1.1 Wie lost onze problemen op?
Maatschappelijk probleem:
- Gaat groepen mensen aan.
- Hangt samen met/ gevolg van een maatschappelijke verandering.
- Er bestaan verschillende meningen over: oorzaak en aanpak
- Er is een gemeenschappelijke oplossing nodig.
Anarchisten: Stellen dat staten altijd onderdrukken en dat er pas echte vrijheid is zonder
een staat.
Kenmerken staat:
- Omgrensd grondgebied.
- Grondgebied wordt bewoond door een volk.
- De staat heeft de hoogste macht: soevereiniteit.
- De staat heeft geweldsmonopolie: het alleenrecht op gebruik van geweld.
Politiek: Het beleid van de overheid en de totstandkoming en de effecten van dat beleid.
Macht: Het vermogen om iets gedaan te krijgen, om invloed uit te oefenen.
→Machtsbases: de factoren waarop macht gebaseerd is.
→Invloed uitoefenen → Als anderen iemands macht erkennen en accepteren noem je dit
gezag.
Politiek probleem: Wanneer de politiek zich met een maatschappelijk probleem gaat
bemoeien. Civil society: burgermaatschappij.
1.2 Beslissen we zelf?
Referendum: volksstemmingen waarbij de inwoners via een stembus hun mening
kunnen laten weten.
Dictatuur: één familie, persoon of partij is aan de macht. Dit kan in vormen zijn van
militair, totalitair en nationalisme (persoonsverheerlijking).
Democratie: De inwoners van een land besturen zichzelf. De overheid is er van en voor
de burgers. Vier elementaire kenmerken om van een democratie te kunnen spreken:
- De bevolking kiest haar eigen bestuur.
- De verkiezingen zijn vrij (ieder persoon mag stemmen) en geheim (niemand kan
er achter komen op welke partij jij hebt gestemd).
- De overheid moet de grondrechten in de grondwet (vrijheid v. meningsuiting,
godsdienst en vereniging en vergadering) respecteren.
- Er is een onafhankelijke rechterlijke macht die geen verantwoording hoeft af te
leggen aan de overheid.
Indirecte democratie: het kiezen van tegenwoordigers die namens de bevolking
beslissingen nemen.
Er zijn drie bestuursvorm lagen:
Staten Generaal = Parlement
↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓
Tweede kamer Eerste kamer (Senaat)
150 kamerleden 75 kamerleden
Rechtstreeks gekozen (1x 4 jaar) Gekozen door vertegenwoordigers in onze
provincie. (1x 4 jaar)
↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓
, Verdeeld in verschillende fracties: verschillende partijen.
Maken samen wetten met bestuurders en controleren bestuurders. De bestuurders zijn
samen de ministers en staatssecretarissen = kabinet. →→ verantwoording afleggen aan
parlement (vertrouwensregel).
Provinciale Staten (PS): doet het werk waar de landelijke overheid te groot en de
gemeente te klein voor is. (Algemeen bestuur) Provinciale regels opstellen en
controleren van dagelijks bestuur.
De vertegenwoordigers worden direct gekozen (1x 4 jaar)
↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓
Kiest leden eerste kamer Kiest Gedeputeerde Staten (GS)
⤷ Voorzitter is de commissaris van de Koning
(CvdK)
↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓
Verantwoording afleggen aan Provinciale Staten.
= Dagelijks bestuur.
Gemeenteraad: hoogste bestuursorgaan van de gemeente. = Het algemene bestuur.
Gekozen 1x in 4 jaar door volk.
Kiezen en controleren de wethouders
De regering benoemt een burgemeester.
↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓
Samen dagelijks bestuur: College van B en W.
1.3 Meer gelijkheid of vrijheid?
Politieke stroming: Een groep mensen die min of meer dezelfde opvatting hebben over
de inrichting van de maatschappij en over de verhouding tussen overheid en
samenleving. Verschillende stromingen:
- Liberalisme: Nadruk op vrijheid van individu. Vrij spel in de economie →
‘Onzichtbare hand’. Weinig overheidsbemoeienis.
→ Meer overheidsbemoeienis acceptabel als de gevolgen goed zijn en zorgen voor
meer ontplooiingsmogelijkheden = ontplooiingsliberalisme.
Een liberalistische partij noemen we ‘rechts’.
- Populisme: Deze stroming speelt in op gevoelens en onvrede bij het volk.
- Fascisme: antidemocratisch, geen vrijheid en gelijkheid. Racistisch en extreem
nationalistisch. Sterke leider.
- Socialisme: gelijkheid, overheid daarvoor zorgen. Bezit van productiemiddelen
afschaffen. Hieronder vallen verschillende richtingen:
→ Communisme: Radicaler, Strijd tussen kapitaal en arbeid. Karl Marx.
→ Sociaaldemocratie: Geen klassenloze samenleving en ook niet tegen
kapitalisme, maar ze willen wel meer gelijkheid en rechtvaardigheid, via
parlement bereiken. Overheid heeft belangrijke rol.
Een socialistische partij noemen we ‘links.’
- Ecologisme: Welvaartsgroei mag niet ten koste gaan van het milieu.
