VTOB
Samenvatting hoofdstuk 4, 5 & 8
Taallab 2
Renske
, Hoofdstuk 4 Woordenschat
onderwijs
4.1 achtergrondkennis
Passieve woordenschat woorden die we kennen
Actieve woordenschat woorden die we gebruiken
Creatieve woordkennis woorden worden op een speciale manier toegepast
(woordgrapjes, dubbelzinnigheden, ironie, etc.)
Vormaspecten:
- Enkelvoudige woorden/ vrije morfemen hebben een eigen basisvorm (stoel)
- Samenstellingen delen van het woord zijn ook apart een woord (tafelpoot)
- Afleidingen woorden met een affix, toevoeging (prachtig)
- Uitgangen volgens een voegingssysteem werkwoorden vervoegen (gewandeld)
- Uitgangen volgens een verbuigingssysteem naamwoorden (mooie, leuke)
- Meer-woord-woorden meerdere woorden die samen een betekenis hebben (de
hond in de pot vinden, verliefd zijn op)
Betekenisaspecten:
- Concreet-abstract concrete woorden zijn te koppelen aan een visueel beeld
(stoel). Abstracte woorden moeten omschreven worden (verdriet)
- Letterlijk-figuurlijk woorden hebben een letterlijke betekenis, en de figuurlijke
betekenis is er vanaf te leiden (zo sterk als een beer)
- Inhoudswoorden-functiewoorden inhoudswoorden zijn de bouwstenen van de
zin en op te zoeken in het woordenboek, functiewoorden zijn het cement die een
relatie leggen tussen de inhoudswoorden:
(Jan loopt naar de winkel, omdat hij koffie wil.) inhoudswoorden=onderstreept
- Dagelijkse woorden- schooltaalwoordendagelijkse woorden is de omgangstaal,
schooltaalwoorden zijn vaktermen (vulkaan)
Het mentale lexicon is een soort woordenboek in de hersenen, waarin woorden
samen met hun betekenis zijn opgeborgen. Aan de betekenis wordt toegevoegd:
- Syntactische informatie (hoe het woord in een zin gebruikt kan worden)
- Morfologische informatie (mogelijke woordvormen)
- Schriftelijke aspecten (bijvoorbeeld spelling van het woord)
De woordenschat kan zich in 2 richtingen uitbreiden:
- Verbreden er komen steeds meer nieuwe woorden bij
- Verdiepener ontstaan steeds meer betekenisverbindingen
4.2 ontwikkelingslijnen van de woordenschat
Woordenkennis:
Leeftijd Nederlands kind Nt2-leerling
4 jaar Actief:2150 Actief:300
Passief: 3350 Passief: 1100
10/11 jaar Actief: Actief:
Passief: 17.000 Passief: 9800
In het Referentiekader taal (Over de drempels met taal) is woordenschat geen apart
domein. Het wordt geïntegreerd veronderstelt onder de domeinen spreken, luisteren,
lezen, schrijven. In de Tussendoelen en Leerlijnen Nederlands (SLO) is woordenschat
wel een apart domein.
Niveau 1F (eind basisschool):
Gesprekken en spreken Beschikt over voldoende woorden om te
praten over vertrouwde situaties en
PAGINA 2
Samenvatting hoofdstuk 4, 5 & 8
Taallab 2
Renske
, Hoofdstuk 4 Woordenschat
onderwijs
4.1 achtergrondkennis
Passieve woordenschat woorden die we kennen
Actieve woordenschat woorden die we gebruiken
Creatieve woordkennis woorden worden op een speciale manier toegepast
(woordgrapjes, dubbelzinnigheden, ironie, etc.)
Vormaspecten:
- Enkelvoudige woorden/ vrije morfemen hebben een eigen basisvorm (stoel)
- Samenstellingen delen van het woord zijn ook apart een woord (tafelpoot)
- Afleidingen woorden met een affix, toevoeging (prachtig)
- Uitgangen volgens een voegingssysteem werkwoorden vervoegen (gewandeld)
- Uitgangen volgens een verbuigingssysteem naamwoorden (mooie, leuke)
- Meer-woord-woorden meerdere woorden die samen een betekenis hebben (de
hond in de pot vinden, verliefd zijn op)
Betekenisaspecten:
- Concreet-abstract concrete woorden zijn te koppelen aan een visueel beeld
(stoel). Abstracte woorden moeten omschreven worden (verdriet)
- Letterlijk-figuurlijk woorden hebben een letterlijke betekenis, en de figuurlijke
betekenis is er vanaf te leiden (zo sterk als een beer)
- Inhoudswoorden-functiewoorden inhoudswoorden zijn de bouwstenen van de
zin en op te zoeken in het woordenboek, functiewoorden zijn het cement die een
relatie leggen tussen de inhoudswoorden:
(Jan loopt naar de winkel, omdat hij koffie wil.) inhoudswoorden=onderstreept
- Dagelijkse woorden- schooltaalwoordendagelijkse woorden is de omgangstaal,
schooltaalwoorden zijn vaktermen (vulkaan)
Het mentale lexicon is een soort woordenboek in de hersenen, waarin woorden
samen met hun betekenis zijn opgeborgen. Aan de betekenis wordt toegevoegd:
- Syntactische informatie (hoe het woord in een zin gebruikt kan worden)
- Morfologische informatie (mogelijke woordvormen)
- Schriftelijke aspecten (bijvoorbeeld spelling van het woord)
De woordenschat kan zich in 2 richtingen uitbreiden:
- Verbreden er komen steeds meer nieuwe woorden bij
- Verdiepener ontstaan steeds meer betekenisverbindingen
4.2 ontwikkelingslijnen van de woordenschat
Woordenkennis:
Leeftijd Nederlands kind Nt2-leerling
4 jaar Actief:2150 Actief:300
Passief: 3350 Passief: 1100
10/11 jaar Actief: Actief:
Passief: 17.000 Passief: 9800
In het Referentiekader taal (Over de drempels met taal) is woordenschat geen apart
domein. Het wordt geïntegreerd veronderstelt onder de domeinen spreken, luisteren,
lezen, schrijven. In de Tussendoelen en Leerlijnen Nederlands (SLO) is woordenschat
wel een apart domein.
Niveau 1F (eind basisschool):
Gesprekken en spreken Beschikt over voldoende woorden om te
praten over vertrouwde situaties en
PAGINA 2