Par 1:
> Straling om ons heen:
-> In t dagelijks leven ben je voortdurend omgeven door allerlei soorten straling
-> Binas 19B overzicht van een aantal soorten straling
-> veel soorten straling zie en voel je niet. Er zijn meters nodig om die straling te meten
-> Een meetapparaat voor straling van radioactieve stoffen te meten is een geiger-müllerteller of
GM-teller.
> Eigenschappen van straling:
-> straling beweegt altijd in rechte lijnen vanuit de bron. Hoe groter de afstand tot de bron, hoe
minder sterk de straling is.
-> elke soort straling heeft zijn eigen kenmerken: opwarmen, zichtbaar of voelbaar, bruin maken,
schadelijk etc
-> t doordringend vermogen geeft aan hoe diep de straling door kan dringen in een bepaalde stof.
-> ioniserend vermogen zegt iets over de schadelijkheid.
-> door straling kunnen ionen ontstaan in een bepaalde stof. Atomen in een stof verliezen 1 of
meer elektronen rond de kern en veranderen in positieve ionen. De negatieve ionen schieten
dan weg uit de atomen.
-> als straling sterk ioniseert raakt hij zijn energie snel kwijt en dringt niet ver door.
-> hoe groter t ioniserend vermogen, des te kleiner is t doordringend vermogen.
> ontdekking van ioniserende straling:
-> ioniserende straling is tussen 1890 en 1900 ontdekt en heeft natuurkundige als Wilhelm
Röntgen, Henri Becquerel en Pierre en Marie Curie beroemd gemaakt
-> Röntgenstraling kan atomen ioniseren en is zeer doordringend.
-> een röntgenapparaat zet elektrische energie om in een stralingsenergie
-> röntgenstraling wordt dus niet door een radioactieve stof uitgezonden.
-> radioactieve stof heeft instabiele atomen die straling uitzenden
-> instabiel betekend dat deze atomen niet altijd in deze vorm zullen blijven bestaan
-> radioactief -> radius= straal & actief=bezig zijn
-> in 1898 stelde Rutherford vast dat straling uit radioactief uranium uit 2 soorten deeltjes bestaat:
alfa- en bètadeeltjes (α en β).
-> α-straling is minder doordringend dan β-straling.
-> in 1900 toonde hij aan dat er nog een 3 e soort straling uit radioactief materiaal kan komen. De
straling lijkt op röntgenstraling maar is nog doordringender
=> gamma-straling (γ )
-> röntgen en gammastraling lijken op uv-straling maar zijn veel gevaarlijker.
-> deze 3 stralen komen uit de kernen van atomen van radioactieve stoffen
-> ioniserende straling beweegt van de bron naar de ontvanger
-> daarvoor is geen tussenstof nodig. T kan zowel door vacuüm, lucht als stof of weefsel
> Bronnen van ioniserende straling:
-> radioactieve stoffen zijn bronnen van ioniserende α-, β- of γ-straling.
-> natuurlijke straling is altijd in onze omgeving aanwezig:
Kosmische straling (zon en sterren)
-> mix v ioniserende straling, oa protonen, elektronen, röntgen-, gamma- en uv-straling
Aardse straling (graniet en gesteente met uranium en radium)
Voedsel (bevat heel weinig, waaronder kalium)
, -> kunstmatige straling komt uit bronnen die door mensen zijn gemaakt:
Bestralingsapparatuur in ziekenhuizen
Rookmelders
Kerncentrales / kernwapens
Tracers
-> alle stralingsbronnen samen veroorzaken in onze omgeving een permanente hvlheid straling: de
achtergrondstraling.
-> Bestraling kan zowel in- als uitwendig plaatsvinden, afhankelijk van de plaats van de bron
-> inwendig -> bron zit in t lichaam -> persoon besmet
-> uitwendig -> bron buiten t lichaam
-> de bron kan zich ook op t lichaam bevinden => besmetting
> Stralingsenergie:
-> α- en β-deeltjes hebben bewegingsenergie en dragen die over aan t materiaal dat de deeltjes
absorbeert. Dit kan door hun grote snelheden.
-> röntgen- en γ-straling vervoeren ook energie
-> t is een soort stroom van deeltjes -> ookwel fotonen genoemd.
=> is een pakketje stralingsenergie. Een golf bestaat uit grote hvlheden pakketjes die achter
elkaar aan bewegen
-> we spreken over γ-fotonen als we t hebben over pakketjes γ-straling en van röntgenfotonen
bij pakketjes röntgenstraling
-> de energie van fotonen kan atomen ioniseren
-> hoe groter de energie, hoe groter t ioniserend vermogen
Par 2:
> de bouw van atomen:
-> rond 1870 publiceerde Mendelejev een tabel waarin hij chemische elementen (atoomsoorten)
rangschikte op basis van atoommassa, dichtheid en de mate waarin ze reageren met andere
stoffen => t periodiek systeem
-> mede hierdoor konden wetenschappers rond 1932 een model maken vd bouw van een atoom
-> kernen van atomen bestaan uit 2 soorten deeltjes:
- protonen -> positieve lading +e
- neutronen -> geen lading
-> rond de kern bewegen de elektronen -> met negatieve lading -e
-> t aantal protonen in de kern noem je t atoomnummer => Z
-> t aantal neutronen geef je aan met => N
-> t totale aantal kerndeeltjes of nucleonen samen geef je aan met => A
=> atoommassagetal/massagetal
-> de massa van een atoom is nagenoeg gelijk aan A maal de massa van de kerndeeltjes, omdat
de massa van de eromheen draaiende elektronen verwaarloosbaar klein is
=> A = N + Z (hebben geen eenheid)
=> AZ X -> X is t symbool van t element met massagetalatoomnummer
-> t aantal protonen (Z) bepaalt de chemische en fysische eigenschappen van een element
-> Binas 25A -> 1e kolom atoomnummer Z,, 4e kolom atoommassa A
-> uitgedrukt in atomaire massa-eenheid u
=> 1 u = 1,66054 x 10 -27 kg (Binas 7)
-> is ongv gelijk aan de massa van een proton of neutron
> Isotopen: