Samenvatting THG
Hoofdstuk 1: kenmerken van de moderne wetenschap
1.1 Achtergronden van de psychologie
Verwondering als basis van filosofie (Plato) en wetenschap
o Verwondering: elk mensenkind wordt geboren als een heel geïnteresseerd
wezen
o Alle wetenschappen behoorden oorspronkelijk tot de filosofie
o Psychologie komt als één v/d laatste wetenschappen los van de filosofie:
19de eeuw
Psychologie betekent psyche-logos: de studie van de ziel (geest)
o Filosofen en religieuze denkers worstelen met de aard van de ziel:
Bestaat de ziel?
Wat zijn de functies van de ziel?
Relatie met het lichaam?
o Ziel en geest noemen we nu eerder mentale processen
Hoe kennen we de wereld?
o Epistemologie (kennis)
o Gewaarwording, perceptie, geheugen en denken
o = huidige domein van de cognitieve psychologie
Ethiek
o In essentie: hoe moeten we ons gedragen?
o praktische ethische vragen hangen sterk af van de visie die men heeft
op de menselijke aard
Zijn mensen goed van nature uit?
Wat zijn de menselijke motieven: welke heilzaam, welke te
onderdrukken?
Zijn mensen van nature sociaal?
Hoe leiden we een ‘goed’ leven?
Ethiek in de psychologie
o Wetenschappelijke psychologie: motivatie, emotie, sociaal en seksueel
gedrag
o Toegepaste psychologie: overheid, bedrijven, klinische psy
Biologie: inspiratie voor ontstaan van psychologie
o Geest > hersenen
Functies van menselijke geest zijn afhankelijk van onderliggende
hersenprocessen
o Evolutieleer: wat is aanpassingswaarde van de geest?
o Cognitieve neurowetenschappen
1.2 Beeld van de moderne wetenschap
De Newtoniaanse stijl (Newton)
o Onderzoek naar beperkt aantal wetten waarvan geobserveerde
regelmatigheden in natuur kunnen afgeleid worden
o Vooral uitkomsten van de observaties en experimenten zijn
doorslaggevend
Samenvatting THG 1
, o Newton weigert een verklaring (mechanisme) te verzinnen voor wet van de
zwaartekracht
o Stelt geen WAAROM-vragen; stelde geen hypotheses op
o ‘stick to the facts’, geen speculaties, geen verzinsels
o Newton past best bij het behaviorisme (Skinner): geen achterliggende
mechanisme gaan verzinnen, we behouden ons bij de feiten
Positivisme
o Wetenschap enige bron van geldige kennis
o Comte:
Observeerbare feiten zijn geldig, niet de hypothetische verklaringen
ENKEL descriptie GEEN verklaring
Ook toepassen op samenleving (sociologie, social engineering)
o Wetten zijn samenvattingen van observaties, geen essenties van natuur
o Dus men verkrijgt de wetten NA de observaties
o Predictie en controle: 2 belangrijke termen bij het positivisme
Predictie: adhv bepaalde wetten of theorieën kunnen wetenschappers
toekomstige gebeurtenissen voorspellen
Controle: kennis en wetmatigheden maakt dan uiteindelijk de controle
van de natuur mogelijk is
1.3 Soorten verklaringen
Deductief-nomologische verklaring: afleiding uit wetmatigheden (nomos
= wet), over objectief en rigoureus testen van wetmatigheden
Hermeneutisch begrijpen: verstehen: begrijpen, kunnen inbeelden. Dit is
typisch voor humane wetenschappen, psychologen doen dit als ze met
mensen praten. Dit kan je enkel vanuit je eigen culturele, sociale, morele
achtergrond.
Functionele en teleologische verklaringen: Functies en doelen. Bv.
adaptatie heeft een doel, voeten en benen hebben een doel. Het doel (teleos)
wordt gezien als een verklaring voor een fenomeen. Ook complexe
organismen zoals mensen, dieren, computers,… kunnen uitgelegd worden
i.f.v. doelen.
