Biologie samenvatting Hoofdstuk 6
Mens en Milieu
Bassistof 1: de relatie mens en milieu
Alle organismes worden beïnvloed door het milieu (leefomgeving) en zijn afhankelijk van de
biodiversiteit (hoeveelheid verschillende soorten binnen een ecosysteem)
Ecosysteemdiensten zijn de diensten en producten die ecosystemen aan mensen geven, je kan deze
indelen in 3 categorieën.
1. Productiediensten: het leveren van een product (water, voedsel)
2. Culturele diensten: gelegenheid geven tot o.a. recreatie
3. Regulerende diensten: dienst die iets anders ondersteund: kringloop van nutriënten, enz.
Mensen tasten het milieu aan op positieve als negatieve manieren. Je hebt:
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
Vervuiling: Uitputting: Aantasting:
Stoffen toe voegen aan het Stoffen onttrekken uit het Het ernstig veranderen van
milieu milieu het milieu.
Maar de mensen kunnen ook een positieve invloed hebben op het milieu, door verstoring kan er o.a.
variatie ontstaan in de bodem. Daarnaast hebben ook natuurlijke bronnen invloed, denk aan
overstromingen of bosbranden.
Als onze vooruitgangen niet ten koste gaat van iets in de toekomst (generaties) of de natuur is er
sprake van duurzame ontwikkeling. Duurzame producties passen namelijk in een
kringloopeconomie (circulair economie) een economisch en industrieel systeem, hier worden
grondstoffen niet uitgeput en reststoffen hergebruikt.
Het tegenovergestelde is een lineair economie: grondstoffen worden uitgeput en na gebruik wordt
het afval in de natuur gestort.
Een oorzaak van de milieuproblemen is dat de wereldbevolking enorm is toegenomen, waardoor de
bevolkingsdruk (verhouding tussen het aantal mensen in een gebied en de beschikbare bronnen) te
hoog is.
Ook zijn de mensen anders gaan leven. De uitstoot van verbrandingsgassen zijn enorm gestegen. Dit
is schadelijk voor het milieu.
Door deze factoren verandert de landbouw en het landschap.
, 2. kringlopen
Koolstofkringloop is de kringloop die beschrijft wat er met koolstof gebeurt. Autotrofe soorten
gebruiken CO^2 om glucose te vormen (C6H12O6) dit proces heet koolstofassimiliatie. (Omzetten
van koolstof in organische stoffen)
Autotrofe soorten verbruiken glucose door dissimilatie (het omzetten van organische stoffen
(glucose) naar anorganische stoffen (zuurstof, CO2) dit komt weer in de lucht.
Wanneer organische stoffen deels afgebroken worden door anaerobe bacteriën, ontstaan fossiele
brandstoffen.
Stikstofassimilatie:
Stikstof (N) komt voor in de lucht als gas en in de grond als ammoniumionen, nitrietionen en
nitraationen.
Planten kunnen geen stikstof uit de lucht opnemen maar wel uit de grond. Hiermee vormen ze
organische stoffen: dit proces heet stikstofassimilatie.
Deze planten worden gegeten en (een deel van) de eiwitten worden afgebroken, hierbij komt
ammoniak vrij. Dit wordt uitgescheden met de urine.
De eiwitten in detritus (afval resten dood dier) en de afbraakproducten van eiwitten in de urine
worden opgenomen en er ontstaat ammoniak d.m.v. dissimilatie, dit heet ammonificatie
Dan wordt het in de bodem omgezet tot ammoniumionen en die worden door nitrietbacteriën
omgezet in nitraationen en die worden door nitraatbacteriën in nitraationen. Deze stoffen kunnen
wel door planten opgenomen worden.
Het omzetten van ammonium en zuurstof omzetten in nitriet en vervolgens m.b.v. zuurstof in nitraat
heet nitrificatie.
Het afbreken van organische stoffen met behulp van nitraationen is denitrificatie.
Planten kunnen niet de stikstof uit de lucht opnemen, dit komt in de grond door bacteriën die de
moleculen splitsen (N2 -> N), verbinden aan waterstofatomen en hierdoor ontstaat er ammoniak:
stikstofbindingen.
Dit kan weer gebruikt worden in de hierboven beschreven processen.
3. Voedselproductie
Planten nemen water en ionen op uit de bodem. Ionen zijn mineralen die planten gebruiken als
voeding. Door de oogst van gewassen en uitspoeling (mineralen zakken de grond in door regenval)
verdwijnen mineralen uit de bodem.
Door bemesting voegen boeren deze mineralen weer toe. Kunstmest bestaat uit stikstofhoudende
mineralen, terwijl stalmest bestaat uit uitscheidingen van de dieren, reducenten in de bodem breken
dit af en er komen mineralen vrij.
