Theorie les 1
Doelstellingen;
- Algemene doelen
- Winst maken
- Blijven bestaan
- Alle inspanningen die niet direct of indirect bijdragen aan het bedrijfsdoel zijn
verspillingen
- Kosten geld
- Het vertalen van algemene doelstellingen waar een werknemer wat mee kan
- Hoe abstracter het bedrijfsdoel, hoe lastiger meetbaar en hoe ingewikkelder om na
te streven
- Groot doel → Wat je wil bereiken
- Klein doel → Stappen in het proces
Kritische succesfactoren;
- Activiteiten en processen die van essentieel belang zijn voor de mate waarin een
bedrijf succesvol is om haar doelstellingen te realiseren
- Gebruikt binnen het besluitvormingsproces en getoetst door prestatie-indicatoren
- Balanced scorecard
- Verbind de strategische doelstellingen met de bijhorende kritische
succesfactoren vanuit;
- Financieel perspectief
- Interne processen
- Klantperspectief
- Innovatieperspectief
- Essentieel voor het toekomstige succes
Als je 5 keer waarom vraagt kom je bij de hoofdoorzaak van een probleem.
Theorie les 2
Economic order quantity → optimale bestelgrootte berekenen op basis van lage
bestel- en voorraadkosten.
Een prestatie indicator is altijd gekoppeld aan een eenheid zoals een percentage of een
aantal, hier wordt dan weer een streefwaarde aan gekoppeld
- Wordt de streefwaarde niet bereikt, zal er actie ondernomen moeten worden.
Management by exception;
- De manager stelt duidelijke doelstellingen voor de medewerkers en laat deze hun
gang gaan om de doelstellingen te bereiken
- Als de resultaten te slecht zijn, gaat het management zich hiermee bemoeien
- Het is dan wel belangrijk om duidelijke normen te stellen
- Gaten tussen theorie en praktijk;
- KPI’s zijn aan elkaar gerelateerd, het zou dus kunnen dat er teveel fout
gaat tegelijkertijd
- Vaak wordt het daadwerkelijke probleem niet geïdentificeerd en ontstaat er
dus ook geen verbetering
- De focus kan teveel gaan liggen op het verklaren van het gat en dan wordt
het probleem alleen maar groter
- De norm is niet alitjd een betrouwbare maatstaf
- De focus ligt op de zaken die niet goed lopen terwijl er vaak meer te halen
is als de focus ligt op de zaken die wel goed lopen.
, Theorie les 3
Elk proces is gelinkt aan een doel
Een proces bestaat uit meerdere activiteiten en het is dan ook belangrijk dat al deze
activiteiten waarde toevoegen, input moet worden omgevormd tot output.
Als je een proces visualiseerd gebruik je altijd een werkwoord.
3 hoofdsoorten processen;
- Primaire processen
- Op de klant gericht
- Ondersteunende processen
- Besturende processen
Stroomdiagram
- Bepaald welke deelprocessen moeten worden gemonitord
- Identificeren fouten en afwijkingen
- Symbolen;
- ࿀ → Start/Einde
- ◇ → Beslissing
- ⊗ → Connector
- ☐ → Processtap
- 📁 → document
Swimlane
- De diverse rollen van functionarissen in een proces onderscheiden
- In diverse ‘banen’ worden de activiteiten en processen weergeven.
Theorie les 4
Analyse van normen
- Of de output van een proces overeenkomt met de normen die je hebt gesteld
- Kan worden gemeten met een prestatie indicator
- Norm → datgene dat een proces bestuurd of reguleert
- Als de output niet voldoet aan de norm grijp je in
- Nadeel van ingrijpen → doorlooptijd wordt langer waardoor de klant
langer zal moeten wachten
Analyse van de routing
- Spaghettidiagram
- Visualiseren of de route van een proces efficiënt is
- Als een product vaak langs hetzelfde punt komt is dit niet efficiënt en kan dit beter
veranderd worden
- Kan leiden tot langere, onnodige transporttijden
Analyse van doorlooptijden
- Takt tijd
- Maximale tijdsinterval waartussen 2 eindproducten van de band
moeten ‘rollen’ → norm
- Beschikbare productietijd per tijdseenheid / aantal te produceren goederen
- Een middel, geen doel
- Cyclus tijd
- Werkelijke tijdseenheid tussen 2 geproduceerde eindproducten of diensten
- Kan gebruikt worden om te meten of er succesvol wordt geopereerd
- Doorlooptijd, bewerkingstijd en wachttijd
Doelstellingen;
- Algemene doelen
- Winst maken
- Blijven bestaan
- Alle inspanningen die niet direct of indirect bijdragen aan het bedrijfsdoel zijn
verspillingen
- Kosten geld
- Het vertalen van algemene doelstellingen waar een werknemer wat mee kan
- Hoe abstracter het bedrijfsdoel, hoe lastiger meetbaar en hoe ingewikkelder om na
te streven
- Groot doel → Wat je wil bereiken
- Klein doel → Stappen in het proces
Kritische succesfactoren;
- Activiteiten en processen die van essentieel belang zijn voor de mate waarin een
bedrijf succesvol is om haar doelstellingen te realiseren
- Gebruikt binnen het besluitvormingsproces en getoetst door prestatie-indicatoren
- Balanced scorecard
- Verbind de strategische doelstellingen met de bijhorende kritische
succesfactoren vanuit;
- Financieel perspectief
- Interne processen
- Klantperspectief
- Innovatieperspectief
- Essentieel voor het toekomstige succes
Als je 5 keer waarom vraagt kom je bij de hoofdoorzaak van een probleem.
Theorie les 2
Economic order quantity → optimale bestelgrootte berekenen op basis van lage
bestel- en voorraadkosten.
Een prestatie indicator is altijd gekoppeld aan een eenheid zoals een percentage of een
aantal, hier wordt dan weer een streefwaarde aan gekoppeld
- Wordt de streefwaarde niet bereikt, zal er actie ondernomen moeten worden.
Management by exception;
- De manager stelt duidelijke doelstellingen voor de medewerkers en laat deze hun
gang gaan om de doelstellingen te bereiken
- Als de resultaten te slecht zijn, gaat het management zich hiermee bemoeien
- Het is dan wel belangrijk om duidelijke normen te stellen
- Gaten tussen theorie en praktijk;
- KPI’s zijn aan elkaar gerelateerd, het zou dus kunnen dat er teveel fout
gaat tegelijkertijd
- Vaak wordt het daadwerkelijke probleem niet geïdentificeerd en ontstaat er
dus ook geen verbetering
- De focus kan teveel gaan liggen op het verklaren van het gat en dan wordt
het probleem alleen maar groter
- De norm is niet alitjd een betrouwbare maatstaf
- De focus ligt op de zaken die niet goed lopen terwijl er vaak meer te halen
is als de focus ligt op de zaken die wel goed lopen.
, Theorie les 3
Elk proces is gelinkt aan een doel
Een proces bestaat uit meerdere activiteiten en het is dan ook belangrijk dat al deze
activiteiten waarde toevoegen, input moet worden omgevormd tot output.
Als je een proces visualiseerd gebruik je altijd een werkwoord.
3 hoofdsoorten processen;
- Primaire processen
- Op de klant gericht
- Ondersteunende processen
- Besturende processen
Stroomdiagram
- Bepaald welke deelprocessen moeten worden gemonitord
- Identificeren fouten en afwijkingen
- Symbolen;
- ࿀ → Start/Einde
- ◇ → Beslissing
- ⊗ → Connector
- ☐ → Processtap
- 📁 → document
Swimlane
- De diverse rollen van functionarissen in een proces onderscheiden
- In diverse ‘banen’ worden de activiteiten en processen weergeven.
Theorie les 4
Analyse van normen
- Of de output van een proces overeenkomt met de normen die je hebt gesteld
- Kan worden gemeten met een prestatie indicator
- Norm → datgene dat een proces bestuurd of reguleert
- Als de output niet voldoet aan de norm grijp je in
- Nadeel van ingrijpen → doorlooptijd wordt langer waardoor de klant
langer zal moeten wachten
Analyse van de routing
- Spaghettidiagram
- Visualiseren of de route van een proces efficiënt is
- Als een product vaak langs hetzelfde punt komt is dit niet efficiënt en kan dit beter
veranderd worden
- Kan leiden tot langere, onnodige transporttijden
Analyse van doorlooptijden
- Takt tijd
- Maximale tijdsinterval waartussen 2 eindproducten van de band
moeten ‘rollen’ → norm
- Beschikbare productietijd per tijdseenheid / aantal te produceren goederen
- Een middel, geen doel
- Cyclus tijd
- Werkelijke tijdseenheid tussen 2 geproduceerde eindproducten of diensten
- Kan gebruikt worden om te meten of er succesvol wordt geopereerd
- Doorlooptijd, bewerkingstijd en wachttijd