Eliminatie is het verwijderen van stoffen uit het lichaam die niet in het bloed zijn
geweest.
Uitscheiding of excretie: Stoffen geproduceerd door het lichaam. Schadelijke stoffen
worden uitgescheiden via de urine.
Functie nieren: Samenstelling en volume van bloed constant te houden.
De nieren regelen:
Waterhuishouding dus bloeddruk.
Zouthuishouding dus bloeddruk.
Aanmaak hormonen.
Uitscheiding stofwisselingsproducten (ureum en
urinezuur).
Uitscheiding lichaamsvreemde stoffen
(medicatie).
Invloed op productie erythrocyten (rode
bloedcellen).
Regeling ph.
Vochtbalans en bloeddruk regulatie en vitamine
D-stofwisseling.
Ligging nieren:
Retroperitoneaal (achter buikvlies).
Links ligt hoger dan rechts (vanwege druk van lever).
De buitenkant van de nieren bestaan uit een glad bruin kapsel met een vetkapsel. Dit
vet doet dienst als steun en vangt trillingen op steunvet.
Bijnieren erbovenop.
Bloedaanvoer nieren:
Aorta: Aanvoer.
Onderste holle ader: Afvoer.
1,2 liter per minuut.
1700 liter bloed per 24 uur (etmaal). Zorgt voor
een optimale filterwerking.
Bouw van de nieren macroniveau buiten naar binnen:
Nierkapsel.
Nierschors/cortex; bevat nierlichaampjes.
Niermerg/medulla; bevat lissen van Henle en
verzamelbuizen.
Nierbekken/pelvis/pyelum; bestaat uit een aantal
nierkelken.
Nierkelkjes (afvoerstukjes van merg).
Ureter (buis waarin opgevangen urine naar de blaas gaat).
Bouw nieren microscopisch niveau:
1