Grondslagen HOOFDSTUK 19
MOHO
Paragraaf 19.1
Het MOHO (Model of Human Occupation) is bedoeld voor elk individu dat een
handelingsprobleem ervaart en biedt een brede en geïntegreerde visie op het menselijk
handelen en handelingsproblemen. Het MOHO beschrijft hoe een persoon dagelijkse
activiteiten kiest, organiseert en uitvoert en besteedt veel aandacht aan de motivatie voor
handelen. Hierbij richt het model zich op de kenmerken van de individu en de
omgevingsfactoren.
De 3 samenhangende componenten , deze componenten reageren op elkaar en op de
omgeving -> zo vormen zij het handelen. De 3
1. Wil (volition)
2. Gewenning (habituation)
3. Uitvoeringsvermogen (performance capacity)
Het model is handelingsgericht doordat het het handelen centraal stelt, het richt zich daarbij
op 3 aspecten;
1) Hoe handelen wordt gemotiveerd, in patronen georganiseerd en uitgevoerd in een
omgeving
2) Wat er gebeurt als er handelingsproblemen ontstaan als gevolg van stoornissen,
ziekte en andere factoren
3) Hoe ergotherapie mensen in staat stelt deel te nemen aan betekenisvolle
handelingen die voldoening geven en hun lichamelijke en emotionele welzijn
bevorderen.
Kenmerken van het model
- Cliënt gecentreerd -> dit komt door de nadruk op het betrekken van het perspectief
en de wensen van de cliënt bij het vormgeven van therapie.
- De keuze, het handelen en de ervaring van de cliënt staan centraal
- Holistisch (kijkend naar het geheel) -> dit door de integratie van lichaam en geest bij
het verklaren en beïnvloeden van motivatie, organisatie en uitvoering van het
handelen.
- Evidence-based
Paragraaf 19.2
Het MOHO richt zich op 3 aspecten van het menselijk handelen
1) De motivatie en keuzes van mensen om dingen te doen die hun leven inhoud geven
2) De patronen in het dagelijks handelen
3) De uitvoering van handelingen en de variatie die mensen daarin tonen
MOHO
Paragraaf 19.1
Het MOHO (Model of Human Occupation) is bedoeld voor elk individu dat een
handelingsprobleem ervaart en biedt een brede en geïntegreerde visie op het menselijk
handelen en handelingsproblemen. Het MOHO beschrijft hoe een persoon dagelijkse
activiteiten kiest, organiseert en uitvoert en besteedt veel aandacht aan de motivatie voor
handelen. Hierbij richt het model zich op de kenmerken van de individu en de
omgevingsfactoren.
De 3 samenhangende componenten , deze componenten reageren op elkaar en op de
omgeving -> zo vormen zij het handelen. De 3
1. Wil (volition)
2. Gewenning (habituation)
3. Uitvoeringsvermogen (performance capacity)
Het model is handelingsgericht doordat het het handelen centraal stelt, het richt zich daarbij
op 3 aspecten;
1) Hoe handelen wordt gemotiveerd, in patronen georganiseerd en uitgevoerd in een
omgeving
2) Wat er gebeurt als er handelingsproblemen ontstaan als gevolg van stoornissen,
ziekte en andere factoren
3) Hoe ergotherapie mensen in staat stelt deel te nemen aan betekenisvolle
handelingen die voldoening geven en hun lichamelijke en emotionele welzijn
bevorderen.
Kenmerken van het model
- Cliënt gecentreerd -> dit komt door de nadruk op het betrekken van het perspectief
en de wensen van de cliënt bij het vormgeven van therapie.
- De keuze, het handelen en de ervaring van de cliënt staan centraal
- Holistisch (kijkend naar het geheel) -> dit door de integratie van lichaam en geest bij
het verklaren en beïnvloeden van motivatie, organisatie en uitvoering van het
handelen.
- Evidence-based
Paragraaf 19.2
Het MOHO richt zich op 3 aspecten van het menselijk handelen
1) De motivatie en keuzes van mensen om dingen te doen die hun leven inhoud geven
2) De patronen in het dagelijks handelen
3) De uitvoering van handelingen en de variatie die mensen daarin tonen