Eikel valt vb van de boom omdat deze moet teruggaan vanwaar die komt
Causale benadering: achterliggende mechanismen
1.3.1Deductief-nomologische verklaring
Logisch Positivisme: Wiener Kreis (1920-1938)
o Groep van wetenschapsfilosofen
Demarcatie van wetenschap vs. non-wetenschap
o Strikte voorwaarden voor theorieën en verklaringen
Hempel-Oppenheim model (1948): Deductief-Nomologisch model (D-
N)
o Uitwerking van dat logisch positivisme
o Wetenschappelijke verklaringen gezien als logische argumenten
o Verklaren = onder algemene wet onderbrengen
Beschrijven adhv. syllogisme:
W1: metaal zet uit
W2: koper is metaal
S1: dat is een stuk koper
S2: dit stuk koper wordt verwarmd
Samenvatting THG 2
, Conclusie: dit stuk koper zet uit
o Explanans explanandum
Explanans: de verklaringsgrond, wetmatigheid zelf (vb.: metaal zet uit
bij warmte)
Explanandum: wat verklaard moet worden
o Explanandum mag niet geïmpliceerd zijn in explanans: anders leidt dit tot
circulariteit!!!
Vb.: Jan leest slecht (explanandum) omdat hij dyslectisch is (explanans)
FOUT want je zegt eigenlijk: hij leest slecht omdat hij slecht leest
o Verklaren = voorspellen (correlatie vs. oorzaak)
Binnen deze benadering ziet men verklaren en voorspellen als
hetzelfde!
Als je een wetmatigheid hebt dan heb je het verklaard en kan je ook
voorspellen
o Volledige vertaalbaarheid van theoretische termen in operationele
definities
Operationele definities = specifieke, meetbare en verifieerbare
beschrijving van een concept of variabele
o Verificatieprincipe → confirmatieprincipe
Verificatieprincipe: wat je beweert in de wetenschap moet je empirisch
kunnen verifiëren
Dit was niet vol te houden dus werd het in de plaats het
confirmatiepricinpe
o Instrumentalisme/Operationalisme
Instrumentalisme: ervan uit gaan dat een theorie niet meer is dan een
instrument om een werkelijkheid samen te vatten
Besluit:
o De nomologische benadering van de verklaring geeft hoogstens een
beschrijving van de werkelijkheid
1.3.2 Problemen met D-N model
Hoe vinden we algemene wetten? Inductie?
o Maar inductieprobleem niet opgelost
o Vb.: Op grond van verschillende geobserveerde zwarte kraaien wordt
afgeleid dat alle kraaien zwart zijn (wetmatigheid), maar één falsificatie
(witte kraai) is voldoende om de theorie onderuit te halen
Geen onderscheid gemaakt tussen echte wetmatigheden en
accidentele veralgemeningen
o Missen noodzakelijkheid, veroorzaking
o Vb.: alle munten in mijn zak zijn van koper, maar dit kan toeval zijn
Observaties zijn niet theorieneutraal
o Theorie creëert eigen fenomenen
o Altijd wisselwerking tussen theorie en observaties
Eis verifieerbaarheid: dispositionele termen?
o Bv. breekbaar, oplosbaar, brandbaar, intelligent
Dit zijn dispositionele termen: Hoe kan je weten dat iets breekbaar is?
o Vandaar dat de eis van verifieerbaarheid vervangen werd door de van eis
confirmatie: uitspraken moeten empirische consequenties hebben
(waarneembaar zijn)
Deductie is puur formele relatie
Samenvatting THG 3
, o Niet elke deductie (voorspellen) is een verklaring
Causale, modale termen vereist!!!
o Probabilistische termen (kansuitspraken)
o Dus zekerheid van het DN-model is eerder een ideaal!