Maatschappelijk probleem:
- Gaat groepen mensen aan.
- Hangt samen met/ gevolg van een maatschappelijke verandering.
- Er bestaan verschillende meningen over: oorzaak en aanpak
- Er is een gemeenschappelijke oplossing nodig.
Anarchisten: Stellen dat staten altijd onderdrukken en dat er pas echte vrijheid is zonder
een staat.
Kenmerken staat:
- Omgrensd grondgebied.
- Grondgebied wordt bewoond door een volk.
- De staat heeft de hoogste macht: soevereiniteit.
- De staat heeft geweldsmonopolie: het alleenrecht op gebruik van geweld.
Politiek: Het beleid van de overheid en de totstandkoming en de effecten van dat beleid.
Macht: Het vermogen om iets gedaan te krijgen, om invloed uit te oefenen.
→Machtsbases: de factoren waarop macht gebaseerd is.
→Invloed uitoefenen → Als anderen iemands macht erkennen en accepteren noem je dit
gezag.
Politiek probleem: Wanneer de politiek zich met een maatschappelijk probleem gaat
bemoeien. Civil society: burgermaatschappij.
1.2 Beslissen we zelf?
Referendum: volksstemmingen waarbij de inwoners via een stembus hun mening
kunnen laten weten.
Dictatuur: één familie, persoon of partij is aan de macht. Dit kan in vormen zijn van
militair, totalitair en nationalisme (persoonsverheerlijking).
Democratie: De inwoners van een land besturen zichzelf. De overheid is er van en voor
de burgers. Vier elementaire kenmerken om van een democratie te kunnen spreken:
- De bevolking kiest haar eigen bestuur.
- De verkiezingen zijn vrij (ieder persoon mag stemmen) en geheim (niemand kan
er achter komen op welke partij jij hebt gestemd).
- De overheid moet de grondrechten in de grondwet (vrijheid v. meningsuiting,
godsdienst en vereniging en vergadering) respecteren.
- Er is een onafhankelijke rechterlijke macht die geen verantwoording hoeft af te
leggen aan de overheid.
Indirecte democratie: het kiezen van tegenwoordigers die namens de bevolking
beslissingen nemen.
Er zijn drie bestuursvorm lagen:
Staten Generaal = Parlement
↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓
Tweede kamer Eerste kamer (Senaat)
150 kamerleden 75 kamerleden
Rechtstreeks gekozen (1x 4 jaar) Gekozen door vertegenwoordigers in onze
provincie. (1x 4 jaar)
↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓
, Verdeeld in verschillende fracties: verschillende partijen.
Maken samen wetten met bestuurders en controleren bestuurders. De bestuurders zijn
samen de ministers en staatssecretarissen = kabinet. →→ verantwoording afleggen aan
parlement (vertrouwensregel).
Provinciale Staten (PS): doet het werk waar de landelijke overheid te groot en de
gemeente te klein voor is. (Algemeen bestuur) Provinciale regels opstellen en
controleren van dagelijks bestuur.
De vertegenwoordigers worden direct gekozen (1x 4 jaar)
↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓
Kiest leden eerste kamer Kiest Gedeputeerde Staten (GS)
⤷ Voorzitter is de commissaris van de Koning
(CvdK)
↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓
Verantwoording afleggen aan Provinciale Staten.
= Dagelijks bestuur.
Gemeenteraad: hoogste bestuursorgaan van de gemeente. = Het algemene bestuur.
Gekozen 1x in 4 jaar door volk.
Kiezen en controleren de wethouders
De regering benoemt een burgemeester.
↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓ ↓
Samen dagelijks bestuur: College van B en W.
1.3 Meer gelijkheid of vrijheid?
Politieke stroming: Een groep mensen die min of meer dezelfde opvatting hebben over
de inrichting van de maatschappij en over de verhouding tussen overheid en
samenleving. Verschillende stromingen:
- Liberalisme: Nadruk op vrijheid van individu. Vrij spel in de economie →
‘Onzichtbare hand’. Weinig overheidsbemoeienis.
→ Meer overheidsbemoeienis acceptabel als de gevolgen goed zijn en zorgen voor
meer ontplooiingsmogelijkheden = ontplooiingsliberalisme.
Een liberalistische partij noemen we ‘rechts’.
- Populisme: Deze stroming speelt in op gevoelens en onvrede bij het volk.
- Fascisme: antidemocratisch, geen vrijheid en gelijkheid. Racistisch en extreem
nationalistisch. Sterke leider.
- Socialisme: gelijkheid, overheid daarvoor zorgen. Bezit van productiemiddelen
afschaffen. Hieronder vallen verschillende richtingen:
→ Communisme: Radicaler, Strijd tussen kapitaal en arbeid. Karl Marx.
→ Sociaaldemocratie: Geen klassenloze samenleving en ook niet tegen
kapitalisme, maar ze willen wel meer gelijkheid en rechtvaardigheid, via
parlement bereiken. Overheid heeft belangrijke rol.
Een socialistische partij noemen we ‘links.’
- Ecologisme: Welvaartsgroei mag niet ten koste gaan van het milieu.