Samenvatting
Bedrijfseconomische analyses
Noordhoff Uitgevers
Tjeu Blommaert & Jos Blommaert
8e druk
Hoofdstuk 1 t/m 12
Geschreven door Elisa Bertels
2021
Samenvatting geschreven door 2021
, Hoofdstuk 1:
Inleiding:
Economische aspecten: betrekking op afwegingsprocessen, die elk mens doorloopt bij het streven
naar welvaart optimalisatie.
Welvaart: wordt bepaald door de mate waarin een mens materiële en immateriële behoeften kan
bevredigen.
Bedrijfseconomie: probeert verschijnselen in en rondom bedrijven te verklaren of zelfs te
voorspellen.
Macro-economie: bij elkaar opgetelde effecten van producten, consumenten en goederen (nationaal
inkomen).
1.1 Bedrijven nader bezien
Bedrijfshuishouding: bedrijf; financieel-economisch zelfstandige productieorganisatie
Produceren: in economische zin is het combineren van productiemiddelen tot hogere waarde. Aan
de verkregen combinatie of output wordt meer waarde toegekend dan aan de hiervoor opgeofferde
productiemiddelen of input.
Winst: het overschot van verkoopopbrengsten boven de productiekosten.
Productieorganisatie: organisatie; coalitie van personen die met gebruikmaking van
productiemiddelen een bepaald doel nastreeft door deelname aan het maatschappelijk
productieproces. Bestaande uit profitorganisaties & non-profitorganisaties en maatschappelijke
ondernemingen (ertussenin).
Ondernemingen: profitorganisaties die:
- streven naar continuïteit
- onzekerheid aanvaarden
Management: leiding van een onderneming. Beoordeeld op de bereikte resultaten.
Consumptiehuishoudingen: staan tegenover productiehuishoudingen. Gezinnen die kopen.
Gezinnen stellen arbeid en vermogen ter beschikking.
Economische kringloop: tussen consumptie huishoudens en productie huishoudens
Effectiviteit: mate waarin een organisatie in staat is haar doelstellingen te realiseren.
Aspiratieniveau: minimaal wenselijk en maximaal aanvaardbare gedachte niveaus van variabelen
(klanttevredenheid, milieu, etc.)
Operationele doelstellingen: achteraf kan worden gemeten in welke maten die doelstelling bereikt is
(een minimale rentabiliteit van 15%).
Economisch principe: voor een bepaalde hoeveelheid output zo weinig mogelijk productiemiddelen
inzetten.
Efficiënte productie: met de ingezette productiemiddelen zo veel mogelijk output verkrijgen.
Huishouding: organisatie waarin het economisch principe als leidraad voor de ontplooide activiteiten
fungeert.
Participanten: proberen door deelname aan het productieproces hun persoonlijke belangen te
behartigen.
The holistic concept op the firm: het gedrag van het geheel, de organisatie, wordt 1 op 1
doorgetrokken naar de organisatieonderdelen, de belangengroeperingen.
The behavioral concept of the firm: visie waarbij een organisatie wordt gezien als een geheel dat
opgebouwd is uit participanten groeperingen.
Omzet: de van afnemers ontvangen bedragen.
Winst: verteerbaar inkomen: overschot van opbrengsten boven kosten. Wordt zichtbaar in een
toeneming van het eigen vermogen.
Productiemiddelen: natuur, arbeid en kapitaal
Balans: de door een bedrijf opgebouwde kapitaalpositie weergeven in een balans.
Debetzijde: hier staat het kapitaal (activa) van de onderneming (voorraden, grond- en hulpstoffen,
machines, gebouwen, debiteuren, liquide middelen).
Samenvatting geschreven door 2021
, Creditzijde: hier staat hoe het desbetreffende kapitaal is gefinancierd (hoeveel en welk vermogen is
aangetrokken).
Eigen vermogen: bedrag dat naar verwachting voor de eigenaar vrij komt uit de onderneming na
verkoop van alle activa en dus na verkoop van het bedrijf aan derden.
Goodwill: wanneer het overnemende bedrijf een rendementseis stelt van 15% terwijl het over te
nemen bedrijf jaarlijks 20% rendement maakt, wil de verkoper méér betalen voor de intrinsieke
waarde.
Going concern: een bedrijf zet zijn bestaande activiteiten voort.
Winst: toeneming van het eigen vermogen kan aan de onderneming toegeschreven worden zonder
dat de continuïteit van de onderneming als inkomensbron op de langere termijn schaadt.
Resultatenrekening: informatie inzake de opbouw van de eigen vermogensaanwas. Ook verlies- en
winstrekening genoemd. Hier staan GEEN tijdstip grootheden, maar tijdvak grootheden.
