Begrippen module 1 jaar 1
Sociologie
Transitie: verandering
Rite de passage: overgangsritueel
Sociale differentiatie: wonen werken en ontspannen is gescheiden.
Levensloop: wat er in iemands leven gebeurt.
Pubertijd: Rond twaalfde levensjaar, begin biologische volwassenwoording.
Adolescent: jongvolwassen, onduidelijk tot wanneer.
Liminaliteit: word gebruikt om de overgang naar volwassenwording aan te duiden.
Drie fases naar volwassenheid
Separatie of preliminale fase: de persoon neemt afscheid van de status als kind.
Initiatie of liminale fase: iemand staat op de drempel naar volwassenheid maar heeft deze nog niet
gepasseerd.
Transformatie of postliminale fase: volwassenwording wordt afgerond en vind opname plaats in de
wereld van volwassen mannen en vrouwen.
Hedendaagse kinderen passeren vijf drempels
Biologische drempel: Ontmaagding, menstruatie, natte droom.
Juridische drempel: wanneer is iemand juridische volwassen? (Kiesrecht, drank 18+, arbeidswet)
Sociale drempel: verlaten ouderlijk huis (wonen).
Economische drempel: (werken) in onderhoud kunnen voorzien.
Culturele drempel: (ontspannen) Leefstijl, smaak, levensvisie (kleding, muziek, politiek, geloof)
Heteronomie: afhankelijkheid van andermans keuzen.
Autonomie: Iemand maakt zijn eigen keuzes.
Microsysteem: Omgeving die het kind direct ervaart bijv. familie.
Mesosysteem: onderlinge verbanden tussen de microsystemen waarin iemand actief is.
Premaire deviatie: afwijkend, ongewenst, grensoverschrijdend gedrag.
Deviatie: gedrag dat niet conform is aan een bepaalde norm dat door de maatschappij wordt
geaccepteerd.
1
, Secundaire deviatie: toenemend afwijkend gedrag van een persoon doordat zijn omgeving hem als
bijv. crimineel stigmatiseert.
Selffulfilling prophecy: Iemand neemt genoegen met de identiteit die andere hem toe schrijven, gaat
zich ernaar gedragen.
Selfdefeating prophecy: accepteert het etiket niet en wilt dan je ongelijk bewijzen. Bijv. leerling
wordt lui genoemd en wil het tegendeel bewijzen.
Socialisatie: cultuur wordt overgedragen op nieuwkomers.
Identificatie: je wilt zijn zoals degene die je imiteert.
Identiteitstoeschrijving: hoe anderen je zien, bepaalt hoe je jezelf ziet. Dat effect heeft invloed op
wat je doet en zegt.
Etiketteren: iemand een etiket opplakken. Bij. Zei is een slet.
Symbolisch interactionisme: je ontwikkelt een beeld over jezelf in een voortdurende interactie met
andere mensen.
Rol-taking (mead): de rol van iemand anders innemen.
Internalisering: regels vanuit jezelf volgen. Je gedraagt je uit jezelf zo.
Impression management: als deelnemer in een gesprek probeer je overtuigend over te komen.
Interne dialoog: gesprek aangaan met jezelf, zijn deze standpunten juist?
Vier routes naar volwassenheid
Identiteitsvoltooiing: de drempel naar volwassenheid over, de normale gang van zaken.
Identiteitsverhindering: keuzes worden niet door jezelf gemaakt, worden van buitenaf gemaakt.
Identiteitsverwarring: heeft totaal geen besef van wie hij of zij is.
Identiteitsmoratorium: blijft keuzes uitstellen.
Ladder van waardering: beroepen met veel waardering en veel geld en beroepen met minder
waardering en minder geld.
Precariaat: de onderklasse.
Sociale stratificatie: gaat niet over individu maar over omvangrijke, uit gezinnen families of
huishoudens bestaande groeperingen.
Horizontale sociale mobiliteit: Iemands positie verbeterd of verslechterd niet.
Verticale sociale mobiliteit: sociale positie is wel verandert. Namelijk een duidelijke verbetering of
verslechtering.
Intragenarationeel: sociale mobiliteit van jezelf.
