Hoofdstuk 6 levensloop van de cel
De cel heeft een levensloop, die wordt verdeeld in drie fasen:
• delingsfase
• groeifase
• functionele fase
Wanneer cellen in de functionele fase zijn, zijn ze klaar met groeien en hoeven ze alleen maar hun
taak uit te voeren totdat ze sterven. Sommige cellen blijven tot na hun functionele fase delen, deze
cellen worden stamcellen genoemd.
Celdeling
Wanneer cellen dood gaan worden ze onmiddellijk vervangen door andere cellen, door middel van
celdeling (mitose). De celdeling kenmerkt zich aan een aantal gebeurtenissen:
• verdubbeling van de chromatinedraden, nadat de chromatinedraden worden gekopieerd worden
ze chromatiden genoemd. Originelen en kopieën blijven aan elkaar vast zitten op het centromeer.
• het centromeer verdubbelt zich en er ontstaan vier centriolen.
• de chromatiden gaan oprollen en wordt een chromosoom. De centrosomen bewegen zich naar de
celpolen en vormen spoeldraden.
• de kernmembraan en de kernlichaampjes verdwijnen.
• de chromosomen gaan zich rangschrikken.
• de centrosomen komen bij de polen van de cel en vormen spoeldraden.
• alle chromosomen worden gesplitst en gaan naar hun eigen centromeer.
• de cel word verdeel in twee cellen.
• de kernmembraan wordt gevormd en de kernlichaampjes verdwijnen.
Differentiatie en specialisatie
de tweede fase van de cel is de groeifase. De groeifase duurt niet zo lang. In de derde fase van de cel
komt de cel in de functionele fase, deze fase duurt het langst. Wanneer een cel anders wordt dan de
cel waaruit hij ontstaat noem je dat differentiatie. De cel kan zich gaan specialiseren in een bepaalde
functie. Het lichaam heeft ruim tweehonderd verschillende typen cellen. De meeste cellen leven niet
lang zoals de huidcellen, beencellen, bloedcellen en darmcellen. Hersencellen daarin tegen leven veel
langer.
De cel heeft een levensloop, die wordt verdeeld in drie fasen:
• delingsfase
• groeifase
• functionele fase
Wanneer cellen in de functionele fase zijn, zijn ze klaar met groeien en hoeven ze alleen maar hun
taak uit te voeren totdat ze sterven. Sommige cellen blijven tot na hun functionele fase delen, deze
cellen worden stamcellen genoemd.
Celdeling
Wanneer cellen dood gaan worden ze onmiddellijk vervangen door andere cellen, door middel van
celdeling (mitose). De celdeling kenmerkt zich aan een aantal gebeurtenissen:
• verdubbeling van de chromatinedraden, nadat de chromatinedraden worden gekopieerd worden
ze chromatiden genoemd. Originelen en kopieën blijven aan elkaar vast zitten op het centromeer.
• het centromeer verdubbelt zich en er ontstaan vier centriolen.
• de chromatiden gaan oprollen en wordt een chromosoom. De centrosomen bewegen zich naar de
celpolen en vormen spoeldraden.
• de kernmembraan en de kernlichaampjes verdwijnen.
• de chromosomen gaan zich rangschrikken.
• de centrosomen komen bij de polen van de cel en vormen spoeldraden.
• alle chromosomen worden gesplitst en gaan naar hun eigen centromeer.
• de cel word verdeel in twee cellen.
• de kernmembraan wordt gevormd en de kernlichaampjes verdwijnen.
Differentiatie en specialisatie
de tweede fase van de cel is de groeifase. De groeifase duurt niet zo lang. In de derde fase van de cel
komt de cel in de functionele fase, deze fase duurt het langst. Wanneer een cel anders wordt dan de
cel waaruit hij ontstaat noem je dat differentiatie. De cel kan zich gaan specialiseren in een bepaalde
functie. Het lichaam heeft ruim tweehonderd verschillende typen cellen. De meeste cellen leven niet
lang zoals de huidcellen, beencellen, bloedcellen en darmcellen. Hersencellen daarin tegen leven veel
langer.