1.4cSD1 Risico’s bij het werken met radioactieve stoffen
Gesloten bronnen Open bronnen
Uitwendige bestraling Uitwendige bestraling
Uitwendige besmetten (door knoeien)
Inwendige besmetting (inademing, opeten)
Uitwendige bestraling is voor een gesloten en open bron hetzelfde. De ernst hangt af van:
- Bronsterkte (Bq): de activiteit moet je omrekenen naar kermatempo: A Ka = BqGy/h.
Ook moet je corrigeren voor de afstand van jou tot de bron: 1/r2 = omgekeerde
kwadratenwet. Daarnaast moet je nog een correctie doen voor eventuele afscherming
tussen jou en de bron: B*e-u*d of B*2-d/HVD. Dit heeft te maken met transmissie (T), dit geldt
echter alleen bij gamma straling. Voor bèta en alfa straling geldt de dracht. Ook moet je nog
corrigeren voor de tijd dat je blootgesteld wordt aan de bron. Dus je gaat van Gy/h naar Gy.
Hier volgt de heilige formule uit: . Deze kun je alleen gebruiken bij radioactiviteit en
niet bij röntgenbuizen. Hoofdletter gamma staat voor de lucht-kerma-tempo-constante
Lucht-kerma-tempo: , het puntje betekent tempo en de a betekent air. Dit is in Gy/h
Lucht-kerma-tempo-constante: in Gy*m2/Bq/h iedere radionuclide heeft zijn eigen
constante. De vierkante meter is de afstand in het kwadraat, niet de oppervlakte. Uiteindelijk
kun je met deze formule van een activiteit (Bq) naar een kerma (Gy) rekenen.
- Energie
- Soort straling
Uitwendige besmetting:
Als je werkt met open radioactiviteiten, zijn er werkvoorschriften waar je je aan te houden hebt:
Inwendige besmetting:
- Inhalatie
- Ingestie
- Injectie
- Wondbesmetting
- Absorptie door intacte huid
, Bij inhalatie heb je te maken met het longmodel. Je hebt te maken met aerosolen, dit is een
druppelvormige dampvorming van een vloeistof hele kleine nevel druppeltjes. Afhankelijk van de
grootte van de druppel, komt het verder of minder ver in de longen. Om dit aan te geven is het
luchtwegen stelsel ingedeeld in bepaalde zones:
- ET1: extra-thoracaal 1, neus holte
- ET2: extra-thoracaal 2, keel en mond holte
- BB: Trachea + grote bronchiën
- Bb: kleine bronchiën
- Al: alveoli (longblaasjes)
Niet alles wat je inademt wordt opgenomen in je lichaam, een deel gaat er ook weer uit door
uitademing. Ook als aerosolen aan de binnenkant van de long blijven kleven, zitten ze nog niet echt
in de bloedbaan. Deze worden dan via de trilhaartjes naar boven gewerkt en die kun je ophoesten.
De aerosolen kunnen ook chemisch oplossen: fast medium en slow. Bij fast krijg je een hogere dosis
in je lichaam. Bij slow is de kans groter dat het nog op een andere manier het lichaam uit gaat.
Bij het verteringssysteem gaat het anders: