College Hechting en emotionele
ontw.
Baby’s en emoties:
In de vroege ontwikkeling kan met twee belangrijke aspecten onderscheiden
Expressie en Controle
Herkenning en interpretatie
1. Expressie en Controle
Expressie: Het uiten van emotie door jonge baby’s en Controle: Het controleren en
reguleren van emoties.
Hier kan men twee mijlpalen in onderscheiden.
Primaire/ basale emoties (25 – 6 maanden): angst, boosheid, verdriet, verbazing
- De primaire emoties hebben een sterk biologische basis en lijken universeel
voorgeprogrammeerd alle kinderen waar ook ter wereld zie je deze emoties
- Babyonderzoek laat zien dat ouders al vroeg verschillende emoties bij baby’s
kunnen herkennen met name aan de toonhoogte van het huilen.
Secundaire/ complexe emoties (2e of 3e jaar): Verlegenheid, schaamte, schuld, trots
- Bevat de meer complexe, samengestelde emoties, deze emoties vergen al een
aantal ontwikkelingsmijlpalen, met name het zelfbewustzijn (mirror rouche test)
Secundaire zelfbewuste emoties zijn belangrijk voor latere socialisatieproces van kinderen
en emotionele zelfregulering. Al op 3-jarige leeftijd zijn kinderen in staat in complexe emotie
te ervaren en te maskeren bijvoorbeeld door te liegen (Lewis, speelgoed experiment)
2. Herkenning en interpretatie.
Herkenning en interpretaties van emoties bij andere is een belangrijk punt voor de sociale
ontwikkeling van kinderen, mogelijke defecten hierin zoals mindreading zouden kunnen
wijzen op een eventuele ontwikkelingsstoornis zoals ASS.
Social referencing (8 – 10 mnd): Het letten op emotionele reacties in onzekere situaties
en het gebruiken van deze informatie voor de regulering van eigen gevoelens en
gedrag.
- Kinderen raken in staat om steeds beter emoties van andere te interpreteren en
te begrijpen en daarmee hun gedrag af te stemmen. Vooral belangrijk in
onzekere/ nieuwe situaties waarin het niet duidelijk is wat van jou als kind
verwacht wordt.
, Het kunnen begrijpen van emoties van anderen en het afstemmen van je eigen emoties is
een cruciaal voor een goeie emotionele ontwikkeling. De vroege sociale ontwikkeling heeft
twee belangrijke functies: (1) Communicatie en (2) opdoen van kennis (cognitieve ontw).
Bowbly’s hechtingtheorie: grondbeginselen
John Bowbly is een Engelse psychiater en is de grondlegger van de hechtingstheorie
- Bowbly werkte als psychiater in een weeshuis vlak na de WOII, Hij was hiervoor
psychoanalytisch geschoold en was daarom sterk geïnteresseerd in de vroege
ervaringen van kinderen. Deze heeft hij samen met zijn ervaringen en interesse in
de etiologie tot de ontwikkeling van de hechtingstheorie.
Bowbly zag dat het qua middelen het de kinderen aan niks ontbrak (eten, verzorging etc.)
maar het probleem wat hij zag dat er maar weinig verpleegkundige waren op een groot
aantal kinderen. Waardoor er een gebrek aan interactie en stimulans ontstond en zag
hierdoor bij sommige kinderen een apathische/ weinig initiatiefrijke houding ontstaan.
Schreef in reactie hierop ene rapport naar het WHO om de impact van de vroege sociaal
emotionele ontwikkeling bij kinderen te benaderen.
Er zijn verschillende definities te koppelen aan het begrip hechting
John Bowbly (1969): “De sterke affectieve banden die een individu verbinden met een
intieme kameraad.”
- Bowbly stelde dat kinderen in de eerste levensjaren de kans moeten krijgen om
een sterke vertrouwensrelatie op te bouwen met een primaire opvoeder. Lukt
dat volgens hem niet dan loopt het kind een groot risico om problemen in de rest
van zijn leven in het aangaan van relatie met andere (= hechtingstheorie Bowbly)
Leslie Cohen (1974): “Het gezelschap van sommige mensen (attechment objects) is
meer plezierig of geruststellend dan dat van anderen. “
- Voegde aan de theorie van Bowbly nog een element toe en stelde dat het contact
met bepaalde hechtingsfiguren meer plezierig dan contact met andere.
Bowbly was er eerst van overtuigd dat het kind zich moest hechten aan één specifiek
persoon (= Monotropie-hypothese) in die tijd was dit met name de moeder. Zij bracht
normaal gesproken de meeste tijd met het kind door
- Veel onderzoek later heeft laten zien dat deze hypothese niet haalbaar is en
aangetoond dat kinderen zich kunnen hechten aan meerdere personen waar het
intensief contact mee heeft.
- De monotropie hypothese is dus in meerdere onderzoeken verworpen.
Hechting: Opvoeder aan kind
Klaus en Kennel (1976): Hypothese van de sensitieve periode.
- Onderzoek in ziekenhuis bij groep moeders die meteen fysiek contact hadden met
hun baby en een groep moeders die uitgesteld fysiek contact hadden met hun
baby. Deze kinderen hebben ze een jaar lang gevolgd. Kinderen die na de
ontw.
