiatrische perspectief
9. Welke van de onderstaande antwoorden is GEEN universele basisvaardigheid
(basisgereedschap) ?
A. Verzorging en veiligheid bieden
B. Zicht houden op het kind en grenzen stellen
C. Verzorging en erkenning
, College 2A.
10. Wat is kruispunt denken?
A. Samen denken over.1 onderwerp
B. Kijken naar de relatie van de ouders en wat het kind daaraan heeft
C. Los denken van 1 dimensie, maar kijken naar meerdere dimensies.
11. Opvoeden is…
A. Geen lineair proces
B. Een lineair proces
12. Wat is een solidaire gemeenschap?
A. Samen met je familie een goede taakverdeling hebben
B. Goede ouderervaringen hebben met vertrouwen in jezelf
C. Een netwerk die de ouder ervaart.
13. Waardoor slaag je goed genoeg voor ouderschap?
Met…..
A. Oude wonden helen
B. Ontbreken van buffers
C. Ondersteunende partner