tGENETICA EN EVOLUTIE
HOOFDSTUK 7
DNA = het genetisch materiaal
- bestaat uit vier verschillende bouwblokken (nucleotidebasen)
- is een dubbele helix die bestaat uit twee strengen van aan elkaar gekoppelde
nucleotidebasen die om elkaar heen draaien
De demonstratie dat DNA het
transformerende principe is, was de
eerste demonstratie dat genen (het
erfelijke materiaal) uit DNA bestaan
,Het erfelijke materiaal moet drie sleuteleigenschappen hebben:
1. Elke cel in het lichaam van een organisme heeft dezelfde genetische samenstelling. Daarom
is een getrouwe replicatie van het genetisch materiaal bij elke celdeling cruciaal. De
structurele kenmerken van DNA moeten dus een getrouwe replicatie mogelijk maken.
Replicatie
2. Genetisch materiaal moet een informatieve inhoud hebben. Het zorgt namelijk voor de
expressie van eiwitten in een organisme
Informatie opslaan
3. Het genetisch materiaal moet in zeldzame gevallen kunnen veranderen. Er moeten namelijk
mutaties (erfelijke veranderingen) kunnen plaatsvinden. Het moet wel zo zijn dat de
structuur van DNA stabiel is, zodat organismen kunnen vertrouwen op de gecodeerde
informatie
mutaties
DNA bevat 3 types chemische componenten:
- Fosfaat
- Desoxyribose (suiker)
- Stikstofhoudende basen (4 verschillende) – A(denine) T(hymine) G(uanine) C(ytosine)
De chemische componenten van DNA zijn gerangschikt in groepen nucleotiden
- Nucleotide bestaat dus uit: fosfaatgroep, desoxyribose, een nucleotidebase
Purine
nucleotiden
twee
koolstofringen
Pyrimidine
nucleotiden
één koolstofring
Ezelsbruggetje:
Pure As Gold gouden ringen (meerdere ringen)
Adenine en Guanine; purine nucleotiden
, Nummer desoxyribose in DNA:
De base zit aan het 1e koolstofatoom (C1)
De fosfaatgroep zit aan het 5e koolstofatoom (C5)
Nucleotiden binnen 3’, 5’
Een aantal regels:
- De totale hoeveelheid pyrimidinenucleotiden (C+T) = de totale hoeveelheid
purinenucleotiden(G+A)
- Hoeveelheid T = hoeveelheid A
- Hoeveelheid C = hoeveelheid G
De beschikbare gegevens
suggereerden dat DNA lang en
dun is en dat het twee
vergelijkbare delen heeft die
parallel aan elkaar lopen en langs
de lengte van het molecuul lopen.
De röntgengegevens toonden aan
dat het molecuulspiraalvormig
(spiraalvormig) was.
De twee nucleotidestrengen
worden bij elkaar gehouden door waterstofverbindingen
De ‘ruggengraat’ bestaat uit afwisselende fosfaatgroepen
en desoxyribosemoleculen
In DNA zijn de twee ‘ruggengraten’ tegengesteld aan
elkaar ze lopen anti-parallel
HOOFDSTUK 7
DNA = het genetisch materiaal
- bestaat uit vier verschillende bouwblokken (nucleotidebasen)
- is een dubbele helix die bestaat uit twee strengen van aan elkaar gekoppelde
nucleotidebasen die om elkaar heen draaien
De demonstratie dat DNA het
transformerende principe is, was de
eerste demonstratie dat genen (het
erfelijke materiaal) uit DNA bestaan
,Het erfelijke materiaal moet drie sleuteleigenschappen hebben:
1. Elke cel in het lichaam van een organisme heeft dezelfde genetische samenstelling. Daarom
is een getrouwe replicatie van het genetisch materiaal bij elke celdeling cruciaal. De
structurele kenmerken van DNA moeten dus een getrouwe replicatie mogelijk maken.
Replicatie
2. Genetisch materiaal moet een informatieve inhoud hebben. Het zorgt namelijk voor de
expressie van eiwitten in een organisme
Informatie opslaan
3. Het genetisch materiaal moet in zeldzame gevallen kunnen veranderen. Er moeten namelijk
mutaties (erfelijke veranderingen) kunnen plaatsvinden. Het moet wel zo zijn dat de
structuur van DNA stabiel is, zodat organismen kunnen vertrouwen op de gecodeerde
informatie
mutaties
DNA bevat 3 types chemische componenten:
- Fosfaat
- Desoxyribose (suiker)
- Stikstofhoudende basen (4 verschillende) – A(denine) T(hymine) G(uanine) C(ytosine)
De chemische componenten van DNA zijn gerangschikt in groepen nucleotiden
- Nucleotide bestaat dus uit: fosfaatgroep, desoxyribose, een nucleotidebase
Purine
nucleotiden
twee
koolstofringen
Pyrimidine
nucleotiden
één koolstofring
Ezelsbruggetje:
Pure As Gold gouden ringen (meerdere ringen)
Adenine en Guanine; purine nucleotiden
, Nummer desoxyribose in DNA:
De base zit aan het 1e koolstofatoom (C1)
De fosfaatgroep zit aan het 5e koolstofatoom (C5)
Nucleotiden binnen 3’, 5’
Een aantal regels:
- De totale hoeveelheid pyrimidinenucleotiden (C+T) = de totale hoeveelheid
purinenucleotiden(G+A)
- Hoeveelheid T = hoeveelheid A
- Hoeveelheid C = hoeveelheid G
De beschikbare gegevens
suggereerden dat DNA lang en
dun is en dat het twee
vergelijkbare delen heeft die
parallel aan elkaar lopen en langs
de lengte van het molecuul lopen.
De röntgengegevens toonden aan
dat het molecuulspiraalvormig
(spiraalvormig) was.
De twee nucleotidestrengen
worden bij elkaar gehouden door waterstofverbindingen
De ‘ruggengraat’ bestaat uit afwisselende fosfaatgroepen
en desoxyribosemoleculen
In DNA zijn de twee ‘ruggengraten’ tegengesteld aan
elkaar ze lopen anti-parallel