Oefenvragen:
1. De plannende dader is:
a. Misdaadgeoriënteerd
b. Reisgeoriënteerd
c. Beide
d. Geen van beide
2. De schatting van risico gedaan door daders (volgens Cromwell et al.) is gebaseerd op:
a. Argument by contradiction
b. Surveillability, occupancy en accessibility
c. Bounded rational choice
d. De range van opereren
3.
I. Instrumentele overtreders worden gedefinieerd door hun verlangen om een specifiek
doel te bereiken, meestal financieel of materieel georiënteerd. Ze zijn opzettelijk,
berekenend en nemen voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat ze worden ontdekt,
geïdentificeerd en aangehouden.
II. Expressieve overtreders worden gedefinieerd door hun verhoogde emotionele staat; hun
motief is persoonlijk, geassocieerd met jaloezie, woede, macht of zelfs seksueel
verlangen.
a. Stelling I is juist, Stelling II is onjuist
b. Stelling II is Juist, Stelling I is onjuist
c. Beide stellingen zijn juist
d. Beide stellingen zijn onjuist
4. ‘Een overval wordt vaak gepleegd met een wapen, een inbraak juist niet’ is een voorbeeld van:
a. Salient aspects of crime
b. Contingency destabilisation
c. Evidence dynamics
d. Criminal action
5. Wat kan een indicatie geven van een secondary scene?
a. Bloed buiten het afzetlint
b. Een ingetrapte deur
c. Een voetafdruk in bloed richting de voordeur
d. De afwezigheid van bloed op de plek waar een slachtoffer is neergestoken
6. Directional bewijs is:
a. Bewijs wat laat zien waar iets is gebeurd
b. Bewijs wat laat zien hoe iets is gebeurd
c. Bewijs wat laat zien waar iets heen ging of vandaan kwam
d. Bewijs wat laat zien waar iets gebeurd is
1. De plannende dader is:
a. Misdaadgeoriënteerd
b. Reisgeoriënteerd
c. Beide
d. Geen van beide
2. De schatting van risico gedaan door daders (volgens Cromwell et al.) is gebaseerd op:
a. Argument by contradiction
b. Surveillability, occupancy en accessibility
c. Bounded rational choice
d. De range van opereren
3.
I. Instrumentele overtreders worden gedefinieerd door hun verlangen om een specifiek
doel te bereiken, meestal financieel of materieel georiënteerd. Ze zijn opzettelijk,
berekenend en nemen voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat ze worden ontdekt,
geïdentificeerd en aangehouden.
II. Expressieve overtreders worden gedefinieerd door hun verhoogde emotionele staat; hun
motief is persoonlijk, geassocieerd met jaloezie, woede, macht of zelfs seksueel
verlangen.
a. Stelling I is juist, Stelling II is onjuist
b. Stelling II is Juist, Stelling I is onjuist
c. Beide stellingen zijn juist
d. Beide stellingen zijn onjuist
4. ‘Een overval wordt vaak gepleegd met een wapen, een inbraak juist niet’ is een voorbeeld van:
a. Salient aspects of crime
b. Contingency destabilisation
c. Evidence dynamics
d. Criminal action
5. Wat kan een indicatie geven van een secondary scene?
a. Bloed buiten het afzetlint
b. Een ingetrapte deur
c. Een voetafdruk in bloed richting de voordeur
d. De afwezigheid van bloed op de plek waar een slachtoffer is neergestoken
6. Directional bewijs is:
a. Bewijs wat laat zien waar iets is gebeurd
b. Bewijs wat laat zien hoe iets is gebeurd
c. Bewijs wat laat zien waar iets heen ging of vandaan kwam
d. Bewijs wat laat zien waar iets gebeurd is