Hoofdstuk 5 Celstofwisseling
De cel is het kleinste functionele stofwisselingseenheid. Enzymen zijn hulpstoffen die onmisbaar zijn
bij de stofwisseling
Opbouw- en afbraakreactie
bij stofwisseling wordt de stof omgezet in een andere stof waar de cel op dat moment behoefte aan
heeft. Stofwisselingsreacties zijn in twee soorten te verdelen: opbouwreactie en afbraakreactie.
Opbouwreactie (anabole reacties): hierbij worden kleine moleculen samengevoegd tot grotere
moleculen. De gevormde moleculen worden ingebouwd in de cellen. Ze worden gebuikt bij de groei
en het herstel van het lichaam. Er is sprake van het maken van bouwstoffen en daarom noem je het
assimilatie of opbouwstofwisseling.
Afbraakreactie (katabole reacties): hierbij worden grote moleculen omgezet in kleine moleculen. dit
noem je afbraakreacties. Bij deze reacties komt energie vrij wat het lichaam weer kan gebruiken.
Omdat er sprake is van afbraak van stoffen noem je dit dissimilatie.
Verbranding
een veel voorkomende reactie is verbranding, bij verbranding reageert een brandstof met zuurstof.
Verbranding wordt aerobe dissimilatie genoemd, omdat er bij verbranding altijd zuurst nodig is. De
brandstof voor verbranding in de cel is glucose.
de verbranding van glucose:
glucose+zuurstof=energie+water+koolstofdioxide
de verbranding van vetten:
vetten+zuurstof=energie+water+koolstofdioxide+afvalstoffen
wanneer er geen zuurstof is verbrand de cel energierijke stoffen, dat noem je anaerobe dissimilatie.
Nadelen hiervan zijn dat er veel minder energie vrijkomt en er meer afvalstoffen zijn zoals melkzuur.
de verbranding van anaerobe dissimilatie:
glucose=energie+melkzuur+water
Energie in de cel
Er wordt de hele dag energie geproduceerd, maar niet alle energie is nodig. De overgebleven energie
wordt opgeslagen. De stof die de energie opslaat in het celplasma heet adenosinedifosfaat (ADP). Er
zitten twee fosfaat moleculen aan dit eiwit. Wanneer er loszittende fosfaten zich met het molecuul
mengen word het adenosinetrifosfaat genoemd, er zitten dan drie fosfaten aan het eiwit. De derde
fosfaatbinding noem je dan ook een energierijke binding.
vorming van adenosinetrifosfaat:
ADP+P+energie=ATP
Wanneer er in de cel energie nodig is wordt het derde fosfaatmolecuul afgestaan het vrijmaken van
energie uit ATP-moleculen in formule:
ATP=energie+ADP+P
Enzymen
stofwisselingsreacties vinden altijd plaats met behulp van enzymen. Enzymen worden
biokatalysatoren genoemd. De enzymatische opbouwreactie in formule:
enzym A+stof 1+stof 2=stof 3+enzym A
De cel is het kleinste functionele stofwisselingseenheid. Enzymen zijn hulpstoffen die onmisbaar zijn
bij de stofwisseling
Opbouw- en afbraakreactie
bij stofwisseling wordt de stof omgezet in een andere stof waar de cel op dat moment behoefte aan
heeft. Stofwisselingsreacties zijn in twee soorten te verdelen: opbouwreactie en afbraakreactie.
Opbouwreactie (anabole reacties): hierbij worden kleine moleculen samengevoegd tot grotere
moleculen. De gevormde moleculen worden ingebouwd in de cellen. Ze worden gebuikt bij de groei
en het herstel van het lichaam. Er is sprake van het maken van bouwstoffen en daarom noem je het
assimilatie of opbouwstofwisseling.
Afbraakreactie (katabole reacties): hierbij worden grote moleculen omgezet in kleine moleculen. dit
noem je afbraakreacties. Bij deze reacties komt energie vrij wat het lichaam weer kan gebruiken.
Omdat er sprake is van afbraak van stoffen noem je dit dissimilatie.
Verbranding
een veel voorkomende reactie is verbranding, bij verbranding reageert een brandstof met zuurstof.
Verbranding wordt aerobe dissimilatie genoemd, omdat er bij verbranding altijd zuurst nodig is. De
brandstof voor verbranding in de cel is glucose.
de verbranding van glucose:
glucose+zuurstof=energie+water+koolstofdioxide
de verbranding van vetten:
vetten+zuurstof=energie+water+koolstofdioxide+afvalstoffen
wanneer er geen zuurstof is verbrand de cel energierijke stoffen, dat noem je anaerobe dissimilatie.
Nadelen hiervan zijn dat er veel minder energie vrijkomt en er meer afvalstoffen zijn zoals melkzuur.
de verbranding van anaerobe dissimilatie:
glucose=energie+melkzuur+water
Energie in de cel
Er wordt de hele dag energie geproduceerd, maar niet alle energie is nodig. De overgebleven energie
wordt opgeslagen. De stof die de energie opslaat in het celplasma heet adenosinedifosfaat (ADP). Er
zitten twee fosfaat moleculen aan dit eiwit. Wanneer er loszittende fosfaten zich met het molecuul
mengen word het adenosinetrifosfaat genoemd, er zitten dan drie fosfaten aan het eiwit. De derde
fosfaatbinding noem je dan ook een energierijke binding.
vorming van adenosinetrifosfaat:
ADP+P+energie=ATP
Wanneer er in de cel energie nodig is wordt het derde fosfaatmolecuul afgestaan het vrijmaken van
energie uit ATP-moleculen in formule:
ATP=energie+ADP+P
Enzymen
stofwisselingsreacties vinden altijd plaats met behulp van enzymen. Enzymen worden
biokatalysatoren genoemd. De enzymatische opbouwreactie in formule:
enzym A+stof 1+stof 2=stof 3+enzym A