Grondbegrippen van privaatrecht
● Rechtssubject (wie kan rechten hebben?)
- natuurlijke personen (mensen)
- rechtspersonen
● Rechtsobject (waarop kan men rechten hebben?)
● Subjectief recht (welke status heeft een recht?)
- absoluut (= een recht dat tegen iedereen werkt, bv: eigendomsrecht) → het
kan worden gehandhaafd jegens iedereen. Absolute rechten werken op alle
goederen (zaken en vermogensrechten).
- relatief (= rechten die alleen in een bepaalde situatie werken, persoonlijk
recht: een recht die alleen geldt tegenover een bepaald persoon) bv:
geldschuld of vorderingsrecht
→ partijen zijn gelijkwaardig (geen voorrang)
● Rechtsfeit (hoe ontstaan relatieve rechten en andere rechtsgevolgen?)
- zie schema Rechtsfeiten
Men kan alleen eigenaar van een zaak zijn, dus niet van vermogensrechten
(vorderingsrecht).
Begrippen
Rechtshandeling: een handeling waarvan het rechtsgevolg intreedt, omdat het beoogd is.
Niet- wederkerig: er vloeit maar één verbintenis voort uit de overeenkomst (enkel het
schenken van een fiets)
Wederkerig: als er voor beide partijen verbintenissen voortvloeien uit de overeenkomst.
Gericht: het moet ter kennis zijn gekomen van een ander om het in werking te zetten
Ongericht: de verklaring hoeft niet ter kennis zijn gekomen van iemand anders. (testament)
Onrechtmatige daad: een feitelijke handeling waar de wet consequenties aan verbindt.
Goederen: alle zaken en alle vermogensrechten
Zaken: de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten
Registergoed: goederen voor welker overdracht of vestiging inschrijving in daartoe
bestemde openbare registers noodzakelijk is
Eigendom en vorderingsrecht
Persoonlijk recht: een aanspraak jegens een bepaalde persoon (bv: vorderingsrecht)
Zakelijk recht: het recht op een zaak (stoffelijk object: art. 3:2)(bv: eigendom)
- individualisering (eigendom van uitsluitend naar soort en hoeveelheid bepaalde
zaken is niet mogelijk → uit enigerlei wijze moet kunnen worden opgemaakt op welke
zaken het eigendomsrecht betrekking heeft) Teixeira de Mattos
- eenheidsbeginsel (art. 5:3: de eigenaar van een zaak is eigenaar van alle
bestanddelen → art. 3:4: de verkeersopvatting en zeer hechte fysieke verbinding
Beperkte rechten: uit de volheid van het recht kan de eigenaar bepaalde bevoegdheden
afsplitsen en verlenen aan een ander
(absoluut recht en meestal zakelijk)
1
, - gebruiksrechten (= de beperkte gerechtigde bevoegdheden tot gebruik: erfpacht en
vruchtgebruik)
- zekerheidsrechten (= de rechthebbende meer zekerheid geven bij het verhaal van
zijn vorderingsrecht: het recht van hypotheek)
→ Bij botsing van twee beperkte rechten, gaat het oudere beperkte recht voor.
→ Bij botsing van vorderingsrechten, hebben schuldeisers onderling een gelijk recht op
de opbrengst van de verkoop, naar evenredigheid van ieders vordering (het bedrag). Dit
wordt ook wel gelijkheid van schuldeisers genoemd. De vorderingsrechten zijn gelijkwaardig,
ongeacht de volgorde waarin ze zijn ontstaan (soms is er echter door de wet erkende
redenen van voorrang; art. 3:277)
Rechtsfeitenschema opmerkingen
● ‘bloot’ rechtsfeit: feiten die gewoon gebeuren zonder dat iemand iets doet
- bv: overlijden
- bv: jarig zijn; einde minderjarigheid
● rechtshandeling: handeling waarvan het rechtsgevolg intreedt omdat het beoogd is
(titel 3.2 BW)
➔ Eenzijdig: geen samenwerking nodig
- ongericht: behoeft niet ter kennis van ander te worden gebracht
(maken testament)
- gericht: moet ander ter kennis worden gebracht (opzeggen huur)
➔ Meerzijdig: samenwerking nodig
- bv: oprichten rechtspersoon en sluiten ‘gewone’ overeenkomst.
