Bedrijfseconomie
Les 1, afschrijvingen
Hoofdstuk 4, Kostensoorten
Kosten duurzame productiemiddelen
- Afschrijvingskosten
- Vermogenskosten, afschrijvingskosten en rente
- Complementaire kosten, aanvullende kosten/ overige kosten. Alle andere kosten dan de
machinekosten (zoals grondstofkosten, arbeidskosten en overige machinekosten).
Levensduur
- Absoluut technische levensduur, als die stuk is
- Relatieve technische levensduur
- Economische levensduur, moment waarop de kosten hoger worden dan het productiemiddel
oplevert.
Afschrijvingsmethoden
Lineair afschrijven; vast percentage van de aanschafwaarde
Degressief afschrijven
- Vast percentage van de boekwaarde (wordt elk jaar lager door de afschrijvingen)
- Jaarlijks met gelijke bedragen dalend
Annuïteitenmethoden
Stel:
Aanschaf machine €100.000
Restwaarde €20.000
Economische levensduur 4 jaar
Vermogenskosten (gebaseerd op de boekwaarde van het begin van het jaar ) zijn 5%
= 5% x Boekwaarde begin
Gevraagd:
Bepaal de afschrijvingen en boekwaarde per jaar
Bepaal de jaarlijkse vermogenskosten
Uitwerking
Lineaire afschrijvingen:
Afschrijvingspotentieel: €100.000 - €20.000 = €80.000
Boekwaarde begin Afschrijvingen Boekwaarde eind Vermogenskosten
1 €100.000 €20.000 €80.000 €5.000
(aanschafprijs) (€80.000/4 jaar) (€100.000 - €20.000) (€100.000 x 5%)
2 €80.000 €20.000 €60.000 €4.000
3 €60.000 €20.000 €40.000 €3.000
4 €40.000 €20.000 €20.000 €2.000
,Jaarlijks dalende afschrijvingen,
1. Vast percentage van de boekwaarde
Gegeven: vast percentage van 33,13%
Boekwaarde begin Afschrijvingen Boekwaarde eind Vermogenskosten
1 €100.000 €33.126 €66.874 €5.000
(aanschafprijs) (33,13% x €100.000) (€100.000 - €33.126) (€100.000 x 5%)
2 €66.874 €22.153 €44.721 €3.344
3 €44.721 €14.814 €29.907 €2.236
4 €29.907 €9.907 €20.000 €1.495
2. Afschrijvingen nemen jaarlijks af met vast bedrag
Stel: elk jaar nemen afschrijvingen af met €8.000
Boekwaarde begin Afschrijvingen Boekwaarde eind Vermogenskosten
1 €100.000 €32.000 €68.000 €5.000
(aanschafprijs) (zie berekening ) (€100.000 - €32.000) (€100.000 x 5%)
2 €68.000 €24.000 €44.000 €3.400
3 €44.000 €16.000 €28.000 €2.200
4 €28.000 €8.000 €20.000 €1.400
Bepaling afschrijvingen jaar 1 (de afschrijvingskosten nemen elk jaar met 8.000 toe)
1. X
2. X – 8.000
3. X – 16.000
4. X – 24.000
Dus het totaal van deze afschrijvingen is: 4X – 48.000.
Dit is gelijk aan het totaal af te schrijven bedrag over 4 jaar: €80.000
4X – 48.000 = 80.000
4X: 80.000 + 48.000 =128.000
X: 128.000/4 = €32.000 (is afschrijving jaar 1)
Jaar 2: €32.000 – €8.000 = €24.000
Jaar 3: €24.000 – €8.000 = €16.000
Jaar 4: €16.000 – €8.000 = €8.000
Annuïteitenmethode
jaarlijks is de som van afschrijvingen en rente een gelijk bedrag
Stel: annuïteitenfactor = 0,2820
Annuïteit = 0,2820 x €80.000 (afschrijvingspotentieel) + 5% x €20.000 (restwaarde) = €23.561
Boekwaarde begin Annuïteit Rente (5%) Afschrijving Boekwaarde eind
1 €100.000 €23.561 €5.000 €18.561 €81.439
(€100.000 x 5%) (€23.561 – €5.000) (€100.000-€18.561)
2 €81.439 €23.561 €4.072 €19.489 €61.950
3 €61.950 €23.561 €3.098 €20.463 €41.487
4 €41.487 €23.561 €2.074 €21.487 €20.000
, Les 2, Vaste en variabele kosten
4.1 Gelduitgaven en kosten
De wijze waarop de kosten berekend worden, is afhankelijk van de beslissing die moet worden
genomen.