1.3.3 Redenen vs. verklaringen
Acties/gedragingen verklaren in de psychologie?
o Moeilijk objectief operationeel te definiëren (bv. arm opheffen)
o Gedrag moeilijk te scheiden van context (puur wetenschappelijk kijken is
niet mogelijk)
Veel termen in psychologie dragen al een interpretatie:
o Bv.: ‘attitude’, ‘rol’, ‘onbewuste’ staan niet los van theorie
Mensen geven redenen voor hun gedrag (geen verklaringen):
o ‘common sense’ of ‘folk psychology’
o Vb.: Waarom sloeg hij de deur dicht?
Verschillende posities hierin innemen:
1) Radicale materialisten: dergelijke redenen niet nodig, alleen neuronale
processen
o Vb.: arm beweegt activatie in de hersenen
o MAAR is dit voldoende om gedrag te begrijpen? NEEN je hebt de context
nodig, anders is het niet interessant!
2) Redenen opvatten als oorzaken?
o Mentale gebeurtenissen oorzaken van observeerbare gedragingen
3) Redenen toch onherleidbaar?
o Redenen toch niet volledig herleidbaar tot pure materiële elementen of
mentale processen hermeneutiek
1.3.4 Hermeneutisch begrijpen
Menselijk gedrag vergt ‘a thick description’ (Geertz)
o Betekenisvolle (culturele) context van gedrag is noodzakelijk
Sociale wetenschappen vergen een andere methodologie dan
natuurwetenschappen: methodestrijd
o Naturwissenschaften vs. Geisteswissenschaften (Dilthey, Rickert,
Windelband)
o Typisch voor humane wetenschappen is de dingen willen begrijpen
Verstehen als methode: ideografisch vs. nomothetisch
o Ideografisch: op het individu gericht, op het particuliere; dit is geen
algemene wetmatigheid
o Bv. geschiedenis: betekenissen en intenties van unieke personen in hun
culturele context
o Vergt empathisch begrijpen van degene die interpreteert
Idee van unieke methode voor humane wetenschappen
Samenvatting THG 4
Hoofdstuk 1: kenmerken van de moderne wetenschap
1.1 Achtergronden van de psychologie
Verwondering als basis van filosofie (Plato) en wetenschap
o Verwondering: elk mensenkind wordt geboren als een heel geïnteresseerd
wezen
o Alle wetenschappen behoorden oorspronkelijk tot de filosofie
o Psychologie komt als één v/d laatste wetenschappen los van de filosofie:
19de eeuw
Psychologie betekent psyche-logos: de studie van de ziel (geest)
o Filosofen en religieuze denkers worstelen met de aard van de ziel:
Bestaat de ziel?
Wat zijn de functies van de ziel?
Relatie met het lichaam?
o Ziel en geest noemen we nu eerder mentale processen
Hoe kennen we de wereld?
o Epistemologie (kennis)
o Gewaarwording, perceptie, geheugen en denken
o = huidige domein van de cognitieve psychologie
Ethiek
o In essentie: hoe moeten we ons gedragen?
o praktische ethische vragen hangen sterk af van de visie die men heeft
op de menselijke aard
Zijn mensen goed van nature uit?
Wat zijn de menselijke motieven: welke heilzaam, welke te
onderdrukken?
Zijn mensen van nature sociaal?
Hoe leiden we een ‘goed’ leven?
Ethiek in de psychologie
o Wetenschappelijke psychologie: motivatie, emotie, sociaal en seksueel
gedrag
o Toegepaste psychologie: overheid, bedrijven, klinische psy
Biologie: inspiratie voor ontstaan van psychologie
o Geest > hersenen
Functies van menselijke geest zijn afhankelijk van onderliggende
hersenprocessen
o Evolutieleer: wat is aanpassingswaarde van de geest?