Jaarrekening: balans, resultatenrekening & toelichting. Periode tussen beginbalans en eindbalans is
1 jaar.
Boekhouden: financiële gegevensverwerking en informatievoorziening. Minder ruim dan
administratie. Controlefunctie. Uitsluitend ex post-gegevens. Registreren.
Management-echelons:
1. Strategisch management (topmanagement): bepaalt het toekomstige beleid van de
organisatie. Identificeren van critical succes factors.
2. Tactisch management (middle management): beslissingen met een reikwijdte van 1 jaar.
De opzet van een beslissingsondersteunend geautomatiseerd system of decision support.
3. Operationeel management (lager management): coördineert relatief concrete alledaagse
zaken.
Administratieve organisatie: stemt de gegevensverwerking af op de besluitvorming in de
organisatie.
Bestuurlijke informatiekunde: conceptuele (tactische en strategische) zaken.
Accounting: verantwoordingsfunctie + control van bedrijfsprocessen + beslissing voorbereiding.
Accounting is ruimer dan boekhouding, maar beperkter dan administreren.
Management accounting: informatievoorziening ten behoeve van het management.
Financial accounting: financieel-economische informatievoorziening ten behoeve van externe
belanghebbende.
1.2 Ondernemingsmodellen
Ondernemingsmodellen:
1. Het bezitsmodel: eigendom en leiding bevinden zich in één hand: die van de eigenaar.
(eenmanszaak, maatschap, etc.) management by walking around. Informeel
informatiesysteem.
2. Het klassieke of gesloten model: middelgrote onderneming (bv). De informatievoorziening
is in hoofdzaak voor intern gebruik bestemd. Formeel informatiesysteem.
3. Het moderne of open model: scheiding tussen leiding en eigendom. Eigenaren zijn de
aandeelhouders. Het management fungeert als agent. Externe financiële
informatievoorziening even belangrijk als de interne financieel-economische
informatievoorziening.
1.3 Bedrijfseconomisch onderzoek: enkele methodologische opmerkingen.
Empirische methode: inductieve methode. regelmaat in waargenomen verschijnselen. Tot een
algemene uitspraak komen.
Deductieve methode: van veronderstellingen naar logisch onvermijdelijke conclusies komen.
Normatieve standpunten.
Behavioral accounting: gedragswetenschappelijke aspecten van de bedrijfseconomie.
Samenvatting geschreven door 2021
Bedrijfseconomische analyses
Noordhoff Uitgevers
Tjeu Blommaert & Jos Blommaert
8e druk
Hoofdstuk 1 t/m 12
Geschreven door Elisa Bertels
2021
Samenvatting geschreven door 2021
, Hoofdstuk 1:
Inleiding:
Economische aspecten: betrekking op afwegingsprocessen, die elk mens doorloopt bij het streven
naar welvaart optimalisatie.
Welvaart: wordt bepaald door de mate waarin een mens materiële en immateriële behoeften kan
bevredigen.
Bedrijfseconomie: probeert verschijnselen in en rondom bedrijven te verklaren of zelfs te
voorspellen.
Macro-economie: bij elkaar opgetelde effecten van producten, consumenten en goederen (nationaal
inkomen).
1.1 Bedrijven nader bezien
Bedrijfshuishouding: bedrijf; financieel-economisch zelfstandige productieorganisatie
Produceren: in economische zin is het combineren van productiemiddelen tot hogere waarde. Aan
de verkregen combinatie of output wordt meer waarde toegekend dan aan de hiervoor opgeofferde
productiemiddelen of input.
Winst: het overschot van verkoopopbrengsten boven de productiekosten.
Productieorganisatie: organisatie; coalitie van personen die met gebruikmaking van
productiemiddelen een bepaald doel nastreeft door deelname aan het maatschappelijk
productieproces. Bestaande uit profitorganisaties & non-profitorganisaties en maatschappelijke
ondernemingen (ertussenin).
Ondernemingen: profitorganisaties die:
- streven naar continuïteit
- onzekerheid aanvaarden
Management: leiding van een onderneming. Beoordeeld op de bereikte resultaten.
Consumptiehuishoudingen: staan tegenover productiehuishoudingen. Gezinnen die kopen.
Gezinnen stellen arbeid en vermogen ter beschikking.
Economische kringloop: tussen consumptie huishoudens en productie huishoudens
Effectiviteit: mate waarin een organisatie in staat is haar doelstellingen te realiseren.
Aspiratieniveau: minimaal wenselijk en maximaal aanvaardbare gedachte niveaus van variabelen
(klanttevredenheid, milieu, etc.)
Operationele doelstellingen: achteraf kan worden gemeten in welke maten die doelstelling bereikt is
(een minimale rentabiliteit van 15%).
