Psychiatrie hoofdstuk 19: Neurocognitieve stoornissen
Neurocognitieve stoornissen worden gekenmerkt door sterk verminderd cognitief functioneren. Deze
stoornissen zijn niet aangeboren maar verweven. Enkele belangrijke cognitieve beperkingen zoals die
zich bij neurocognitieve stoornissen kunnen voordoen:
- Aandacht: snel afgeleid, denken verloopt trager en moeite met routinetaken
- Executieve functies: moeite met organiseren, plannen en het nemen van beslissingen
- Leren en geheugen: moeite om nieuwe informatie of recente gebeurtenissen te onthouden
- Taal: moeite met het vinden van woorden of namen van bekenden
- Perceptueel-motorische functies: moeite met vertrouwde handelingen en ruimtelijke taken
- Sociaal-cognitieve functies: persoonlijkheidsverandering, sociaal onacceptabel gedrag, weinig
tot geen probleembesef
Delier
Bij een delier is er sprake van veranderd bewustzijnsniveau, korte termijn geheugen,
concentratieproblemen en desoriëntatie in tijd, plaats en persoon. Bij een delier gaat het om een
acute verwardheid. De cognitieve achteruitgang verloopt vrij plotseling. Tevens komen (visuele)
hallucinaties en (paranoïde) waanideeën voor.
Verklaringen
- Verminderde hersenactiviteit
- Bepaalde medicatie zoals antibiotica, spierontspanners, anti- epileptische medicatie
- Intoxicatie
- Abrupt stoppen met verslavende middelen (onthoudingsdelier)
- Lichamelijke kwalen zoals een hersenaandoening, hormonale aandoening, hart- en
vaatziekten en infectieziekten
Behandelopties
- Antipsychotica voor waanideeën en hallucinaties
- Benzodiazepinen voor angst
- Dag – en nachtritme verbeteren
- Geruststelling van een vertrouw persoon
- Rustige, tactvolle bejegening met gesloten vragen en enkelvoudige vragen
- Geruststellen met waar ze zijn, wie jij bent, wat er aan de hand is en wat je komt doen
Alzheimer
Kenmerkend is het geleidelijk achteruitgaan van de cognitieve functies: taal, abstract denken en vooral
geheugen. Veel mensen met Alzheimer hebben moeite met het begrijpen of uiten van taal (afasie) en
het herkennen van voorwerpen (agnosie). De routinehandelingen zoals aankleden, tandenpoetsen of
koffiezetten verlopen niet meer vlekkeloos, terwijl de motoriek nog intact is (apraxie). Tevens vind er
desoriëntatie plaats. Bij deze desoriëntatie spelen geheugenstoornissen (amnesie) een belangrijke rol.
Uiteindelijk ontstaan er gaten in het geheugen die worden opgevuld met verzinsels (confabuleren).
Bij alzheimerdementie is het verloop geleidelijk, zonder lange stabiele fases. Het jarenlange
aftakelingproces begint vaak met vergeetachtigheid en veranderingen in de persoonlijkheid.
Neurocognitieve stoornissen worden gekenmerkt door sterk verminderd cognitief functioneren. Deze
stoornissen zijn niet aangeboren maar verweven. Enkele belangrijke cognitieve beperkingen zoals die
zich bij neurocognitieve stoornissen kunnen voordoen:
- Aandacht: snel afgeleid, denken verloopt trager en moeite met routinetaken
- Executieve functies: moeite met organiseren, plannen en het nemen van beslissingen
- Leren en geheugen: moeite om nieuwe informatie of recente gebeurtenissen te onthouden
- Taal: moeite met het vinden van woorden of namen van bekenden
- Perceptueel-motorische functies: moeite met vertrouwde handelingen en ruimtelijke taken
- Sociaal-cognitieve functies: persoonlijkheidsverandering, sociaal onacceptabel gedrag, weinig
tot geen probleembesef
Delier
Bij een delier is er sprake van veranderd bewustzijnsniveau, korte termijn geheugen,
concentratieproblemen en desoriëntatie in tijd, plaats en persoon. Bij een delier gaat het om een
acute verwardheid. De cognitieve achteruitgang verloopt vrij plotseling. Tevens komen (visuele)
hallucinaties en (paranoïde) waanideeën voor.
Verklaringen
- Verminderde hersenactiviteit
- Bepaalde medicatie zoals antibiotica, spierontspanners, anti- epileptische medicatie
- Intoxicatie
- Abrupt stoppen met verslavende middelen (onthoudingsdelier)
- Lichamelijke kwalen zoals een hersenaandoening, hormonale aandoening, hart- en
vaatziekten en infectieziekten
Behandelopties
- Antipsychotica voor waanideeën en hallucinaties
- Benzodiazepinen voor angst
- Dag – en nachtritme verbeteren
- Geruststelling van een vertrouw persoon
- Rustige, tactvolle bejegening met gesloten vragen en enkelvoudige vragen
- Geruststellen met waar ze zijn, wie jij bent, wat er aan de hand is en wat je komt doen
Alzheimer
Kenmerkend is het geleidelijk achteruitgaan van de cognitieve functies: taal, abstract denken en vooral
geheugen. Veel mensen met Alzheimer hebben moeite met het begrijpen of uiten van taal (afasie) en
het herkennen van voorwerpen (agnosie). De routinehandelingen zoals aankleden, tandenpoetsen of
koffiezetten verlopen niet meer vlekkeloos, terwijl de motoriek nog intact is (apraxie). Tevens vind er
desoriëntatie plaats. Bij deze desoriëntatie spelen geheugenstoornissen (amnesie) een belangrijke rol.
Uiteindelijk ontstaan er gaten in het geheugen die worden opgevuld met verzinsels (confabuleren).
Bij alzheimerdementie is het verloop geleidelijk, zonder lange stabiele fases. Het jarenlange
aftakelingproces begint vaak met vergeetachtigheid en veranderingen in de persoonlijkheid.