Hoorcolleges week 2
Hoorcollege 3, ontwikkeling en motorisch leren
- biologisch georiënteerde theorie: (rijpingstheorie van Gesell 1880-1961)
Invloed van de nature, de natuurlijk aanleg, op de ontwikkeling centraal staat
Ontwikkeling komt door groei en rijping
Aanleg is geboren, ontwikkeling is endogeen
- Milieu georiënteerde theorie: (Op basis van cultuur en interpersoonlijke communicatie bv Vygotsky
1896-1934)
Invloed van nurture, opvoeding/milieu, op de ontwikkeling centraal staat
Ontwikkeling wordt bepaald door omgeving
Alles is aangeleerd, ontwikkeling is exogeen.
- Interactie georienteerde theorie: (theorie van interactionisme van piaget 1896-1980 en bio-
ecologische systeemtheorie van bronfenbrenner 1979)
Invloed van nature en nurture
Gen-omgevingsinteractie
Zowel milieu, rijping en leren
Ontwikkeling: Onomkeerbaar proces dat leidt to een organisatie op hoger geïntegreerd niveau.
Gebaseerd op groei, rijping en leren
Groei: Toename grootte van lichaamsdelen
Rijping: Inwendige processen ter voorbereiden op bepaalde functie
Leren: Proces dat leidt tot relatief duurzame veranderingen in het gedragspotentieel als
gevolg van specifieke ervaringen met de omgeving
Bio-ecologische systeemtheorie (bronfenbrenner)
- Gedrag ontwikkelt zich vanuit de wisselwerking tussen de kenmerken van een kind en de
omgevingen waarin dat kind leeft.
- Biopsychosociale model
Uitgangspunten;
1. Oorzaak en gevolg zijn circulair (omgeving-kind-omgeving)
2. Ontwikkeling vindt plaats op alle niveaus (systemen om kind heen0
3. Elk kind kan in vergelijke=bare situatie op eigen wijze reageren
4. Kind geeft actief vorm aan hun ontwikkeling (locus of control)
Piaget = cognitieve ontwikkelingsfases
1. Sensorisch en motorisch (Geboorte – 2 jaar)
2. Pre operationeel: kleutertijd = fase van egocentrisch (2-7 jaar)
- Conservatie begrip: Het begrijpen en inschatten van grootte, hoeveelheid of massa
3. Concreet operationeel: Kennis van materiaal (7-11 jaar)
4. Formal operationeel: (middelbare schoolleeftijd)
Hoorcollege 3, ontwikkeling en motorisch leren
- biologisch georiënteerde theorie: (rijpingstheorie van Gesell 1880-1961)
Invloed van de nature, de natuurlijk aanleg, op de ontwikkeling centraal staat
Ontwikkeling komt door groei en rijping
Aanleg is geboren, ontwikkeling is endogeen
- Milieu georiënteerde theorie: (Op basis van cultuur en interpersoonlijke communicatie bv Vygotsky
1896-1934)
Invloed van nurture, opvoeding/milieu, op de ontwikkeling centraal staat
Ontwikkeling wordt bepaald door omgeving
Alles is aangeleerd, ontwikkeling is exogeen.
- Interactie georienteerde theorie: (theorie van interactionisme van piaget 1896-1980 en bio-
ecologische systeemtheorie van bronfenbrenner 1979)
Invloed van nature en nurture
Gen-omgevingsinteractie
Zowel milieu, rijping en leren
Ontwikkeling: Onomkeerbaar proces dat leidt to een organisatie op hoger geïntegreerd niveau.
Gebaseerd op groei, rijping en leren
Groei: Toename grootte van lichaamsdelen
Rijping: Inwendige processen ter voorbereiden op bepaalde functie
Leren: Proces dat leidt tot relatief duurzame veranderingen in het gedragspotentieel als
gevolg van specifieke ervaringen met de omgeving
Bio-ecologische systeemtheorie (bronfenbrenner)
- Gedrag ontwikkelt zich vanuit de wisselwerking tussen de kenmerken van een kind en de
omgevingen waarin dat kind leeft.
- Biopsychosociale model
Uitgangspunten;
1. Oorzaak en gevolg zijn circulair (omgeving-kind-omgeving)
2. Ontwikkeling vindt plaats op alle niveaus (systemen om kind heen0
3. Elk kind kan in vergelijke=bare situatie op eigen wijze reageren
4. Kind geeft actief vorm aan hun ontwikkeling (locus of control)
Piaget = cognitieve ontwikkelingsfases
1. Sensorisch en motorisch (Geboorte – 2 jaar)
2. Pre operationeel: kleutertijd = fase van egocentrisch (2-7 jaar)
- Conservatie begrip: Het begrijpen en inschatten van grootte, hoeveelheid of massa
3. Concreet operationeel: Kennis van materiaal (7-11 jaar)
4. Formal operationeel: (middelbare schoolleeftijd)