1.1 Beschrijving van de belangrijke personen in het strafrecht
1. De rechter -> heeft de taak om te beslissen of de OvJ met wettig en overtuigend bewijs
heeft aangetoond dat de verdachte het ten laste gelegde feit gepleegd en of hij daarvoor
gestraft moet worden.
2. OvJ -> opsporingsambtenaar. Leidt het vooronderzoek en beslist of de zaak wordt
voorgelegd.
3. Rechter-commissaris -> houdt toezicht op een zorgvuldige gang van zaken tijdens het
vooronderzoek. Hij bewaakt dat alles volgens de wettelijke regels verloopt en dat het
onderzoek evenwichtig is.
4. Advocaat/ Raadsman -> de advocaat behartigd de belangen van zijn cliënt in het
strafproces. De advocaat is nodig om een goed evenwicht te behouden tussen de cliënt
en de politie (OvJ).
5. Slachtoffer -> is gewond geraakt/ is leed aangedaan.
6. Verdachte -> de verdachte is degene tegen wie de vervolging is gericht.
7. Getuige -> heeft een bepaald feit gezien of meegemaakt. Moet vaak een verklaring
afgeven van wat hij heeft gezien of gehoord.
8. Bureau Slachtofferhulp -> slachtofferhulp helpt slachtoffers van misdrijven,
verkeersongelukken en calamiteiten. Zij bieden emotionele steun, ondersteuning in het
strafproces en hulp bij het krijgen van schadevergoeding.
9. Reclassering -> deze instelling biedt hulp aan verdachten die langer dan 6 uur worden
vastgehouden. Legt contact met de familie.
10. Jeugdreclassering -> heeft de taak om hulp en steun te bieden. De nazorg is erop gericht
om de jongere weer zijn gewone leven op te laten pakken en ervoor te zorgen dat niet
dezelfde fouten worden gemaakt.
1.2 Beschrijving van materieel strafrecht en formeel strafrecht
- Materieel strafrecht -> bestaat uit strafbepalingen en de straffen en maatregelen die kunnen
worden opgelegd (Sr).
- Formeel strafrecht -> beschrijft op welke wijze het materieel strafrecht wordt gehandhaafd
(Sv).
1.3 Beschrijving belangrijkste rechtsbronnen van het strafrecht en het strafprocesrecht
- Sr: Wetboek van Strafrecht
- Sv: Wetboek van Strafvordering
- Bijzondere wetten (Wegenverkeerswet, Wet Economische Delicten, Opiumwet en Wet
Wapens en Munitie)
- Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB), regels gemaakt door de regering
- Verordeningen (Gemeente en Provincie)
- Jurisprudentie
- Internationale Verdragen
1.4 Beschrijving van de doelen van het strafrecht
1. Vergelding -> straffen van de dader om hem pijn toe te brengen, omdat hij zelf ook pijn heeft
aangericht.
2. Algemene preventie -> proberen te zorgen dat men dit strafbaar feit niet zal gaan plegen.
3. Bijzonder preventie -> proberen te zorgen dat deze dader geen strafbare feiten meer pleegt.
4. Resocialisatie -> proberen de dader in de maatschappij terug te brengen.
, 1.5 Beschrijving van de strafbepalingen
- Delictsomschrijving -> beschrijft het verboden gedrag (enig goed, wederrechtelijk)
- Kwalificatie -> juridische naam voor het verboden gedrag
- Sanctienorm -> de maximum straf
1.6 Beschrijving van de kenmerken van een misdrijf en een overtreding
Misdrijven Overtredingen
Zwaardere strafbare feiten Lichtere strafbare feiten
Poging tot misdrijf is strafbaar Poging tot overtreding is niet strafbaar
Medeplichtigheid aan misdrijf is strafbaar Medeplichtigheid aan overtreding is niet
strafbaar
Je krijgt een strafblad Geen strafblad
Gevangenisstraf Hechtenis
Zaak wordt voorgelegd aan strafkamer van Zaak wordt voorgelegd aan de
de rechtbank kantonrechter
1.7 Vaststelling absolute bevoegde strafrechter
- Absoluut bevoegd wil zeggen dat de rechters alle zaken mogen behandelen (overtredingen
en misdrijven). Dit is in de meervoudige kamer.
1.8 Vaststelling relatieve bevoegde strafrecht
- Relatief bevoegd wil zeggen dat de rechter relatief eenvoudige misdrijven behandeld of
overtredingen.
- Eenvoudige misdrijven worden behandeld door de politierechter
- Overtredingen worden behandeld door de kantonrechter
1.9 Beschrijving de reikwijdte van het strafrecht
- Legaliteitsbeginsel -> Alles wat de overheid doet moet gebaseerd zijn op de wet. Nieuwe
wetten mogen niet met terugwerkende kracht worden toegepast. Art. 1 Sr.
- Territorialiteitsbeginsel -> De Nederlandse strafwet is van toepassing als iedereen die in
Nederland (aan boord van een Nederlands schip of vliegtuig vlagbeginsel) een strafbaar feit
pleegt. Art. 2/3 Sr.
- Universaliteitsbeginsel -> Beschermt de internationale belangen door wie dan ook en waar
dan ook geschonden. Art. 4 Sr.
- Personaliteitsbeginsel -> De Nederlandse strafwet is van toepassing op iedere Nederlander,
die buiten NL bepaalde feiten heeft begaan. Art. 5 Sr.
1.10 Beschrijving om bestraft te worden voor het plegen van een strafbaar feit/ delict
1. Menselijke gedraging (strafbaar handelen)
2. Delictsomschrijving (vallen onder een wettelijke strafbepaling)
3. Wederrechtelijk -> handelingen die in strijd zijn met de wet
4. Schuld -> dader moet verwijtbaar zijn