Baby’s en emoties:
In de vroege ontwikkeling kan met twee belangrijke aspecten onderscheiden
Expressie en Controle
Herkenning en interpretatie
1. Expressie en Controle
Expressie: Het uiten van emotie door jonge baby’s en Controle: Het controleren en
reguleren van emoties.
Hier kan men twee mijlpalen in onderscheiden.
Primaire/ basale emoties (25 – 6 maanden): angst, boosheid, verdriet, verbazing
- De primaire emoties hebben een sterk biologische basis en lijken universeel
voorgeprogrammeerd alle kinderen waar ook ter wereld zie je deze emoties
- Babyonderzoek laat zien dat ouders al vroeg verschillende emoties bij baby’s
kunnen herkennen met name aan de toonhoogte van het huilen.
Secundaire/ complexe emoties (2e of 3e jaar): Verlegenheid, schaamte, schuld, trots
- Bevat de meer complexe, samengestelde emoties, deze emoties vergen al een
aantal ontwikkelingsmijlpalen, met name het zelfbewustzijn (mirror rouche test)
Secundaire zelfbewuste emoties zijn belangrijk voor latere socialisatieproces van kinderen
en emotionele zelfregulering. Al op 3-jarige leeftijd zijn kinderen in staat in complexe emotie
te ervaren en te maskeren bijvoorbeeld door te liegen (Lewis, speelgoed experiment)
2. Herkenning en interpretatie.
Herkenning en interpretaties van emoties bij andere is een belangrijk punt voor de sociale
ontwikkeling van kinderen, mogelijke defecten hierin zoals mindreading zouden kunnen
wijzen op een eventuele ontwikkelingsstoornis zoals ASS.
Social referencing (8 – 10 mnd): Het letten op emotionele reacties in onzekere situaties
en het gebruiken van deze informatie voor de regulering van eigen gevoelens en
gedrag.
- Kinderen raken in staat om steeds beter emoties van andere te interpreteren en
te begrijpen en daarmee hun gedrag af te stemmen. Vooral belangrijk in
onzekere/ nieuwe situaties waarin het niet duidelijk is wat van jou als kind
verwacht wordt.
, Het kunnen begrijpen van emoties van anderen en het afstemmen van je eigen emoties is
een cruciaal voor een goeie emotionele ontwikkeling. De vroege sociale ontwikkeling heeft
twee belangrijke functies: (1) Communicatie en (2) opdoen van kennis (cognitieve ontw).
Bowbly’s hechtingtheorie: grondbeginselen
John Bowbly is een Engelse psychiater en is de grondlegger van de hechtingstheorie
- Bowbly werkte als psychiater in een weeshuis vlak na de WOII, Hij was hiervoor
psychoanalytisch geschoold en was daarom sterk geïnteresseerd in de vroege
ervaringen van kinderen. Deze heeft hij samen met zijn ervaringen en interesse in
de etiologie tot de ontwikkeling van de hechtingstheorie.
Bowbly zag dat het qua middelen het de kinderen aan niks ontbrak (eten, verzorging etc.)
maar het probleem wat hij zag dat er maar weinig verpleegkundige waren op een groot
aantal kinderen. Waardoor er een gebrek aan interactie en stimulans ontstond en zag
hierdoor bij sommige kinderen een apathische/ weinig initiatiefrijke houding ontstaan.
Schreef in reactie hierop ene rapport naar het WHO om de impact van de vroege sociaal
emotionele ontwikkeling bij kinderen te benaderen.
Er zijn verschillende definities te koppelen aan het begrip hechting
John Bowbly (1969): “De sterke affectieve banden die een individu verbinden met een
intieme kameraad.”
- Bowbly stelde dat kinderen in de eerste levensjaren de kans moeten krijgen om
een sterke vertrouwensrelatie op te bouwen met een primaire opvoeder. Lukt
dat volgens hem niet dan loopt het kind een groot risico om problemen in de rest
van zijn leven in het aangaan van relatie met andere (= hechtingstheorie Bowbly)
Leslie Cohen (1974): “Het gezelschap van sommige mensen (attechment objects) is
meer plezierig of geruststellend dan dat van anderen. “
- Voegde aan de theorie van Bowbly nog een element toe en stelde dat het contact
met bepaalde hechtingsfiguren meer plezierig dan contact met andere.
Bowbly was er eerst van overtuigd dat het kind zich moest hechten aan één specifiek
persoon (= Monotropie-hypothese) in die tijd was dit met name de moeder. Zij bracht
normaal gesproken de meeste tijd met het kind door
- Veel onderzoek later heeft laten zien dat deze hypothese niet haalbaar is en
aangetoond dat kinderen zich kunnen hechten aan meerdere personen waar het
intensief contact mee heeft.
- De monotropie hypothese is dus in meerdere onderzoeken verworpen.
Hechting: Opvoeder aan kind
Klaus en Kennel (1976): Hypothese van de sensitieve periode.
- Onderzoek in ziekenhuis bij groep moeders die meteen fysiek contact hadden met
hun baby en een groep moeders die uitgesteld fysiek contact hadden met hun
baby. Deze kinderen hebben ze een jaar lang gevolgd. Kinderen die na de
