samenvatting personen met verstandelijke beperking

Zorgvrager met
verstandelijke
beperking
 Mentale retardatie, zwakzinnigheid, intellectuele stoornis
 Verstandelijke vermogens zich niet met normale snelheid ontwikkelen

1.Oorzaken
Erfelijk, aangeboren en een niet aangeboren hersenletsel

In sommige gevallen is oorzaak nog niet achterhaald

Vaak voorkomend is te weinig zuurstof tijdens of na geboorte

2.Vormen
 Retardatie kan lacunair zijn
 Aangeboren: syndroom van Down of trisomie 21
 Retardatie kan samengaan met veel andere aandoeningen zoals ADHD, autisme
 Genetische bepaald aandoeningen kan gepaard gaan met verstandelijke handicap
 Prader- Willi
 Stofwisselingsziekten zoals: San Flippo

3.Verstandelijke handicap volgens DSM
 Ernst vergelijken met leeftijdsgebonden ontwikkelingsniveau
 Nagaan van niveau van ontwikkeling  geen of licht tot volledige ondersteuning
 Diagnostic and statistical manual of mental disorders

Lichte verstandelijke beperking: IQ 50-70 – mentale leeftijd tussen 7-11 jaar  debiliteit of debilitas

Matige verstandelijke beperking: IQ van 35-50 – niet hoger dan mentale leeftijd van 7 jaar

Ernstige verstandelijke beperking: IQ van 20-35 – minimaal communicatief gedrag – zwakke
motorische ontwikkeling

Diepe verstandelijke beperking

 IQ minder dan 20 – idiotie
 Behoefte structurerende omgeving, zintuigelijke stimulering en voortdurend toezicht




1

, 4.Genuanceerde benadering van Timmers-
Huigens en patronen van Gordon
 In hoeverre is verstandelijke ontwikkelingsniveau bepalend voor gedrag dat iemand vertoont en
de behoefte die iemand heeft
 Iemand kan een verstandelijke leeftijd van 6 hebben maar lichamelijk wel leeftijdsgebonden
zitten
 Lichamelijk niveau en emotioneel spelen ook mee met verstandelijke  kunnen alle 3 andere
leeftijd hebben

Theorie

 Aanvulling op DSM
 Ervaringsordening  bepaalde manieren om ervaringen te ordenen
 In kwetsbare situaties heeft mens nood aan meer basale vormen van ordening

4.1. 4 ordeningswijzen
Lichaamsgebonden

 Veiligheid en houvast
 Wereld is beperkt tot het hier en nu
 Ervaringen worden vertrouwd
 Paiget is hier uitgangspunt
 Bij systematisch gebeuren is er tekort aan basale veiligheid

Associatieve ordening

 Herkennen van patronen
 Vaste volgorde van dingen
 Behoefte aan structuur

Structurerend ordenen

 Vaststaande structuur kan variëren
 Structuur is geordend maar kan iets in die situatie veranderen

Vormgevend ordening

 Omgeving zelf bepalen

Conclusie

 Verschil tussen kunnen en aankunnen
 Manieren van ervaringsordering zijn zichtbaar in natuurlijke situaties
 Sociaal – emotioneel niveau  welke eisen kan ik stellen




2