Leerpakket 2 – Kerntaak 3 – Zintuigen
1. Sensoren
De belangrijkste functie van het zenuwstelsel is het reageren op veranderingen in of buiten
het lichaam. Het zenuwstelsel kan dat alleen doen als het adequaat over die veranderingen
geïnformeerd wordt. gebeurt met behulp van gespecialiseerde cellen, sensoren.
Sensor is een cel die gevoelig is voor verandering in zijn omgeving en die de verandering
kan ‘vertalen’ in een veranderde membraanpotentiaal, waardoor er een impuls ontstaat.
Er zijn verschillende prikkels, zoals warmte, licht, geluid, voelen en chemische stoffen.
Een sensor is ontvankelijk voor één soort prikkel en wordt ook wel aangeduid met receptor
(ontvanger). Sensoren zijn gekoppeld aan sensibele (afferente) axonen, die de impulsen
naar het centrale zenuwstelsel vervoeren.
De verschillende prikkels worden elk op hun eigen manier in de hersenen geregistreerd
en verwerkt.
De sensorische informatie die aan het zenuwstelsel wordt aangeboden wordt sensoriek
genoemd. Alle organen die betrokken zijn bij de sensoriek vormen samen het sensorische
stelsel.
- Buitenaf: eten ruiken, muziek horen, warmte voelen, woorden lezen.
- Binnenin: kiespijn, buikpijn, stijve spieren, honger en dorst.
Voor bepaalde handelingen heb je veel verschillende soorten sensorische informatie nodig;
Bv. Fietsen met gesloten ogen gaat niet of netjes schrijven met je ogen dicht.
Behalve sensorische informatie uit het motorische stelsel heb je visuele informatie nodig om
complexe bewegingen goed uit te voeren.
13.1.1 Indeling van de sensoren
Op basis van de prikkelherkomst
Op basis van de prikkelherkomst worden sensoren in drie groepen ingedeeld:
1. Exterosensoren: vangen prikkels van buiten het lichaam op.
- liggen oppervlakkering is het lichaam, op de grens met de buitenwereld.
- liggen in een specifiek orgaan (=zintuig) dat de werking van de sensoren ondersteunt.
Zintuig: een werktuig waarmee je de kwaliteiten van de omgeving kan waarnemen.
De vijf zinnen: reukzin, smaakzin, gevoelszin, gezichtszin, en gehoorzien.
De vijfzintuigen: neus tong huid oog oor
de zintuigen maken deel uit van de animale sensoriek, een belangrijke rol bij de animale
integratie: de – meestal bewuste – wisselwerking tussen jezelf en je omgeving.
2. Propriosensoren: geven informatie over het bewegingsapparaat.
- liggen in de spieren, de pezen, evenwichtsorgaan en de gewrichten.
- het centrale zenuwstelsel blijft op de hoogte van de houdingen en bewegingen.
- behoren tot de animale sensoriek
3. Interosensoren: verzorgen de inwendige sensoriek.
- liggen in de wand van holle organen.
- de aard en de gesteldheid van het langsstromende of voortgestuwde materiaal
geregistreerd worden.
- bevinden in: hypothalamus, mondholte, darmkanaal, longen, urinewegen en bloedvaten.
de interosensoren maken deel uit van de vegetatieve sensoriek, een belangrijke rol bij de
vegetatieve integratie: het op elkaar afstemmen van de vegetatieve stelsels.
1. Sensoren
De belangrijkste functie van het zenuwstelsel is het reageren op veranderingen in of buiten
het lichaam. Het zenuwstelsel kan dat alleen doen als het adequaat over die veranderingen
geïnformeerd wordt. gebeurt met behulp van gespecialiseerde cellen, sensoren.
Sensor is een cel die gevoelig is voor verandering in zijn omgeving en die de verandering
kan ‘vertalen’ in een veranderde membraanpotentiaal, waardoor er een impuls ontstaat.
Er zijn verschillende prikkels, zoals warmte, licht, geluid, voelen en chemische stoffen.
Een sensor is ontvankelijk voor één soort prikkel en wordt ook wel aangeduid met receptor
(ontvanger). Sensoren zijn gekoppeld aan sensibele (afferente) axonen, die de impulsen
naar het centrale zenuwstelsel vervoeren.
De verschillende prikkels worden elk op hun eigen manier in de hersenen geregistreerd
en verwerkt.
De sensorische informatie die aan het zenuwstelsel wordt aangeboden wordt sensoriek
genoemd. Alle organen die betrokken zijn bij de sensoriek vormen samen het sensorische
stelsel.
- Buitenaf: eten ruiken, muziek horen, warmte voelen, woorden lezen.
- Binnenin: kiespijn, buikpijn, stijve spieren, honger en dorst.
Voor bepaalde handelingen heb je veel verschillende soorten sensorische informatie nodig;
Bv. Fietsen met gesloten ogen gaat niet of netjes schrijven met je ogen dicht.
Behalve sensorische informatie uit het motorische stelsel heb je visuele informatie nodig om
complexe bewegingen goed uit te voeren.
13.1.1 Indeling van de sensoren
Op basis van de prikkelherkomst
Op basis van de prikkelherkomst worden sensoren in drie groepen ingedeeld:
1. Exterosensoren: vangen prikkels van buiten het lichaam op.
- liggen oppervlakkering is het lichaam, op de grens met de buitenwereld.
- liggen in een specifiek orgaan (=zintuig) dat de werking van de sensoren ondersteunt.
Zintuig: een werktuig waarmee je de kwaliteiten van de omgeving kan waarnemen.
De vijf zinnen: reukzin, smaakzin, gevoelszin, gezichtszin, en gehoorzien.
De vijfzintuigen: neus tong huid oog oor
de zintuigen maken deel uit van de animale sensoriek, een belangrijke rol bij de animale
integratie: de – meestal bewuste – wisselwerking tussen jezelf en je omgeving.
2. Propriosensoren: geven informatie over het bewegingsapparaat.
- liggen in de spieren, de pezen, evenwichtsorgaan en de gewrichten.
- het centrale zenuwstelsel blijft op de hoogte van de houdingen en bewegingen.
- behoren tot de animale sensoriek
3. Interosensoren: verzorgen de inwendige sensoriek.
- liggen in de wand van holle organen.
- de aard en de gesteldheid van het langsstromende of voortgestuwde materiaal
geregistreerd worden.
- bevinden in: hypothalamus, mondholte, darmkanaal, longen, urinewegen en bloedvaten.
de interosensoren maken deel uit van de vegetatieve sensoriek, een belangrijke rol bij de
vegetatieve integratie: het op elkaar afstemmen van de vegetatieve stelsels.