GENETICA EN EVOLUTIE
HOOFDSTUK 10
PARAGRAAF 1
Blotting = een ‘in vitro’ methode om een
specifiek DNA-, RNA of eiwitmolecuul te
detecteren en kwantificeren
Southern blotting = blotting voor DNA
Northern blotting = blotting voor RNA
Western blotting = blotting voor eiwitten
Stap 1 blotting:
Gelelektroforese – methode om moleculen in een mengsel te onderscheiden op basis van hun
fysieke kenmerken (grootte, lading)
In een elektroforese is:
- De negatieve lading (kathode) boven
- De positieve lading (anode) beneden
- DNA en RNA zijn negatief geladen en worden dus door positieve lading aangetrokken
- Kleinere moleculen zullen sneller bewegen dan grotere moleculen
Kleinere moleculen liggen lager dan grotere moleculen
Moleculen met dezelfde grootte liggen even hoog
Stap 2 blotting:
De moleculen worden van de gel overgebracht naar een speciaal type papier (een membraan) dat
een hoge aantrekkingskracht heeft voor deze moleculen
, Stap 3 blotting:
Gebruik maken van een probe om een specifiek molecuul zichtbaar te maken op het membraan
De probe hecht zich vast aan complementaire nucleïnezuren – hybridisatie
Daarna vindt er autoradiografie plaats – membranen worden blootgesteld aan X-straling
Bij Western blotting (eiwit) zijn de probes antilichamen die binden aan specifieke eiwitten
IN VIVO:
Southern blotting: fluorescence in situ hybridization (FISH) – Een methode die fluorescent gelabelde
probes gebruikt om een specifieke DNA-sequentie in vivo te detecteren.
Northern blotting: in situ hybridization (ISH) – Detectie van RNA of DNA in vivo door hybridisatie met
radioactieve enkelstrengs nucleïnezuurprobes.
HOOFDSTUK 10
PARAGRAAF 1
Blotting = een ‘in vitro’ methode om een
specifiek DNA-, RNA of eiwitmolecuul te
detecteren en kwantificeren
Southern blotting = blotting voor DNA
Northern blotting = blotting voor RNA
Western blotting = blotting voor eiwitten
Stap 1 blotting:
Gelelektroforese – methode om moleculen in een mengsel te onderscheiden op basis van hun
fysieke kenmerken (grootte, lading)
In een elektroforese is:
- De negatieve lading (kathode) boven
- De positieve lading (anode) beneden
- DNA en RNA zijn negatief geladen en worden dus door positieve lading aangetrokken
- Kleinere moleculen zullen sneller bewegen dan grotere moleculen
Kleinere moleculen liggen lager dan grotere moleculen
Moleculen met dezelfde grootte liggen even hoog
Stap 2 blotting:
De moleculen worden van de gel overgebracht naar een speciaal type papier (een membraan) dat
een hoge aantrekkingskracht heeft voor deze moleculen
, Stap 3 blotting:
Gebruik maken van een probe om een specifiek molecuul zichtbaar te maken op het membraan
De probe hecht zich vast aan complementaire nucleïnezuren – hybridisatie
Daarna vindt er autoradiografie plaats – membranen worden blootgesteld aan X-straling
Bij Western blotting (eiwit) zijn de probes antilichamen die binden aan specifieke eiwitten
IN VIVO:
Southern blotting: fluorescence in situ hybridization (FISH) – Een methode die fluorescent gelabelde
probes gebruikt om een specifieke DNA-sequentie in vivo te detecteren.
Northern blotting: in situ hybridization (ISH) – Detectie van RNA of DNA in vivo door hybridisatie met
radioactieve enkelstrengs nucleïnezuurprobes.