o Cognitieve neurowetenschappen
1.2 Beeld van de moderne wetenschap
De Newtoniaanse stijl (Newton)
o Onderzoek naar beperkt aantal wetten waarvan geobserveerde
regelmatigheden in natuur kunnen afgeleid worden
o Vooral uitkomsten van de observaties en experimenten zijn
doorslaggevend
Samenvatting THG 1
, o Newton weigert een verklaring (mechanisme) te verzinnen voor wet van de
zwaartekracht
o Stelt geen WAAROM-vragen; stelde geen hypotheses op
o ‘stick to the facts’, geen speculaties, geen verzinsels
o Newton past best bij het behaviorisme (Skinner): geen achterliggende
mechanisme gaan verzinnen, we behouden ons bij de feiten
Positivisme
o Wetenschap enige bron van geldige kennis
o Comte:
Observeerbare feiten zijn geldig, niet de hypothetische verklaringen
ENKEL descriptie GEEN verklaring
Ook toepassen op samenleving (sociologie, social engineering)
o Wetten zijn samenvattingen van observaties, geen essenties van natuur
o Dus men verkrijgt de wetten NA de observaties
o Predictie en controle: 2 belangrijke termen bij het positivisme
Predictie: adhv bepaalde wetten of theorieën kunnen wetenschappers
toekomstige gebeurtenissen voorspellen
Controle: kennis en wetmatigheden maakt dan uiteindelijk de controle
van de natuur mogelijk is
1.3 Soorten verklaringen
Deductief-nomologische verklaring: afleiding uit wetmatigheden (nomos
= wet), over objectief en rigoureus testen van wetmatigheden
Hermeneutisch begrijpen: verstehen: begrijpen, kunnen inbeelden. Dit is
typisch voor humane wetenschappen, psychologen doen dit als ze met
mensen praten. Dit kan je enkel vanuit je eigen culturele, sociale, morele
achtergrond.
Functionele en teleologische verklaringen: Functies en doelen. Bv.
adaptatie heeft een doel, voeten en benen hebben een doel. Het doel (teleos)
wordt gezien als een verklaring voor een fenomeen. Ook complexe
organismen zoals mensen, dieren, computers,… kunnen uitgelegd worden
i.f.v. doelen.
Eikel valt vb van de boom omdat deze moet teruggaan vanwaar die komt
Causale benadering: achterliggende mechanismen
1.3.1Deductief-nomologische verklaring
Logisch Positivisme: Wiener Kreis (1920-1938)
o Groep van wetenschapsfilosofen
Demarcatie van wetenschap vs. non-wetenschap
o Strikte voorwaarden voor theorieën en verklaringen
Hempel-Oppenheim model (1948): Deductief-Nomologisch model (D-
N)
o Uitwerking van dat logisch positivisme
o Wetenschappelijke verklaringen gezien als logische argumenten
o Verklaren = onder algemene wet onderbrengen
Beschrijven adhv. syllogisme:
W1: metaal zet uit
W2: koper is metaal
S1: dat is een stuk koper
S2: dit stuk koper wordt verwarmd
Samenvatting THG 2
, Conclusie: dit stuk koper zet uit
o Explanans explanandum
Explanans: de verklaringsgrond, wetmatigheid zelf (vb.: metaal zet uit
bij warmte)
Explanandum: wat verklaard moet worden
o Explanandum mag niet geïmpliceerd zijn in explanans: anders leidt dit tot
circulariteit!!!
Vb.: Jan leest slecht (explanandum) omdat hij dyslectisch is (explanans)
FOUT want je zegt eigenlijk: hij leest slecht omdat hij slecht leest
o Verklaren = voorspellen (correlatie vs. oorzaak)
Binnen deze benadering ziet men verklaren en voorspellen als
hetzelfde!