Volgens de wet kan men alleen de eigenaar zijn van zaken, zodoende dus niet van rechten
(dus niet van aandelen of vorderingsrecht).
Absoluut recht op een zaak
● moet individueel bepaald zijn
- arrest HR Teixeira de Mattos (nu giraal effectenverkeer)
● omvat bestanddelen (art. 3:4 BW)
- wat niet zonder schade kan worden losgemaakt
- wat er naar verkeersopvattingen bij hoort
● voor relatief recht (tot een zaak) geldt dit niet
- bv: ik kan een telefoon kopen uit een voorraad telefoons
- bv: ik kan een fiets kopen zonder inbegrip van de wielen
- bv: in faillissement ben ik dan de pineut
Kenmerken absoluut recht I
● Absolute werking
- met exclusiviteit
- maar niet onbeperkt:
➔ hinder (art. 5:37 BW) → de rechten van anderen schaden
➔ misbruik van bevoegdheid/ recht (art. 3:13)
➔ publiekrecht (‘sociale eigendom’)
2
, - een werking tegen derden: ‘droit de suite’: het recht volgt de zaak, ook al
raakt zij in andere handen (niet altijd: art. 3:86 → bescherming tegen
beschikkingsonbevoegdheid)
Begrip ‘verbintenis’
● Vermogensrechtelijke rechtsbetrekking waarbij de ene partij (schuldeiser of crediteur)
tot een prestatie gerechtigd is, waartoe de ander (schuldenaar of debiteur) verplicht
is.
● Prestatie:
- geven (koop)
- doen (arbeidsovereenkomst)
- dulden (toestaan gebruik parkeerplaats)
- nalaten (geen piano spelen)
Aanbod en aanvaarding
Art. 6:217: ‘een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan.’
→ het begrip ‘aanbod’ kan worden omschreven als de wilsverklaring waarin een voorstel tot
het sluiten van een overeenkomst is vervat. Aanvaarding van het aanbod doet de
overeenkomst tot stand komen. (Voor een woning is een schriftelijke overeenkomst en
aanvaarding vereist (art. 7: 2 BW)
Als het voorstel om een overeenkomst te sluiten onvoldoende duidelijkheid verschaft
omtrent de belangrijkste verplichtingen, dan is er sprake van een uitnodiging tot het doen
van een aanbod. → bijvoorbeeld een advertentie.
Als je een specifieke individuele zaak aanbiedt → uitnodiging om in onderhandeling te
treden, en geen aanbod. Als het niet specifiek is, dan is het een aanbod.
Het aanbod verliest zijn kracht in sommige gevallen: art. 6:221
1. aanbod wordt verworpen (lid 2)
2. tijdsverloop (lid 1)
3. de aanbieder herroept zijn aanbod (art. 6:219 lid 1) (lid 2) (vóórdat de ander het
aanbod heeft aanvaard of althans een mededeling houdende aanvaarding heeft
verzonden) → herroepen verschilt van het intrekken van een verklaring. (art. 3: 37 lid
5) → de verklaring moet die persoon eerder of gelijktijdig met de ingetrokken
verklaring bereiken.
Twee afwijkende vormen van het aanbod: het vrijblijvend en het onherroepelijk aanbod
1. vrijblijvend aanbod (art. 6: 219 lid 2). Als er sprake is van een vrijblijvend aanbod,
dan kan ook na aanvaarding het aanbod worden herroepen, op voorwaarde dat dit
onverwijld (snel) geschiedt (aanbod met verzwakte werking)
3
, 2. onherroepelijk aanbod (art. 6: 219 lid 1). Bij een onherroepelijk aanbod kan het
aanbod gedurende de termijn van onherroepelijkheid niet worden herroepen, ook al
is het aanbod nog niet aanvaard. (aanbod met versterkte werking)
Op welk tijdstip komt een overeenkomst tot stand?
