Hoofdstuk 1
1.1
- Er zijn 3 fasen van een onderzoekstraject: voorbereiding, uitvoeren & analyseren en
rapporteren
- Fase 1, voorbereiding:
- Bij de vertaling van een probleem in een onderzoeksvraag moet je achtereenvolgens
nadenken over de volgende zaken:
1. De probleemstelling
2. De doelstelling
3. De onderzoeksethiek
4. De onderzoeksvraag
- De probleemstelling is de achtergrond waaruit de onderzoeksvraag voortkomt.
- Als een producent aan een onderzoeker vraagt om aan te geven hoe hij zijn
marktaandeel van vergroten, dan is dit geen onderzoeksvraag, maar een
beleidsvraag. Het antwoord op een beleidsvraag is meestal een advies wat je als
instelling of bedrijf moet doen. Onderzoeksvraag geeft inzicht in probleem.
- De doelstelling is het antwoord op de vraag waarom je het onderzoek doet, wat je
ermee wilt bereiken.
- Het doel om met onderzoek alleen kennis te verzamelen is een kenmerk van zuiver
wetenschappelijk onderzoek. Niet noodzakelijk voor oplossing problemen.
- Op wetenschappelijk verantwoorde wijze onderzoek doen betekent dat je op een
verantwoorde en te controleren manier onderzoek doet.
- Bij toegepaste onderzoek verzamel je ook kennis, maar die pas je toe. De verzamelde
kennis moet bijdragen aan de oplossing van een probleem.
- Voordat je een onderzoek doet moet je je afvragen of het ethisch verantwoord is.
Daarvoor moet je de volgende 5 vragen positief kunnen beantwoorden:
1. Doet de respondent vrijwillig mee?
2. Ondervindt de respondent geen negatieve gevolgen van het onderzoek?
3. Legt de onderzoeker goed uit wat hij gaat doen en waarom?
4. Zijn de onderzoeksresultaten minimaal vertrouwelijk, maar het liefst anoniem?
5. Wordt het onderzoek op een betrouwbare en valide manier uitgevoerd?
- De onderzoeksvraag is de vraag waarop het onderzoek antwoord moet geven.
- Onderzoeksvragen zijn niet ‘hoe kan ik… verbeteren? Dat is een doelstelling.
1.2
- Bij een open onderzoeksvraag wil je inzicht krijgen en gaat het om meningen.
- Bij een gesloten onderzoeksvraag gaat het om getallen en feiten.
- Bij mixed methods gebruik je zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek.
- Bij kwantitatief onderzoek moet iemand in staat zijn je onderzoek te herhalen.
- Bij kwalitatief onderzoek moet je duidelijk maken hoe je tot je conclusies komt en
moeten die plausibel en je werkwijze transparant zijn. Dit heet de
verifieersbaarheidseis.
1.3
- Onderzoekseenheden zijn de personen, bedrijven, instanties of situaties waarover je
op basis van je onderzoek uitspraken wilt doen.
- Kenmerken zijn de eigenschappen van de eenheden waarover je uitspraken doet op
basis van de onderzoeksresultaten.
- Een datamatrix is een tabel waarin gegevens overzichtelijk zijn weergegeven.
1.1
- Er zijn 3 fasen van een onderzoekstraject: voorbereiding, uitvoeren & analyseren en
rapporteren
- Fase 1, voorbereiding:
- Bij de vertaling van een probleem in een onderzoeksvraag moet je achtereenvolgens
nadenken over de volgende zaken:
1. De probleemstelling
2. De doelstelling
3. De onderzoeksethiek
4. De onderzoeksvraag
- De probleemstelling is de achtergrond waaruit de onderzoeksvraag voortkomt.
- Als een producent aan een onderzoeker vraagt om aan te geven hoe hij zijn
marktaandeel van vergroten, dan is dit geen onderzoeksvraag, maar een
beleidsvraag. Het antwoord op een beleidsvraag is meestal een advies wat je als
instelling of bedrijf moet doen. Onderzoeksvraag geeft inzicht in probleem.
- De doelstelling is het antwoord op de vraag waarom je het onderzoek doet, wat je
ermee wilt bereiken.
- Het doel om met onderzoek alleen kennis te verzamelen is een kenmerk van zuiver
wetenschappelijk onderzoek. Niet noodzakelijk voor oplossing problemen.
- Op wetenschappelijk verantwoorde wijze onderzoek doen betekent dat je op een
verantwoorde en te controleren manier onderzoek doet.
- Bij toegepaste onderzoek verzamel je ook kennis, maar die pas je toe. De verzamelde
kennis moet bijdragen aan de oplossing van een probleem.
- Voordat je een onderzoek doet moet je je afvragen of het ethisch verantwoord is.
Daarvoor moet je de volgende 5 vragen positief kunnen beantwoorden:
1. Doet de respondent vrijwillig mee?
2. Ondervindt de respondent geen negatieve gevolgen van het onderzoek?
3. Legt de onderzoeker goed uit wat hij gaat doen en waarom?
4. Zijn de onderzoeksresultaten minimaal vertrouwelijk, maar het liefst anoniem?
5. Wordt het onderzoek op een betrouwbare en valide manier uitgevoerd?
- De onderzoeksvraag is de vraag waarop het onderzoek antwoord moet geven.
- Onderzoeksvragen zijn niet ‘hoe kan ik… verbeteren? Dat is een doelstelling.
1.2
- Bij een open onderzoeksvraag wil je inzicht krijgen en gaat het om meningen.
- Bij een gesloten onderzoeksvraag gaat het om getallen en feiten.
- Bij mixed methods gebruik je zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek.
- Bij kwantitatief onderzoek moet iemand in staat zijn je onderzoek te herhalen.
- Bij kwalitatief onderzoek moet je duidelijk maken hoe je tot je conclusies komt en
moeten die plausibel en je werkwijze transparant zijn. Dit heet de
verifieersbaarheidseis.
1.3
- Onderzoekseenheden zijn de personen, bedrijven, instanties of situaties waarover je
op basis van je onderzoek uitspraken wilt doen.
- Kenmerken zijn de eigenschappen van de eenheden waarover je uitspraken doet op
basis van de onderzoeksresultaten.
- Een datamatrix is een tabel waarin gegevens overzichtelijk zijn weergegeven.