Mens en Milieu
Bassistof 1: de relatie mens en milieu
Alle organismes worden beïnvloed door het milieu (leefomgeving) en zijn afhankelijk van de
biodiversiteit (hoeveelheid verschillende soorten binnen een ecosysteem)
Ecosysteemdiensten zijn de diensten en producten die ecosystemen aan mensen geven, je kan deze
indelen in 3 categorieën.
1. Productiediensten: het leveren van een product (water, voedsel)
2. Culturele diensten: gelegenheid geven tot o.a. recreatie
3. Regulerende diensten: dienst die iets anders ondersteund: kringloop van nutriënten, enz.
Mensen tasten het milieu aan op positieve als negatieve manieren. Je hebt:
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
Vervuiling: Uitputting: Aantasting:
Stoffen toe voegen aan het Stoffen onttrekken uit het Het ernstig veranderen van
milieu milieu het milieu.
Maar de mensen kunnen ook een positieve invloed hebben op het milieu, door verstoring kan er o.a.
variatie ontstaan in de bodem. Daarnaast hebben ook natuurlijke bronnen invloed, denk aan
overstromingen of bosbranden.
Als onze vooruitgangen niet ten koste gaat van iets in de toekomst (generaties) of de natuur is er
sprake van duurzame ontwikkeling. Duurzame producties passen namelijk in een
kringloopeconomie (circulair economie) een economisch en industrieel systeem, hier worden
grondstoffen niet uitgeput en reststoffen hergebruikt.
Het tegenovergestelde is een lineair economie: grondstoffen worden uitgeput en na gebruik wordt
het afval in de natuur gestort.
Een oorzaak van de milieuproblemen is dat de wereldbevolking enorm is toegenomen, waardoor de
bevolkingsdruk (verhouding tussen het aantal mensen in een gebied en de beschikbare bronnen) te
hoog is.
Ook zijn de mensen anders gaan leven. De uitstoot van verbrandingsgassen zijn enorm gestegen. Dit
is schadelijk voor het milieu.
Door deze factoren verandert de landbouw en het landschap.
, 2. kringlopen
Koolstofkringloop is de kringloop die beschrijft wat er met koolstof gebeurt. Autotrofe soorten
gebruiken CO^2 om glucose te vormen (C6H12O6) dit proces heet koolstofassimiliatie. (Omzetten
van koolstof in organische stoffen)
Autotrofe soorten verbruiken glucose door dissimilatie (het omzetten van organische stoffen
(glucose) naar anorganische stoffen (zuurstof, CO2) dit komt weer in de lucht.
Wanneer organische stoffen deels afgebroken worden door anaerobe bacteriën, ontstaan fossiele
brandstoffen.
Stikstofassimilatie:
Stikstof (N) komt voor in de lucht als gas en in de grond als ammoniumionen, nitrietionen en
nitraationen.
Planten kunnen geen stikstof uit de lucht opnemen maar wel uit de grond. Hiermee vormen ze
organische stoffen: dit proces heet stikstofassimilatie.
Deze planten worden gegeten en (een deel van) de eiwitten worden afgebroken, hierbij komt
ammoniak vrij. Dit wordt uitgescheden met de urine.
De eiwitten in detritus (afval resten dood dier) en de afbraakproducten van eiwitten in de urine
worden opgenomen en er ontstaat ammoniak d.m.v. dissimilatie, dit heet ammonificatie
Dan wordt het in de bodem omgezet tot ammoniumionen en die worden door nitrietbacteriën
omgezet in nitraationen en die worden door nitraatbacteriën in nitraationen. Deze stoffen kunnen
wel door planten opgenomen worden.
Het omzetten van ammonium en zuurstof omzetten in nitriet en vervolgens m.b.v. zuurstof in nitraat
heet nitrificatie.
Het afbreken van organische stoffen met behulp van nitraationen is denitrificatie.
Planten kunnen niet de stikstof uit de lucht opnemen, dit komt in de grond door bacteriën die de
moleculen splitsen (N2 -> N), verbinden aan waterstofatomen en hierdoor ontstaat er ammoniak:
stikstofbindingen.
Dit kan weer gebruikt worden in de hierboven beschreven processen.
3. Voedselproductie
Planten nemen water en ionen op uit de bodem. Ionen zijn mineralen die planten gebruiken als
voeding. Door de oogst van gewassen en uitspoeling (mineralen zakken de grond in door regenval)
verdwijnen mineralen uit de bodem.
Door bemesting voegen boeren deze mineralen weer toe. Kunstmest bestaat uit stikstofhoudende
mineralen, terwijl stalmest bestaat uit uitscheidingen van de dieren, reducenten in de bodem breken
dit af en er komen mineralen vrij.
