Samenvatting economie H1,2,3
Beslissingen: hebben gevolgen voor jezelf én voor anderen
Keuzes maken:
- de keus voor het één beperkt of sluit de keus voor iets anders uit.
- voorzien in de meest dringende behoefte op dat moment
- bepaalde afwegingen maken
Menselijke behoeften: richten zich steeds weer op nieuwe producten -> nieuwe
behoeften
Voorzien in behoeften: goederen nodig
↳ tastbare producten
↳ diensten/niet-tastbare goederen
Goederen en tijd: alternatief aanwendbaar
Vrije goederen: niets hoeven opofferen, onbeperkt
Schaarste: spanning tussen de menselijke behoeften en de beschikbare middelen om
daarin te voorzien
≠ zeldzaamheid
Er is schaarste als:
1. er in vergelijking tot onze
behoeften niet genoeg
middelen zijn
2. de middelen alternatief
aanwendbaar zijn
Welvaart:
meer in je behoeften voorzien: welvarender
minder schaarste:
- meer welvaart
- -> meer goederen en diensten produceren
≠ automatisch meer welvaart
houd rekening met:
● mensen stellen hun behoeften voortdurend naar boven bij, nieuwe behoeften
● neveneffecten die de welvaart kunnen verlagen
● welvaart is subjectief
Artikel kopen: mogelijke aankoop van alle andere artikelen verminderen
budgetlijn: geeft de consequenties van de verschillende keuzemogelijkheden weer
budget: maximumbedrag dat je ter beschikking hebt
y = p1 * q1 + p2 * q2
of anders geschreven:
1
, Bepaalde hoeveelheid q2 wordt geruild voor een bepaalde hoeveelheid q1:
opofferingskosten (persoon)
- meerdere mogelijkheden om geld te verdienen:
gelijk aan de waarde van de niet-gekozen mogelijkheid die het meest opbrengt,
maar als er onplezierig werk is:
- hoogste netto-opbrengst = de opofferingskosten
(netto-opbrengst: opbrengst in euro’s min minimale bedrag waarvoor jij bereid
bent om te werken)
directe kosten: kosten van een uitje (bijv. concertkaartje)
factoren bij de keuze tussen een woning kopen of huren
- in € uitgedrukt
- niet-monetair
- verwachtingen (bijv. verkoopprijs huis stijgt in de toekomst)
- opzegtermijn huur
arbeidsdeling/specialisatie:
moderne samenlevingen: ver doorgevoerde vorm
- diensten ⇄ brede scala aan consumptiegoederen
-> scheiding tussen productie en consumptie
- geen scheiding -> ieder produceert zelf wat hij consumeert
eigendomsrechten: goed vastleggen = belangrijk, want
- je kunt alleen iets ruilen dat van jezelf is
- de ruil gaat dan met minder kosten gepaard (minder moeite nagaan wie de
eigenaar is)
opofferingskosten (bedrijf): productietijd van het product dat je maakt gedeeld door
de productietijd van het product dat je niet maakt
2
Beslissingen: hebben gevolgen voor jezelf én voor anderen
Keuzes maken:
- de keus voor het één beperkt of sluit de keus voor iets anders uit.
- voorzien in de meest dringende behoefte op dat moment
- bepaalde afwegingen maken
Menselijke behoeften: richten zich steeds weer op nieuwe producten -> nieuwe
behoeften
Voorzien in behoeften: goederen nodig
↳ tastbare producten
↳ diensten/niet-tastbare goederen
Goederen en tijd: alternatief aanwendbaar
Vrije goederen: niets hoeven opofferen, onbeperkt
Schaarste: spanning tussen de menselijke behoeften en de beschikbare middelen om
daarin te voorzien
≠ zeldzaamheid
Er is schaarste als:
1. er in vergelijking tot onze
behoeften niet genoeg
middelen zijn
2. de middelen alternatief
aanwendbaar zijn
Welvaart:
meer in je behoeften voorzien: welvarender
minder schaarste:
- meer welvaart
- -> meer goederen en diensten produceren
≠ automatisch meer welvaart
houd rekening met:
● mensen stellen hun behoeften voortdurend naar boven bij, nieuwe behoeften
● neveneffecten die de welvaart kunnen verlagen
● welvaart is subjectief
Artikel kopen: mogelijke aankoop van alle andere artikelen verminderen
budgetlijn: geeft de consequenties van de verschillende keuzemogelijkheden weer
budget: maximumbedrag dat je ter beschikking hebt
y = p1 * q1 + p2 * q2
of anders geschreven:
1
, Bepaalde hoeveelheid q2 wordt geruild voor een bepaalde hoeveelheid q1:
opofferingskosten (persoon)
- meerdere mogelijkheden om geld te verdienen:
gelijk aan de waarde van de niet-gekozen mogelijkheid die het meest opbrengt,
maar als er onplezierig werk is:
- hoogste netto-opbrengst = de opofferingskosten
(netto-opbrengst: opbrengst in euro’s min minimale bedrag waarvoor jij bereid
bent om te werken)
directe kosten: kosten van een uitje (bijv. concertkaartje)
factoren bij de keuze tussen een woning kopen of huren
- in € uitgedrukt
- niet-monetair
- verwachtingen (bijv. verkoopprijs huis stijgt in de toekomst)
- opzegtermijn huur
arbeidsdeling/specialisatie:
moderne samenlevingen: ver doorgevoerde vorm
- diensten ⇄ brede scala aan consumptiegoederen
-> scheiding tussen productie en consumptie
- geen scheiding -> ieder produceert zelf wat hij consumeert
eigendomsrechten: goed vastleggen = belangrijk, want
- je kunt alleen iets ruilen dat van jezelf is
- de ruil gaat dan met minder kosten gepaard (minder moeite nagaan wie de
eigenaar is)
opofferingskosten (bedrijf): productietijd van het product dat je maakt gedeeld door
de productietijd van het product dat je niet maakt
2