Wereldeconomie hoofdstuk 2
Internationale handel
Arbeidsverdeling= de verdeling van het productieproces in deeltaken.
Internationale handel= de ruiltransacties waarbij de nationale grenzen worden overschreden.
Globalisering= de internationale vervlechting van het economische verkeerd.
Prijsconcurrentie
Waar hangt de prijs van af?
- Grondstoffen
- Machinekosten
- Loonkosten per product
Index loonkosten per product= (index loonkosten / index arbeidsproductiviteit) x 100%
Exportquote= (export / BBP) x 100%
Importquote= (import / BBP) x 100%
Quotes worden gebruikt om de rol van buitenlandse handel in een land te kunnen vergelijken met
andere landen. Ze laten de openheid van een economie zien. Hoe hoger de som van beide quotes
van één land, hoe meer transacties met het buitenland en hoe opener de economie.
Invoer en uitvoer > waardegrootheden. Ze hebben een volumecomponent en prijscomponent.
Volume= reële grootheid, zoals aantallen, kilo's liters, etc.
> hoeveelheid goederen en diensten uitgedrukt in prijzen van het basisjaar
Reëel= gecorrigeerd door inflatie (prijsstijging of prijspijlstijging)
Waarde= nominale grootheid
Waarde= volume x prijs
Nominaal= de waarde dat op papier staat
Wederuitvoer= het importeren van een product, geeft er een eigen draai aan (zoals een merknaam)
en het exporten voor meer geld. Wederuitvoer heeft een zeer minimale bijdrage aan het BBP. Het is
slechts tijdelijk een eigendom van bijvoorbeeld een Nederlands bedrijf.
, Saldo op de handelsbalans= het verschil tussen de uitvoerontvangsten en de invoerbetalingen met
betrekking tot goederen (soms ook diensten).
> kan resulteren tot een handelsoverschot of een handelstekort
Arbeid
Outsourcing= taken worden uitbesteed aan een bedrijf in een ander land. Producten of onderdelen
worden ingekocht bij buitenlands bedrijf.
Offshoring= (een deel) van het productieproces wordt verplaatst naar een ander land.
Motief buitenland investeren; wens om dichter bij de afzetmarkt te produceren met als aanleiding
lagere transportkosten.
Of door hoge invoerheffingen.
Handelsstromen
- Goederen
- Diensten
- Kapitaal
- Inkomens; loon, rente, pacht en winst
Internationale handel
Arbeidsverdeling= de verdeling van het productieproces in deeltaken.
Internationale handel= de ruiltransacties waarbij de nationale grenzen worden overschreden.
Globalisering= de internationale vervlechting van het economische verkeerd.
Prijsconcurrentie
Waar hangt de prijs van af?
- Grondstoffen
- Machinekosten
- Loonkosten per product
Index loonkosten per product= (index loonkosten / index arbeidsproductiviteit) x 100%
Exportquote= (export / BBP) x 100%
Importquote= (import / BBP) x 100%
Quotes worden gebruikt om de rol van buitenlandse handel in een land te kunnen vergelijken met
andere landen. Ze laten de openheid van een economie zien. Hoe hoger de som van beide quotes
van één land, hoe meer transacties met het buitenland en hoe opener de economie.
Invoer en uitvoer > waardegrootheden. Ze hebben een volumecomponent en prijscomponent.
Volume= reële grootheid, zoals aantallen, kilo's liters, etc.
> hoeveelheid goederen en diensten uitgedrukt in prijzen van het basisjaar
Reëel= gecorrigeerd door inflatie (prijsstijging of prijspijlstijging)
Waarde= nominale grootheid
Waarde= volume x prijs
Nominaal= de waarde dat op papier staat
Wederuitvoer= het importeren van een product, geeft er een eigen draai aan (zoals een merknaam)
en het exporten voor meer geld. Wederuitvoer heeft een zeer minimale bijdrage aan het BBP. Het is
slechts tijdelijk een eigendom van bijvoorbeeld een Nederlands bedrijf.
, Saldo op de handelsbalans= het verschil tussen de uitvoerontvangsten en de invoerbetalingen met
betrekking tot goederen (soms ook diensten).
> kan resulteren tot een handelsoverschot of een handelstekort
Arbeid
Outsourcing= taken worden uitbesteed aan een bedrijf in een ander land. Producten of onderdelen
worden ingekocht bij buitenlands bedrijf.
Offshoring= (een deel) van het productieproces wordt verplaatst naar een ander land.
Motief buitenland investeren; wens om dichter bij de afzetmarkt te produceren met als aanleiding
lagere transportkosten.
Of door hoge invoerheffingen.
Handelsstromen
- Goederen
- Diensten
- Kapitaal
- Inkomens; loon, rente, pacht en winst