Kennistoets Bewegingsonderwijs (OTF1-DLBKM-18)
Toetsingsinformatie
Van den Berg, T. (2012). Bewegingsonderwijs in het speellokaal (3e druk).
Amsterdam: Amsterdam University Press,
Deel 1:
2.3 Bewegingsthemas 16-19
- Typeert verschillende activiteiten vanuit een overkoepeld kenmerk en uitdaging tot
beweging
- Bijv: ballon hooghouden en bal overtikken (overkoepelend: controle over een voorwerp)
- Heeft een samenhang: Bij de kleuters leggen we de basis voor latere sporten
- Belangrijk om aansluiting te blijven vinden bij veranderende belangstelling en mogelijkheden
van kinderen: bedienen op eigen niveau
- Veelzijdigheid en continuïteit in de ontwikkeling van bewegingsgedrag nastreven.
Thema Uitdaging
Springen Vergroten van zweefmoment
(verder/hoger)
Balanceren Nog net het evenwicht kunnen
bewaren
Klimmen Zoeken naar voldoende
steunpunten
Mikken Vaker raken van het doel
Jongleren Controle over voorwerp doen
toenemen
Glijden Meer snelheid krijgen
Rijden Beheersen van snelheid
richting balans
Bewegen op muziek Beweging anapasen aan
muziekale kenmerken zoals
tempo, ritme, accenten
Tikspelen De loper/tikker te vlug afzijn
Over de kop gaan Controle krijgen over
draaibeweging
doelspelen Vaker scoren/de bal stoppen
Stoeien Omgaan met toenemend
lichamelijk cotnact om zo de
tegenspeler uit balans te
brengen
Zwaaien Zwaai in stand houden en
vergroten
Acrobatiek Langer de balans handhaven,
, nieuwe vormen proberen
2.4 Organisatievormen p. 19-23
Klassikaal werken
+ -
- Overzichtelijk voor de docent - Differentiatie is beperkt mogelijk
- Voor instructiedoeleinden is het - Weinig eigen initiatieven van kinderen,
efficiënt leren niet niet zelfstandig te werken
- Duidelijk voor kinderen - Sommige activiteiten vallen af
- Gezamenlijke sfeer - Soms lanchere wachttijden
- Meestal weinig voorbereiding - Gerichte variatie van activiteiten
- Wie iets niet goed deot valt er op
- Individuele begeleiding is er vaak voor
iemand die opvalt.
Instructie:
1) Laat de activiteit zien
2) De activiteit met een grotere groep spelen
3) De activiteit in kleine groepjes spelen
Vrij werken (kinderen kiezen zelf)
+ -
Eenvoudige organisatie, binnen afspraken en regels Moeilijk te begeleiden
Kinderen zijn gemotiveerd, want kunnen hun voorkeur volgen Weinig instructiemomenten
Kinderen nemen zelf initiatieven, kunnen experimenteren Kinderen blijven soms hangen in wat bekend is
Kinderen leren ook van elkaar verleggen hun grenzen niet
Aanbod van activiteiten kan goed gevarieerd worden Sommige kinderen kiezen vluchtig of eenzijdig
De leerkracht heeft gelegenheid voor observeren en begeleiden Een methodische opbouw vanuit de
bewegingsthema’s is moeilijk te reserveren
Klaarzetten van veel activiteiten kost veel tijd
Toetsingsinformatie
Van den Berg, T. (2012). Bewegingsonderwijs in het speellokaal (3e druk).
Amsterdam: Amsterdam University Press,
Deel 1:
2.3 Bewegingsthemas 16-19
- Typeert verschillende activiteiten vanuit een overkoepeld kenmerk en uitdaging tot
beweging
- Bijv: ballon hooghouden en bal overtikken (overkoepelend: controle over een voorwerp)
- Heeft een samenhang: Bij de kleuters leggen we de basis voor latere sporten
- Belangrijk om aansluiting te blijven vinden bij veranderende belangstelling en mogelijkheden
van kinderen: bedienen op eigen niveau
- Veelzijdigheid en continuïteit in de ontwikkeling van bewegingsgedrag nastreven.
Thema Uitdaging
Springen Vergroten van zweefmoment
(verder/hoger)
Balanceren Nog net het evenwicht kunnen
bewaren
Klimmen Zoeken naar voldoende
steunpunten
Mikken Vaker raken van het doel
Jongleren Controle over voorwerp doen
toenemen
Glijden Meer snelheid krijgen
Rijden Beheersen van snelheid
richting balans
Bewegen op muziek Beweging anapasen aan
muziekale kenmerken zoals
tempo, ritme, accenten
Tikspelen De loper/tikker te vlug afzijn
Over de kop gaan Controle krijgen over
draaibeweging
doelspelen Vaker scoren/de bal stoppen
Stoeien Omgaan met toenemend
lichamelijk cotnact om zo de
tegenspeler uit balans te
brengen
Zwaaien Zwaai in stand houden en
vergroten
Acrobatiek Langer de balans handhaven,
, nieuwe vormen proberen
2.4 Organisatievormen p. 19-23
Klassikaal werken
+ -
- Overzichtelijk voor de docent - Differentiatie is beperkt mogelijk
- Voor instructiedoeleinden is het - Weinig eigen initiatieven van kinderen,
efficiënt leren niet niet zelfstandig te werken
- Duidelijk voor kinderen - Sommige activiteiten vallen af
- Gezamenlijke sfeer - Soms lanchere wachttijden
- Meestal weinig voorbereiding - Gerichte variatie van activiteiten
- Wie iets niet goed deot valt er op
- Individuele begeleiding is er vaak voor
iemand die opvalt.
Instructie:
1) Laat de activiteit zien
2) De activiteit met een grotere groep spelen
3) De activiteit in kleine groepjes spelen
Vrij werken (kinderen kiezen zelf)
+ -
Eenvoudige organisatie, binnen afspraken en regels Moeilijk te begeleiden
Kinderen zijn gemotiveerd, want kunnen hun voorkeur volgen Weinig instructiemomenten
Kinderen nemen zelf initiatieven, kunnen experimenteren Kinderen blijven soms hangen in wat bekend is
Kinderen leren ook van elkaar verleggen hun grenzen niet
Aanbod van activiteiten kan goed gevarieerd worden Sommige kinderen kiezen vluchtig of eenzijdig
De leerkracht heeft gelegenheid voor observeren en begeleiden Een methodische opbouw vanuit de
bewegingsthema’s is moeilijk te reserveren
Klaarzetten van veel activiteiten kost veel tijd