2
Sociologie
Transitie: verandering
Rite de passage: overgangsritueel
Sociale differentiatie: wonen werken en ontspannen is gescheiden.
Levensloop: wat er in iemands leven gebeurt.
Pubertijd: Rond twaalfde levensjaar, begin biologische volwassenwoording.
Adolescent: jongvolwassen, onduidelijk tot wanneer.
Liminaliteit: word gebruikt om de overgang naar volwassenwording aan te duiden.
Drie fases naar volwassenheid
Separatie of preliminale fase: de persoon neemt afscheid van de status als kind.
Initiatie of liminale fase: iemand staat op de drempel naar volwassenheid maar heeft deze nog niet
gepasseerd.
Transformatie of postliminale fase: volwassenwording wordt afgerond en vind opname plaats in de
wereld van volwassen mannen en vrouwen.
Hedendaagse kinderen passeren vijf drempels
Biologische drempel: Ontmaagding, menstruatie, natte droom.
Juridische drempel: wanneer is iemand juridische volwassen? (Kiesrecht, drank 18+, arbeidswet)
Sociale drempel: verlaten ouderlijk huis (wonen).
Economische drempel: (werken) in onderhoud kunnen voorzien.
Culturele drempel: (ontspannen) Leefstijl, smaak, levensvisie (kleding, muziek, politiek, geloof)
Heteronomie: afhankelijkheid van andermans keuzen.
Autonomie: Iemand maakt zijn eigen keuzes.
Microsysteem: Omgeving die het kind direct ervaart bijv. familie.
Mesosysteem: onderlinge verbanden tussen de microsystemen waarin iemand actief is.
Premaire deviatie: afwijkend, ongewenst, grensoverschrijdend gedrag.
Deviatie: gedrag dat niet conform is aan een bepaalde norm dat door de maatschappij wordt
geaccepteerd.
1
, Secundaire deviatie: toenemend afwijkend gedrag van een persoon doordat zijn omgeving hem als
bijv. crimineel stigmatiseert.
Selffulfilling prophecy: Iemand neemt genoegen met de identiteit die andere hem toe schrijven, gaat
zich ernaar gedragen.
Selfdefeating prophecy: accepteert het etiket niet en wilt dan je ongelijk bewijzen. Bijv. leerling
wordt lui genoemd en wil het tegendeel bewijzen.
Socialisatie: cultuur wordt overgedragen op nieuwkomers.
Identificatie: je wilt zijn zoals degene die je imiteert.
Identiteitstoeschrijving: hoe anderen je zien, bepaalt hoe je jezelf ziet. Dat effect heeft invloed op
wat je doet en zegt.
Etiketteren: iemand een etiket opplakken. Bij. Zei is een slet.
Symbolisch interactionisme: je ontwikkelt een beeld over jezelf in een voortdurende interactie met
andere mensen.
Rol-taking (mead): de rol van iemand anders innemen.
Internalisering: regels vanuit jezelf volgen. Je gedraagt je uit jezelf zo.
Impression management: als deelnemer in een gesprek probeer je overtuigend over te komen.
Interne dialoog: gesprek aangaan met jezelf, zijn deze standpunten juist?
Vier routes naar volwassenheid
Identiteitsvoltooiing: de drempel naar volwassenheid over, de normale gang van zaken.
Identiteitsverhindering: keuzes worden niet door jezelf gemaakt, worden van buitenaf gemaakt.
Identiteitsverwarring: heeft totaal geen besef van wie hij of zij is.
Identiteitsmoratorium: blijft keuzes uitstellen.
Ladder van waardering: beroepen met veel waardering en veel geld en beroepen met minder
waardering en minder geld.
Precariaat: de onderklasse.
Sociale stratificatie: gaat niet over individu maar over omvangrijke, uit gezinnen families of
huishoudens bestaande groeperingen.
Horizontale sociale mobiliteit: Iemands positie verbeterd of verslechterd niet.
Verticale sociale mobiliteit: sociale positie is wel verandert. Namelijk een duidelijke verbetering of
verslechtering.
Intragenarationeel: sociale mobiliteit van jezelf.
2