Economisch principe: voor een bepaalde hoeveelheid output zo weinig mogelijk productiemiddelen
inzetten.
Efficiënte productie: met de ingezette productiemiddelen zo veel mogelijk output verkrijgen.
Huishouding: organisatie waarin het economisch principe als leidraad voor de ontplooide activiteiten
fungeert.
Participanten: proberen door deelname aan het productieproces hun persoonlijke belangen te
behartigen.
The holistic concept op the firm: het gedrag van het geheel, de organisatie, wordt 1 op 1
doorgetrokken naar de organisatieonderdelen, de belangengroeperingen.
The behavioral concept of the firm: visie waarbij een organisatie wordt gezien als een geheel dat
opgebouwd is uit participanten groeperingen.
Omzet: de van afnemers ontvangen bedragen.
Winst: verteerbaar inkomen: overschot van opbrengsten boven kosten. Wordt zichtbaar in een
toeneming van het eigen vermogen.
Productiemiddelen: natuur, arbeid en kapitaal
Balans: de door een bedrijf opgebouwde kapitaalpositie weergeven in een balans.
Debetzijde: hier staat het kapitaal (activa) van de onderneming (voorraden, grond- en hulpstoffen,
machines, gebouwen, debiteuren, liquide middelen).
Samenvatting geschreven door 2021
, Creditzijde: hier staat hoe het desbetreffende kapitaal is gefinancierd (hoeveel en welk vermogen is
aangetrokken).
Eigen vermogen: bedrag dat naar verwachting voor de eigenaar vrij komt uit de onderneming na
verkoop van alle activa en dus na verkoop van het bedrijf aan derden.
Goodwill: wanneer het overnemende bedrijf een rendementseis stelt van 15% terwijl het over te
nemen bedrijf jaarlijks 20% rendement maakt, wil de verkoper méér betalen voor de intrinsieke
waarde.
Going concern: een bedrijf zet zijn bestaande activiteiten voort.
Winst: toeneming van het eigen vermogen kan aan de onderneming toegeschreven worden zonder
dat de continuïteit van de onderneming als inkomensbron op de langere termijn schaadt.
Resultatenrekening: informatie inzake de opbouw van de eigen vermogensaanwas. Ook verlies- en
winstrekening genoemd. Hier staan GEEN tijdstip grootheden, maar tijdvak grootheden.
Jaarrekening: balans, resultatenrekening & toelichting. Periode tussen beginbalans en eindbalans is
1 jaar.
Boekhouden: financiële gegevensverwerking en informatievoorziening. Minder ruim dan
administratie. Controlefunctie. Uitsluitend ex post-gegevens. Registreren.
Management-echelons:
1. Strategisch management (topmanagement): bepaalt het toekomstige beleid van de
organisatie. Identificeren van critical succes factors.
2. Tactisch management (middle management): beslissingen met een reikwijdte van 1 jaar.
De opzet van een beslissingsondersteunend geautomatiseerd system of decision support.
3. Operationeel management (lager management): coördineert relatief concrete alledaagse
zaken.
Administratieve organisatie: stemt de gegevensverwerking af op de besluitvorming in de
organisatie.
Bestuurlijke informatiekunde: conceptuele (tactische en strategische) zaken.
Accounting: verantwoordingsfunctie + control van bedrijfsprocessen + beslissing voorbereiding.
Accounting is ruimer dan boekhouding, maar beperkter dan administreren.
Management accounting: informatievoorziening ten behoeve van het management.
Financial accounting: financieel-economische informatievoorziening ten behoeve van externe
belanghebbende.
1.2 Ondernemingsmodellen
Ondernemingsmodellen:
1. Het bezitsmodel: eigendom en leiding bevinden zich in één hand: die van de eigenaar.
(eenmanszaak, maatschap, etc.) management by walking around. Informeel
informatiesysteem.
2. Het klassieke of gesloten model: middelgrote onderneming (bv). De informatievoorziening
is in hoofdzaak voor intern gebruik bestemd. Formeel informatiesysteem.
3. Het moderne of open model: scheiding tussen leiding en eigendom. Eigenaren zijn de
aandeelhouders. Het management fungeert als agent. Externe financiële
informatievoorziening even belangrijk als de interne financieel-economische
informatievoorziening.
1.3 Bedrijfseconomisch onderzoek: enkele methodologische opmerkingen.
Empirische methode: inductieve methode. regelmaat in waargenomen verschijnselen. Tot een
algemene uitspraak komen.
Deductieve methode: van veronderstellingen naar logisch onvermijdelijke conclusies komen.
Normatieve standpunten.
Behavioral accounting: gedragswetenschappelijke aspecten van de bedrijfseconomie.
Samenvatting geschreven door 2021