Wiskunde A
Getal en Ruimte
Hoofdstuk 3, 4, 5
, Hoofdstuk 4
● Om de kans op een gebeurtenis te berekenen, deel je het aantal
gunstige uitkomsten door het aantal mogelijke uitkomsten. Je
gebruikt dan de kansdefinitie van Laplace:
P(G)= aantal gunstige uitkomsten
___________________________
Aantal mogelijke uitkomsten
● Heb je met meer dan 2 experimenten te maken dan bereken je
kansen als volgt:
- Bereken het aantal mogelijke uitkomsten.
- Tel het aantal gunstige uitkomsten door deze systematisch te
noteren en/of handig te tellen.
- Deel het aantal gunstige door het aantal mogelijke
uitkomsten.
● Empirische kansen krijg je door een groot aantal waarnemingen
te gebruiken. Je gebruikt gegevens van eerder proeven.
● Je schat een empirische kans met relatieve frequentie, dat is;
relatieve frequentie; frequentie gebeurtenis
_______________________
totale frequentie
Getal en Ruimte
Hoofdstuk 3, 4, 5
, Hoofdstuk 4
● Om de kans op een gebeurtenis te berekenen, deel je het aantal
gunstige uitkomsten door het aantal mogelijke uitkomsten. Je
gebruikt dan de kansdefinitie van Laplace:
P(G)= aantal gunstige uitkomsten
___________________________
Aantal mogelijke uitkomsten
● Heb je met meer dan 2 experimenten te maken dan bereken je
kansen als volgt:
- Bereken het aantal mogelijke uitkomsten.
- Tel het aantal gunstige uitkomsten door deze systematisch te
noteren en/of handig te tellen.
- Deel het aantal gunstige door het aantal mogelijke
uitkomsten.
● Empirische kansen krijg je door een groot aantal waarnemingen
te gebruiken. Je gebruikt gegevens van eerder proeven.
● Je schat een empirische kans met relatieve frequentie, dat is;
relatieve frequentie; frequentie gebeurtenis
_______________________
totale frequentie