→ art. 3:37 lid 3: een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring (zoals een aanvaarding)
moet de persoon hebben bereikt (ontvangsttheorie).
Handelingsbekwaamheid
Handelingsonbekwaam zijn degenen jonger dan 18 jaar: met enkele uitzonderingen:
- Toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger (art. 1: 234 lid 1)
- Een rechtshandeling waarvan het in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat
een minderjarige deze zelfstandigheid verricht. (art. 1: 234 lid 3)
- Handlichting: een bevoegdheid van de rechter om aan minderjarigen beperkte
handelingsbekwaamheid te verlenen.
Handelingsonbekwaamheid bij meerderjarigen (curatele):
- Curatele biedt de mogelijkheid bepaalde meerderjarigen handelingsbekwaamheid te
ontnemen (art. 1: 381 lid 2). De rechter benoemt ook een curator (art. 1: 383 lid 1) →
wettelijk vertegenwoordiger.
Een rechtshandeling is opgebouwd uit twee elementen: wil en verklaring. (art. 3:33)
Leer van ‘de dubbele grondslag’:
- wilsbesluit (grondslag)
- verklaringsleer (men is gebonden aan hetgeen men verklaart)
Als wil en verklaring niet overeenkomen, kan er ook nog sprake zijn van een
gerechtvaardigd vertrouwen (art. 3:35 BW), om toch te stellen dat er een overeenkomst
is.
Geestelijke stoornis → een met de verklaring overeenstemmende wil wordt geacht te
ontbreken. (art. 3:34). Indien de voorwaarden van lid 1 zijn vervuld, is de overeenkomst
vernietigbaar (lid 2). Behalve als de wederpartij zich met succes beroept op gerechtvaardigd
vertrouwen (art. 3: 35)
In strijd met wet overeenkomst
Art 3:40 —> een rechtshandeling is nietig als de inhoud in strijd is met de openbare wet. Het
maakt hierbij niet uit dat die partij zich niet bewust is van de verboden inhoud.
WEEK 2
Verbintenis: recht op prestatie
4
● Rechtssubject (wie kan rechten hebben?)
- natuurlijke personen (mensen)
- rechtspersonen
● Rechtsobject (waarop kan men rechten hebben?)
● Subjectief recht (welke status heeft een recht?)
- absoluut (= een recht dat tegen iedereen werkt, bv: eigendomsrecht) → het
kan worden gehandhaafd jegens iedereen. Absolute rechten werken op alle
goederen (zaken en vermogensrechten).
- relatief (= rechten die alleen in een bepaalde situatie werken, persoonlijk
recht: een recht die alleen geldt tegenover een bepaald persoon) bv:
geldschuld of vorderingsrecht
→ partijen zijn gelijkwaardig (geen voorrang)
● Rechtsfeit (hoe ontstaan relatieve rechten en andere rechtsgevolgen?)
- zie schema Rechtsfeiten
Men kan alleen eigenaar van een zaak zijn, dus niet van vermogensrechten
(vorderingsrecht).
Begrippen
Rechtshandeling: een handeling waarvan het rechtsgevolg intreedt, omdat het beoogd is.
Niet- wederkerig: er vloeit maar één verbintenis voort uit de overeenkomst (enkel het
schenken van een fiets)
Wederkerig: als er voor beide partijen verbintenissen voortvloeien uit de overeenkomst.
Gericht: het moet ter kennis zijn gekomen van een ander om het in werking te zetten
Ongericht: de verklaring hoeft niet ter kennis zijn gekomen van iemand anders. (testament)
Onrechtmatige daad: een feitelijke handeling waar de wet consequenties aan verbindt.
