Samenvatting commercieel 2
Hoofdstuk 1
Marketing: bestaat uit alle activiteiten om winst te maken
B2B: marketing gericht op bedrijven B2C: marketing gericht op klanten
Consumenten marketing (gebruikt door retailers) dat is alle marketing waarbij de consument de
eindgebruiker is.
Tademarketing: marketing binnen verschillende schakels
6 p´s retailmix
- Plaats (waar de winkel is gevestigd)
- Product (alles wat wordt aangeboden)
- Prijs (vaststellen van de prijs)
- Personeel (zorgt voor sfeer)
- Promotie (alles wat je doet voor een goede verkoop)
- Presentatie (inrichten van de winkel)
Winkelformule: manier waarop de winkel zijn producten aanbied
De doelgroep: groep mensen waarop je je winkel afstemt
Marktpositie: positie van de winkel
Reailmix: 6 instrumenten waarmee de winkelier zijn verkoop kan uitvoeren
Bricks-clicks-ticks: verschillende verkoopkanalen
Bricks: stenen winkels
Clicks: computer waarop je klikt met een muis
Ticks: apps op je smartphone
Combinatie van verkoopkanalen:
- Monochannel/singlechannel: verkoop tussen retailer en consument gaat via 1 verkoopkanaal
- Multichannel: retailer geeft consument de keuze tussen verschillende verkoopkanalen. Deze
staan niet met elkaar in verbinding
- Crosschanel: retailer gebruikt meerdere verkoopkanalen. Op elkaar afgestemd,
samenwerking is mogelijk
- Omnichannel: meerdere verkoopkanalen, op elkaar afgestemd
e-commerce: het kopen en verkopen via internet
belangrijke kenmerken:
- Geen openigs/sluitingstijden
- Snelle betaling
- Klantgegevens
- Klant prikkelen
1
, Verschillende termen naast e-commerce
1. E-business: alle manieren van zaken doen via internet
2. E-commerce: handel via internet
3. E-tailing: e-commerce door retailers
4. Online-marketing: digitale marketing (sociale media)
Frontoffice (webwinkel): wat de klant ziet, producten, inhoud.
Backoffice: beheer van alle producten, wat de klant niet kan zien.
Dropshipping: opslag en levering uitbesteden
Fulfillment: alle taken worden uitgevoerd door een ander bedrijf
Hoofdstuk 2
Assortimentbeleid:
Retailmix
Assortiment
Winkelformule
Indelen van een assortiment doe je doormiddel van een:
Kernassortiment: de klant herkent je aan wat je verkoopt ( bakker verkoopt brood )
Randassortiment: aanvulling voor producten waaraan je wordt herkend (schoenenwinkel verkoopt
veters)
Functies randassortiment:
- Imago versterker
- Extra service
- Klantenbinding
- Exta omzet
Artikelgroep: artikelen die bij elkaar horen ( ranja flessen)
Artikelsoort: groep van dezelfde artikelen ( 5 pakken melk)
Assortimentbeleid: basis van het assortiment
Breedte: hoeveelheid assortimentsgroepen
Diepte: aantal verschillende varianten
Hoogte: gemiddelde prijsniveau
Lengte: voorraad
Consistentie: producten erbij ( wasmachine winkel heeft waspoeder)
Assortiment verwantschap: producten die bij elkaar kunnen worden gezet (Bijv. zelfde kleur)
- Consumptieverwantschap: producten worden op dezelfde wijze gebruikt
- Productieverwantschap: producten worden op dezelfde wijze geproduceerd
- Koopverwantschap: manier van kopen is hetzelfde
2
Hoofdstuk 1
Marketing: bestaat uit alle activiteiten om winst te maken
B2B: marketing gericht op bedrijven B2C: marketing gericht op klanten
Consumenten marketing (gebruikt door retailers) dat is alle marketing waarbij de consument de
eindgebruiker is.
Tademarketing: marketing binnen verschillende schakels
6 p´s retailmix
- Plaats (waar de winkel is gevestigd)
- Product (alles wat wordt aangeboden)
- Prijs (vaststellen van de prijs)
- Personeel (zorgt voor sfeer)
- Promotie (alles wat je doet voor een goede verkoop)
- Presentatie (inrichten van de winkel)
Winkelformule: manier waarop de winkel zijn producten aanbied
De doelgroep: groep mensen waarop je je winkel afstemt
Marktpositie: positie van de winkel
Reailmix: 6 instrumenten waarmee de winkelier zijn verkoop kan uitvoeren
Bricks-clicks-ticks: verschillende verkoopkanalen
Bricks: stenen winkels
Clicks: computer waarop je klikt met een muis
Ticks: apps op je smartphone
Combinatie van verkoopkanalen:
- Monochannel/singlechannel: verkoop tussen retailer en consument gaat via 1 verkoopkanaal
- Multichannel: retailer geeft consument de keuze tussen verschillende verkoopkanalen. Deze
staan niet met elkaar in verbinding
- Crosschanel: retailer gebruikt meerdere verkoopkanalen. Op elkaar afgestemd,
samenwerking is mogelijk
- Omnichannel: meerdere verkoopkanalen, op elkaar afgestemd
e-commerce: het kopen en verkopen via internet
belangrijke kenmerken:
- Geen openigs/sluitingstijden
- Snelle betaling
- Klantgegevens
- Klant prikkelen
1
, Verschillende termen naast e-commerce
1. E-business: alle manieren van zaken doen via internet
2. E-commerce: handel via internet
3. E-tailing: e-commerce door retailers
4. Online-marketing: digitale marketing (sociale media)
Frontoffice (webwinkel): wat de klant ziet, producten, inhoud.
Backoffice: beheer van alle producten, wat de klant niet kan zien.
Dropshipping: opslag en levering uitbesteden
Fulfillment: alle taken worden uitgevoerd door een ander bedrijf
Hoofdstuk 2
Assortimentbeleid:
Retailmix
Assortiment
Winkelformule
Indelen van een assortiment doe je doormiddel van een:
Kernassortiment: de klant herkent je aan wat je verkoopt ( bakker verkoopt brood )
Randassortiment: aanvulling voor producten waaraan je wordt herkend (schoenenwinkel verkoopt
veters)
Functies randassortiment:
- Imago versterker
- Extra service
- Klantenbinding
- Exta omzet
Artikelgroep: artikelen die bij elkaar horen ( ranja flessen)
Artikelsoort: groep van dezelfde artikelen ( 5 pakken melk)
Assortimentbeleid: basis van het assortiment
Breedte: hoeveelheid assortimentsgroepen
Diepte: aantal verschillende varianten
Hoogte: gemiddelde prijsniveau
Lengte: voorraad
Consistentie: producten erbij ( wasmachine winkel heeft waspoeder)
Assortiment verwantschap: producten die bij elkaar kunnen worden gezet (Bijv. zelfde kleur)
- Consumptieverwantschap: producten worden op dezelfde wijze gebruikt
- Productieverwantschap: producten worden op dezelfde wijze geproduceerd
- Koopverwantschap: manier van kopen is hetzelfde
2