Biologie H25
Hoofdstuk 25 Ordening
Soort = een groep organismen, waarvan de leden onderling vruchtbare nakomelingen kunnen
voortbrengen
Populatie = alle individuen van dezelfde soorten die in een ecosysteem een
voortplantingsgemeenschap vormen
Taxon = taxonomische eenheid of groep met organismen die samen een onderscheidende eenheid
vormen
Cladogram = stamboom om evolutionaire verwantschap te vinden
Homologe organen = organen met een gemeenschappelijk bouwplan, maar met uiteenlopende
vormen en functies (=divergentie)
Rudimentaire organen = resten van organen die bij voorouders nog een functie hadden, maar deze
zijn verloren
Analoge organen = twee organen die niet ontstaan zijn uit dezelfde oervorm maar die door dezelfde
aanpassing op elkaar zijn gaan lijken (= convergentie)
- Convergente evolutie het evolueren van verschillende soorten naar een vergelijkbare
vorm die het voordeligst is voor de omgeving
Indeling in Rijken
In vier rijken:
Voedingswijze Aantal cellen Celgrootte Celkern Celwand
Bacteriën Meestal heterotroof Één 1-10 μm Nee Ja
Schimmel Heterotroof Een tot veel 10-100 μm Ja Ja
s
Planten Autotroof Een tot veel 10-100 μm Ja Ja
Dieren Heterotroof Een tot veel 10-100 μm Ja Nee
Bacteriën = prokaryoten (ééncelligen)
De rest = eukaryoten (meercelligen)
De 8 Rijken:
Prokaryoten Rijk I Archaebacteriae
Rijk II Eubacteriae
Eukaryoten Rijk III Archezoa Eencellige parasieten
Rijk IV Fungi Schimmels en korstmossen
Rijk V Protozoa Eencelligen, in water levend
Rijk VI Chromista Gekleurde algen (diatomeeën, bruinwieren, goudalgen)
Rijk VII Plantae Alle organismen met chlorofyl
Rijk Animalia Dieren
VIII
Bacterién
1
, Biologie H25
- Archaebacteriae
o Extreme abiotische omstandigheden
Zoals toen het leven op aarde begon
- Eubacteriae
- Eigenschappen
o Geen celkern, los DNA
o Geen andere organellen
o Eencellig
o Produceren antibiotica
o Vormen: bolletjes, staafjes, spiraaltjes
o Leven in symbiose of parasitair (=heterotroof)
- Twee groepen autotrofe bacteriën
o Foto-autotrofe bacteriën
Maken lichaamseigen organische stoffen van anorganische stoffen
Fotosynthese uitvoerend? Cyanobacteriën
o Chemo-autotrofe bacteriën
Maken eigen stoffen door chemische omzettingen in plaats van licht als
energiebron
Schimmels
- Celwand bestaande uit chitine
- Lange vertakte schimmeldraden = hyfen
o Vormen dicht netwerk = mycelium
o Twee hyfen kunnen versmelten waaruit een nieuw mycelium groeit die
vruchtlichamen kan ontwikkelen
Komen sporen uit voortplanting
- Saprofyten: leven van dood organisch materiaal
o Reducenten
- Soms parasitair, soms mutualisme
Korstmossen
- Mutualisme van schimmel/gistsoorten met eencellige, groene algen
- Groeisnelheid wordt gebruikt als meetmethode voor luchtverontreiniging
o Indicatorsoorten
2
Hoofdstuk 25 Ordening
Soort = een groep organismen, waarvan de leden onderling vruchtbare nakomelingen kunnen
voortbrengen
Populatie = alle individuen van dezelfde soorten die in een ecosysteem een
voortplantingsgemeenschap vormen
Taxon = taxonomische eenheid of groep met organismen die samen een onderscheidende eenheid
vormen
Cladogram = stamboom om evolutionaire verwantschap te vinden
Homologe organen = organen met een gemeenschappelijk bouwplan, maar met uiteenlopende
vormen en functies (=divergentie)
Rudimentaire organen = resten van organen die bij voorouders nog een functie hadden, maar deze
zijn verloren
Analoge organen = twee organen die niet ontstaan zijn uit dezelfde oervorm maar die door dezelfde
aanpassing op elkaar zijn gaan lijken (= convergentie)
- Convergente evolutie het evolueren van verschillende soorten naar een vergelijkbare
vorm die het voordeligst is voor de omgeving
Indeling in Rijken
In vier rijken:
Voedingswijze Aantal cellen Celgrootte Celkern Celwand
Bacteriën Meestal heterotroof Één 1-10 μm Nee Ja
Schimmel Heterotroof Een tot veel 10-100 μm Ja Ja
s
Planten Autotroof Een tot veel 10-100 μm Ja Ja
Dieren Heterotroof Een tot veel 10-100 μm Ja Nee
Bacteriën = prokaryoten (ééncelligen)
De rest = eukaryoten (meercelligen)
De 8 Rijken:
Prokaryoten Rijk I Archaebacteriae
Rijk II Eubacteriae
Eukaryoten Rijk III Archezoa Eencellige parasieten
Rijk IV Fungi Schimmels en korstmossen
Rijk V Protozoa Eencelligen, in water levend
Rijk VI Chromista Gekleurde algen (diatomeeën, bruinwieren, goudalgen)
Rijk VII Plantae Alle organismen met chlorofyl
Rijk Animalia Dieren
VIII
Bacterién
1
, Biologie H25
- Archaebacteriae
o Extreme abiotische omstandigheden
Zoals toen het leven op aarde begon
- Eubacteriae
- Eigenschappen
o Geen celkern, los DNA
o Geen andere organellen
o Eencellig
o Produceren antibiotica
o Vormen: bolletjes, staafjes, spiraaltjes
o Leven in symbiose of parasitair (=heterotroof)
- Twee groepen autotrofe bacteriën
o Foto-autotrofe bacteriën
Maken lichaamseigen organische stoffen van anorganische stoffen
Fotosynthese uitvoerend? Cyanobacteriën
o Chemo-autotrofe bacteriën
Maken eigen stoffen door chemische omzettingen in plaats van licht als
energiebron
Schimmels
- Celwand bestaande uit chitine
- Lange vertakte schimmeldraden = hyfen
o Vormen dicht netwerk = mycelium
o Twee hyfen kunnen versmelten waaruit een nieuw mycelium groeit die
vruchtlichamen kan ontwikkelen
Komen sporen uit voortplanting
- Saprofyten: leven van dood organisch materiaal
o Reducenten
- Soms parasitair, soms mutualisme
Korstmossen
- Mutualisme van schimmel/gistsoorten met eencellige, groene algen
- Groeisnelheid wordt gebruikt als meetmethode voor luchtverontreiniging
o Indicatorsoorten
2