Goederen: alle zaken en alle vermogensrechten
Zaken: de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten
Registergoed: goederen voor welker overdracht of vestiging inschrijving in daartoe
bestemde openbare registers noodzakelijk is
Eigendom en vorderingsrecht
Persoonlijk recht: een aanspraak jegens een bepaalde persoon (bv: vorderingsrecht)
Zakelijk recht: het recht op een zaak (stoffelijk object: art. 3:2)(bv: eigendom)
- individualisering (eigendom van uitsluitend naar soort en hoeveelheid bepaalde
zaken is niet mogelijk → uit enigerlei wijze moet kunnen worden opgemaakt op welke
zaken het eigendomsrecht betrekking heeft) Teixeira de Mattos
- eenheidsbeginsel (art. 5:3: de eigenaar van een zaak is eigenaar van alle
bestanddelen → art. 3:4: de verkeersopvatting en zeer hechte fysieke verbinding
Beperkte rechten: uit de volheid van het recht kan de eigenaar bepaalde bevoegdheden
afsplitsen en verlenen aan een ander
(absoluut recht en meestal zakelijk)
1
, - gebruiksrechten (= de beperkte gerechtigde bevoegdheden tot gebruik: erfpacht en
vruchtgebruik)
- zekerheidsrechten (= de rechthebbende meer zekerheid geven bij het verhaal van
zijn vorderingsrecht: het recht van hypotheek)
→ Bij botsing van twee beperkte rechten, gaat het oudere beperkte recht voor.
→ Bij botsing van vorderingsrechten, hebben schuldeisers onderling een gelijk recht op
de opbrengst van de verkoop, naar evenredigheid van ieders vordering (het bedrag). Dit
wordt ook wel gelijkheid van schuldeisers genoemd. De vorderingsrechten zijn gelijkwaardig,
ongeacht de volgorde waarin ze zijn ontstaan (soms is er echter door de wet erkende
redenen van voorrang; art. 3:277)
Rechtsfeitenschema opmerkingen
● ‘bloot’ rechtsfeit: feiten die gewoon gebeuren zonder dat iemand iets doet
- bv: overlijden
- bv: jarig zijn; einde minderjarigheid
● rechtshandeling: handeling waarvan het rechtsgevolg intreedt omdat het beoogd is
(titel 3.2 BW)
➔ Eenzijdig: geen samenwerking nodig
- ongericht: behoeft niet ter kennis van ander te worden gebracht
(maken testament)
- gericht: moet ander ter kennis worden gebracht (opzeggen huur)
➔ Meerzijdig: samenwerking nodig
- bv: oprichten rechtspersoon en sluiten ‘gewone’ overeenkomst.
Volgens de wet kan men alleen de eigenaar zijn van zaken, zodoende dus niet van rechten
(dus niet van aandelen of vorderingsrecht).
Absoluut recht op een zaak
● moet individueel bepaald zijn
- arrest HR Teixeira de Mattos (nu giraal effectenverkeer)
● omvat bestanddelen (art. 3:4 BW)
- wat niet zonder schade kan worden losgemaakt
- wat er naar verkeersopvattingen bij hoort
● voor relatief recht (tot een zaak) geldt dit niet
- bv: ik kan een telefoon kopen uit een voorraad telefoons
- bv: ik kan een fiets kopen zonder inbegrip van de wielen
- bv: in faillissement ben ik dan de pineut
Kenmerken absoluut recht I
● Absolute werking
- met exclusiviteit
- maar niet onbeperkt:
➔ hinder (art. 5:37 BW) → de rechten van anderen schaden
➔ misbruik van bevoegdheid/ recht (art. 3:13)
➔ publiekrecht (‘sociale eigendom’)
2
, - een werking tegen derden: ‘droit de suite’: het recht volgt de zaak, ook al
raakt zij in andere handen (niet altijd: art. 3:86 → bescherming tegen
beschikkingsonbevoegdheid)
Begrip ‘verbintenis’
● Vermogensrechtelijke rechtsbetrekking waarbij de ene partij (schuldeiser of crediteur)
tot een prestatie gerechtigd is, waartoe de ander (schuldenaar of debiteur) verplicht
is.
● Prestatie:
- geven (koop)
- doen (arbeidsovereenkomst)
- dulden (toestaan gebruik parkeerplaats)
- nalaten (geen piano spelen)
Aanbod en aanvaarding
Art. 6:217: ‘een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan.’
→ het begrip ‘aanbod’ kan worden omschreven als de wilsverklaring waarin een voorstel tot
het sluiten van een overeenkomst is vervat. Aanvaarding van het aanbod doet de
overeenkomst tot stand komen. (Voor een woning is een schriftelijke overeenkomst en
aanvaarding vereist (art. 7: 2 BW)
Als het voorstel om een overeenkomst te sluiten onvoldoende duidelijkheid verschaft
omtrent de belangrijkste verplichtingen, dan is er sprake van een uitnodiging tot het doen
van een aanbod. → bijvoorbeeld een advertentie.
Als je een specifieke individuele zaak aanbiedt → uitnodiging om in onderhandeling te
treden, en geen aanbod. Als het niet specifiek is, dan is het een aanbod.
Het aanbod verliest zijn kracht in sommige gevallen: art. 6:221
1. aanbod wordt verworpen (lid 2)
2. tijdsverloop (lid 1)
3. de aanbieder herroept zijn aanbod (art. 6:219 lid 1) (lid 2) (vóórdat de ander het
aanbod heeft aanvaard of althans een mededeling houdende aanvaarding heeft
verzonden) → herroepen verschilt van het intrekken van een verklaring. (art. 3: 37 lid
5) → de verklaring moet die persoon eerder of gelijktijdig met de ingetrokken
verklaring bereiken.
Twee afwijkende vormen van het aanbod: het vrijblijvend en het onherroepelijk aanbod
1. vrijblijvend aanbod (art. 6: 219 lid 2). Als er sprake is van een vrijblijvend aanbod,
dan kan ook na aanvaarding het aanbod worden herroepen, op voorwaarde dat dit
onverwijld (snel) geschiedt (aanbod met verzwakte werking)
3
, 2. onherroepelijk aanbod (art. 6: 219 lid 1). Bij een onherroepelijk aanbod kan het
aanbod gedurende de termijn van onherroepelijkheid niet worden herroepen, ook al
is het aanbod nog niet aanvaard. (aanbod met versterkte werking)
Op welk tijdstip komt een overeenkomst tot stand?
→ art. 3:37 lid 3: een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring (zoals een aanvaarding)
moet de persoon hebben bereikt (ontvangsttheorie).
Handelingsbekwaamheid
Handelingsonbekwaam zijn degenen jonger dan 18 jaar: met enkele uitzonderingen:
- Toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger (art. 1: 234 lid 1)
- Een rechtshandeling waarvan het in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat
een minderjarige deze zelfstandigheid verricht. (art. 1: 234 lid 3)
- Handlichting: een bevoegdheid van de rechter om aan minderjarigen beperkte
handelingsbekwaamheid te verlenen.
Handelingsonbekwaamheid bij meerderjarigen (curatele):
- Curatele biedt de mogelijkheid bepaalde meerderjarigen handelingsbekwaamheid te
ontnemen (art. 1: 381 lid 2). De rechter benoemt ook een curator (art. 1: 383 lid 1) →
wettelijk vertegenwoordiger.
Een rechtshandeling is opgebouwd uit twee elementen: wil en verklaring. (art. 3:33)
Leer van ‘de dubbele grondslag’:
- wilsbesluit (grondslag)
- verklaringsleer (men is gebonden aan hetgeen men verklaart)
Als wil en verklaring niet overeenkomen, kan er ook nog sprake zijn van een
gerechtvaardigd vertrouwen (art. 3:35 BW), om toch te stellen dat er een overeenkomst
is.
Geestelijke stoornis → een met de verklaring overeenstemmende wil wordt geacht te
ontbreken. (art. 3:34). Indien de voorwaarden van lid 1 zijn vervuld, is de overeenkomst
vernietigbaar (lid 2). Behalve als de wederpartij zich met succes beroept op gerechtvaardigd
vertrouwen (art. 3: 35)
In strijd met wet overeenkomst
Art 3:40 —> een rechtshandeling is nietig als de inhoud in strijd is met de openbare wet. Het
maakt hierbij niet uit dat die partij zich niet bewust is van de verboden inhoud.
WEEK 2
Verbintenis: recht op prestatie
4