4.4 Kostenindelingen
1. De wijze waarop de hoogte van de kosten reageert op een verandering in de productie- of
verkoopomvang (vaste en variabele kosten).
2. De relatie tussen het ontstaan van de kosten en een bepaald product
(directe en indirecte kosten).
3. De verdeling van de kosten naar de functies binnen de organisatie waarvoor de kosten
worden gemaakt (functionele kostenindeling).
4. De doelmatigheid van de opgeofferde waarde (toegestane- en werkelijke kosten).
5. De aard van de productiemiddelen (categoriale kostenindeling).
H5 Kostprijsberekening
Kosten (eng kostenbegrip)
Aan perioden, producten enzovoort toegerekende (toekomstige) gelduitgaven in verband met
doelmatig opgeofferde productiemiddelen.
Kostprijs en marktvorm
De marktvorm bepaalt de rol van de kostprijs als sturingsinstrument binnen de onderneming.
5.2 Variabele en vaste kosten
Variabele kosten
De omvang van de kosten verandert door een verandering in de bedrijfsdrukte (afzet):
- Proportioneel variabele kosten, blijven hetzelfde
- Progressief stijgend, kosten nemen hard toe, maar de productie niet zo zeer
- Degressief stijgend, goedkoper (doordat je meer afneemt)
Bv. Benzinekosten
Vaste kosten (of Constante kosten)
Deze kosten veranderen niet als de bedrijfsdrukte (afzet) verandert (binnen de beschikbare
capaciteit). Bv. Huurkosten
Gemengde kosten
De kosten hebben voor een deel een vast en voor een deel een variabel karakter.
Bv. Personeelskosten (0-uren contract), energiekosten
Les 1, afschrijvingen
Hoofdstuk 4, Kostensoorten
Kosten duurzame productiemiddelen
- Afschrijvingskosten
- Vermogenskosten, afschrijvingskosten en rente
- Complementaire kosten, aanvullende kosten/ overige kosten. Alle andere kosten dan de
machinekosten (zoals grondstofkosten, arbeidskosten en overige machinekosten).
Levensduur
- Absoluut technische levensduur, als die stuk is
- Relatieve technische levensduur
- Economische levensduur, moment waarop de kosten hoger worden dan het productiemiddel
oplevert.
Afschrijvingsmethoden
Lineair afschrijven; vast percentage van de aanschafwaarde
Degressief afschrijven
- Vast percentage van de boekwaarde (wordt elk jaar lager door de afschrijvingen)
- Jaarlijks met gelijke bedragen dalend
Annuïteitenmethoden
Stel:
Aanschaf machine €100.000
Restwaarde €20.000
Economische levensduur 4 jaar
Vermogenskosten (gebaseerd op de boekwaarde van het begin van het jaar ) zijn 5%
= 5% x Boekwaarde begin
Gevraagd:
Bepaal de afschrijvingen en boekwaarde per jaar
Bepaal de jaarlijkse vermogenskosten
Uitwerking
Lineaire afschrijvingen:
Afschrijvingspotentieel: €100.000 - €20.000 = €80.000
Boekwaarde begin Afschrijvingen Boekwaarde eind Vermogenskosten
1 €100.000 €20.000 €80.000 €5.000
(aanschafprijs) (€80.000/4 jaar) (€100.000 - €20.000) (€100.000 x 5%)
2 €80.000 €20.000 €60.000 €4.000
3 €60.000 €20.000 €40.000 €3.000
4 €40.000 €20.000 €20.000 €2.000
,Jaarlijks dalende afschrijvingen,
1. Vast percentage van de boekwaarde
Gegeven: vast percentage van 33,13%
Boekwaarde begin Afschrijvingen Boekwaarde eind Vermogenskosten
1 €100.000 €33.126 €66.874 €5.000
(aanschafprijs) (33,13% x €100.000) (€100.000 - €33.126) (€100.000 x 5%)
2 €66.874 €22.153 €44.721 €3.344
3 €44.721 €14.814 €29.907 €2.236
4 €29.907 €9.907 €20.000 €1.495
2. Afschrijvingen nemen jaarlijks af met vast bedrag
Stel: elk jaar nemen afschrijvingen af met €8.000
Boekwaarde begin Afschrijvingen Boekwaarde eind Vermogenskosten
1 €100.000 €32.000 €68.000 €5.000
(aanschafprijs) (zie berekening ) (€100.000 - €32.000) (€100.000 x 5%)
2 €68.000 €24.000 €44.000 €3.400
3 €44.000 €16.000 €28.000 €2.200
4 €28.000 €8.000 €20.000 €1.400
Bepaling afschrijvingen jaar 1 (de afschrijvingskosten nemen elk jaar met 8.000 toe)
1. X
2. X – 8.000
3. X – 16.000
4. X – 24.000
Dus het totaal van deze afschrijvingen is: 4X – 48.000.
Dit is gelijk aan het totaal af te schrijven bedrag over 4 jaar: €80.000
4X – 48.000 = 80.000
4X: 80.000 + 48.000 =128.000
X: 128.000/4 = €32.000 (is afschrijving jaar 1)
Jaar 2: €32.000 – €8.000 = €24.000
Jaar 3: €24.000 – €8.000 = €16.000
Jaar 4: €16.000 – €8.000 = €8.000
Annuïteitenmethode
jaarlijks is de som van afschrijvingen en rente een gelijk bedrag
Stel: annuïteitenfactor = 0,2820
Annuïteit = 0,2820 x €80.000 (afschrijvingspotentieel) + 5% x €20.000 (restwaarde) = €23.561
Boekwaarde begin Annuïteit Rente (5%) Afschrijving Boekwaarde eind
1 €100.000 €23.561 €5.000 €18.561 €81.439
(€100.000 x 5%) (€23.561 – €5.000) (€100.000-€18.561)
2 €81.439 €23.561 €4.072 €19.489 €61.950
3 €61.950 €23.561 €3.098 €20.463 €41.487
4 €41.487 €23.561 €2.074 €21.487 €20.000
, Les 2, Vaste en variabele kosten
4.1 Gelduitgaven en kosten
De wijze waarop de kosten berekend worden, is afhankelijk van de beslissing die moet worden
genomen.
4.4 Kostenindelingen
1. De wijze waarop de hoogte van de kosten reageert op een verandering in de productie- of
verkoopomvang (vaste en variabele kosten).
2. De relatie tussen het ontstaan van de kosten en een bepaald product
(directe en indirecte kosten).
3. De verdeling van de kosten naar de functies binnen de organisatie waarvoor de kosten
worden gemaakt (functionele kostenindeling).
4. De doelmatigheid van de opgeofferde waarde (toegestane- en werkelijke kosten).
5. De aard van de productiemiddelen (categoriale kostenindeling).
H5 Kostprijsberekening
Kosten (eng kostenbegrip)
Aan perioden, producten enzovoort toegerekende (toekomstige) gelduitgaven in verband met
doelmatig opgeofferde productiemiddelen.
Kostprijs en marktvorm
De marktvorm bepaalt de rol van de kostprijs als sturingsinstrument binnen de onderneming.
5.2 Variabele en vaste kosten
Variabele kosten
De omvang van de kosten verandert door een verandering in de bedrijfsdrukte (afzet):
- Proportioneel variabele kosten, blijven hetzelfde
- Progressief stijgend, kosten nemen hard toe, maar de productie niet zo zeer
- Degressief stijgend, goedkoper (doordat je meer afneemt)
Bv. Benzinekosten
Vaste kosten (of Constante kosten)
Deze kosten veranderen niet als de bedrijfsdrukte (afzet) verandert (binnen de beschikbare
capaciteit). Bv. Huurkosten
Gemengde kosten
De kosten hebben voor een deel een vast en voor een deel een variabel karakter.
Bv. Personeelskosten (0-uren contract), energiekosten