H2 t/m 6 grammatica zinsdelen NL Vwo 2:
Werkwoordelijk gezegde (wg):
- Zegt wat iemand/iets doet.
- Voorbeeld: Jorre / gaat / vanmiddag / een nieuwe koptelefoon / kopen. Wg = gaat
kopen.
Naamwoordelijk gezegde (ng):
- Hetgeen wat iemand/iets is of wordt.
- Bestaat uit een werkwoordelijk deel (ww.deel), bevat alle ww uit de zin waaronder
het (kww) koppelwerkwoord en een naamwoordelijk deel (nw.deel), bevat een bn of
zn dat een eigenschap van het ow geeft, het kww koppelt dit aan het ow.
- Let op: bevat nooit een lv en het ww.deel en nw.deel kunnen los van elkaar staan.
- Zo vind je het ng: bevat het een kww? Zo ja -> doet, is of wordt het ow iets? Zo ja ->
wat + pv + ow + overige ww?
- Voorbeeld: Nova / wil / later / een beroemde pianiste / worden (kww). Wat wil Nova
worden? Een beroemde pianiste. Wil (een beroemde pianiste) worden = ng.
Wanneer is er sprake van een wg en wanneer van een ng?:
Bijvoeglijke bepaling (bijv bp):
- Er is sprake van een bijv bp, wanneer de kern een zn is.
- Kan zowel voor/achter het zn staan.
- Er kunnen meerder bepalingen bij één zn horen.
- Let op: lidwoorden, voornaamwoorden en telwoorden zijn zelf geen bijv bp, maar
kunnen er wel deel van uit maken.
- Zo vind je de bijv bp: noteer alle zinsdelen -> zoek van elk zindeel de kern en bepaal
de woordsoort -> is de kern een zn? Zo ja -> noteer de woorden die er extra info over
geven (de bijv bp).
- Voorbeeld (kern = vetgedrukt & bijv bp onderstreept): De bekende regisseur van
deze thriller / heeft / tot mijn grote verrassing / al eerder / twee heel mooie films /
gemaakt. Dit schrijf je zo op: bijv bep = bekende -> regisseur, van deze thriller ->
regisseur, grote -> verrassing, heel mooie -> film.
Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen:
Werkwoordelijk gezegde (wg):
- Zegt wat iemand/iets doet.
- Voorbeeld: Jorre / gaat / vanmiddag / een nieuwe koptelefoon / kopen. Wg = gaat
kopen.
Naamwoordelijk gezegde (ng):
- Hetgeen wat iemand/iets is of wordt.
- Bestaat uit een werkwoordelijk deel (ww.deel), bevat alle ww uit de zin waaronder
het (kww) koppelwerkwoord en een naamwoordelijk deel (nw.deel), bevat een bn of
zn dat een eigenschap van het ow geeft, het kww koppelt dit aan het ow.
- Let op: bevat nooit een lv en het ww.deel en nw.deel kunnen los van elkaar staan.
- Zo vind je het ng: bevat het een kww? Zo ja -> doet, is of wordt het ow iets? Zo ja ->
wat + pv + ow + overige ww?
- Voorbeeld: Nova / wil / later / een beroemde pianiste / worden (kww). Wat wil Nova
worden? Een beroemde pianiste. Wil (een beroemde pianiste) worden = ng.
Wanneer is er sprake van een wg en wanneer van een ng?:
Bijvoeglijke bepaling (bijv bp):
- Er is sprake van een bijv bp, wanneer de kern een zn is.
- Kan zowel voor/achter het zn staan.
- Er kunnen meerder bepalingen bij één zn horen.
- Let op: lidwoorden, voornaamwoorden en telwoorden zijn zelf geen bijv bp, maar
kunnen er wel deel van uit maken.
- Zo vind je de bijv bp: noteer alle zinsdelen -> zoek van elk zindeel de kern en bepaal
de woordsoort -> is de kern een zn? Zo ja -> noteer de woorden die er extra info over
geven (de bijv bp).
- Voorbeeld (kern = vetgedrukt & bijv bp onderstreept): De bekende regisseur van
deze thriller / heeft / tot mijn grote verrassing / al eerder / twee heel mooie films /
gemaakt. Dit schrijf je zo op: bijv bep = bekende -> regisseur, van deze thriller ->
regisseur, grote -> verrassing, heel mooie -> film.
Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen: