Opleiding HBO-Rechten
Oefententamen
Inleiding Privaatrecht
Studiejaar: 2012 - 2013
Onderwijsactiviteit: Inleiding Privaatrecht
Contactdocent: mr. Bas den Boer
Toegestane Niet geannoteerde wettenbundels
hulpmiddelen:
SVA-code: RE113
Aantal pagina’s 5
(inclusief voorblad)
Versie 1
,Lees, alvorens over te gaan tot beantwoording van de tentamenvragen, eerst aandachtig de
volgende regels!
Het tentamen bestaat uit 20 meerkeuzevragen.
De cesuur is vastgesteld op 70%. Dit betekent dat wanneer je 14 meerkeuzevragen goed
beantwoordt je een voldoende (5,5) hebt behaald.
Je hebt 40 minuten de tijd.
Antwoorden dienen op het ICLON-formulier het liefst met potlood te worden ingevuld.
Lees zorgvuldig de instructie op de achterzijde van het ICLON-formulier.
Vul de gevraagde informatie in op het voorblad van het ICLON-formulier.
Enkel een volledig en juist ingevuld ICLON-formulier wordt beoordeeld.
Op het gekleurde antwoordblad kun je de antwoorden invullen. Dit is echter enkel voor eigen
gebruik. Antwoorden op het gekleurde antwoordblad worden niet nagekeken. Het gekleurde
antwoordblad dient ter controle bij de inzage.
Het gekleurde antwoordblad mag je mee naar huis nemen. De vragen moeten tezamen met
het antwoordblad worden ingeleverd.
De uitslag wordt ten vroegste na tien werkdagen en uiterlijk na vijftien werkdagen bekend
gemaakt.
Voornoemde regels doen uiteraard geen afbreuk aan de regels met betrekking tot de goede
gang van zaken tijdens toetsen en tentamens.
Veel succes!
Versie 2
, Vraag 1
Het overlijden van een persoon is:
a. Een rechtshandeling.
b. Een bloot rechtsfeit.
c. Geen rechtsfeit.
Vraag 2
Sophie is met Ruby aan het tennissen achter haar huis. Per ongeluk slaat Sophie de bal tegen de
autoruit van buurman Bolderbast. Er zit een barst in het raam. De buurman is boos en eist
schadevergoeding van Sophie. De ongelukkige actie van Sophie is:
a. Een rechtshandeling, waarbij er vanuit een overeenkomst verbintenissen zijn ontstaan.
b. Feitelijk handelen, waarbij er rechtshandelingen ontstaan.
c. Feitelijk handelen, waarbij er vanuit de wet een verbintenis ontstaat.
Vraag 3
Klaas studeert aan de Hogeschool Leiden en werkt in het weekend bij de supermarkt om wat bij te
verdienen. Zijn recht op betaling van zijn salaris is:
a. Een relatief vermogensrecht.
b. Een absoluut vermogensrecht.
c. Een gewoonterecht.
Vraag 4
Peter heeft een papiergroothandel. Op maandag belt hij Maarten met een aanbod. 30 dozen wit
A4-papier voor € 200,-. Diezelfde dag stuurt Maarten Peter een fax met de tekst “ik bied € 150,-
voor 30 dozen”. De vrijdag erop levert Peter de 30 dozen en verzoekt hij Maarten om betaling van
€ 150,-. Maarten vraagt jou om advies, wat is juist?
a. Er is geen overeenkomst tot stand gekomen, want Maarten kan deze vernietigen.
b. Er is geen overeenkomst tot stand gekomen, want het aanbod van Maarten is vervallen.
c. Er is een overeenkomst tot stand gekomen, want er is wilsovereenstemming.
Vraag 5
Aan welke eisen moet een feitelijke handeling onder andere voldoen om als onrechtmatige daad te
kunnen worden gekwalificeerd?
a. Toerekenbaarheid, schade en objectiviteit.
b. Causaal verband, schade en relativiteit.
c. Absoluutheid, onrechtmatigheid en causaal verband.
Vraag 6
Een huurovereenkomst is:
a. Een eenzijdige rechtshandeling en een eenzijdige overeenkomst.
b. Een meerzijdige rechtshandeling en een eenzijdige overeenkomst.
c. Een meerzijdige rechtshandeling en een wederkerige overeenkomst.
Vraag 7
Jack lijdt aan waanvoorstellingen. Een stem in zijn hoofd gebiedt hem zijn huis te verkopen. Dit
laatste gebeurt. Aad koopt het huis voor de alleszins redelijke prijs van € 300.000,-. Jack weigert
vervolgens te leveren, hij beroept zich op zijn krankzinnigheid. Wat is juist?
a. Jack kan zich met succes op vernietiging van de rechtshandeling beroepen.
b. Er is sprake van een nietige overeenkomst.
c. Aad kan zich op gerechtvaardigd vertrouwen beroepen.
Vraag 8
Michiel steelt een boek. Michiel is ten opzichte van het boek:
a. Houder.
b. Bezitter.
c. Eigenaar.
Versie 3