Als je een wetmatigheid hebt dan heb je het verklaard en kan je ook
voorspellen
o Volledige vertaalbaarheid van theoretische termen in operationele
definities
Operationele definities = specifieke, meetbare en verifieerbare
beschrijving van een concept of variabele
o Verificatieprincipe → confirmatieprincipe
Verificatieprincipe: wat je beweert in de wetenschap moet je empirisch
kunnen verifiëren
Dit was niet vol te houden dus werd het in de plaats het
confirmatiepricinpe
o Instrumentalisme/Operationalisme
Instrumentalisme: ervan uit gaan dat een theorie niet meer is dan een
instrument om een werkelijkheid samen te vatten
Besluit:
o De nomologische benadering van de verklaring geeft hoogstens een
beschrijving van de werkelijkheid
1.3.2 Problemen met D-N model
Hoe vinden we algemene wetten? Inductie?
o Maar inductieprobleem niet opgelost
o Vb.: Op grond van verschillende geobserveerde zwarte kraaien wordt
afgeleid dat alle kraaien zwart zijn (wetmatigheid), maar één falsificatie
(witte kraai) is voldoende om de theorie onderuit te halen
Geen onderscheid gemaakt tussen echte wetmatigheden en
accidentele veralgemeningen
o Missen noodzakelijkheid, veroorzaking
o Vb.: alle munten in mijn zak zijn van koper, maar dit kan toeval zijn
Observaties zijn niet theorieneutraal
o Theorie creëert eigen fenomenen
o Altijd wisselwerking tussen theorie en observaties
Eis verifieerbaarheid: dispositionele termen?
o Bv. breekbaar, oplosbaar, brandbaar, intelligent
Dit zijn dispositionele termen: Hoe kan je weten dat iets breekbaar is?
o Vandaar dat de eis van verifieerbaarheid vervangen werd door de van eis
confirmatie: uitspraken moeten empirische consequenties hebben
(waarneembaar zijn)
Deductie is puur formele relatie
Samenvatting THG 3
, o Niet elke deductie (voorspellen) is een verklaring
Causale, modale termen vereist!!!
o Probabilistische termen (kansuitspraken)
o Dus zekerheid van het DN-model is eerder een ideaal!
1.3.3 Redenen vs. verklaringen
Acties/gedragingen verklaren in de psychologie?
o Moeilijk objectief operationeel te definiëren (bv. arm opheffen)
o Gedrag moeilijk te scheiden van context (puur wetenschappelijk kijken is
niet mogelijk)
Veel termen in psychologie dragen al een interpretatie:
o Bv.: ‘attitude’, ‘rol’, ‘onbewuste’ staan niet los van theorie
Mensen geven redenen voor hun gedrag (geen verklaringen):
o ‘common sense’ of ‘folk psychology’
o Vb.: Waarom sloeg hij de deur dicht?
Verschillende posities hierin innemen:
1) Radicale materialisten: dergelijke redenen niet nodig, alleen neuronale
processen
o Vb.: arm beweegt activatie in de hersenen
o MAAR is dit voldoende om gedrag te begrijpen? NEEN je hebt de context
nodig, anders is het niet interessant!
2) Redenen opvatten als oorzaken?
o Mentale gebeurtenissen oorzaken van observeerbare gedragingen
3) Redenen toch onherleidbaar?
o Redenen toch niet volledig herleidbaar tot pure materiële elementen of
mentale processen hermeneutiek
1.3.4 Hermeneutisch begrijpen
Menselijk gedrag vergt ‘a thick description’ (Geertz)
o Betekenisvolle (culturele) context van gedrag is noodzakelijk
Sociale wetenschappen vergen een andere methodologie dan
natuurwetenschappen: methodestrijd
o Naturwissenschaften vs. Geisteswissenschaften (Dilthey, Rickert,
Windelband)
o Typisch voor humane wetenschappen is de dingen willen begrijpen
Verstehen als methode: ideografisch vs. nomothetisch
o Ideografisch: op het individu gericht, op het particuliere; dit is geen
algemene wetmatigheid
o Bv. geschiedenis: betekenissen en intenties van unieke personen in hun
culturele context
o Vergt empathisch begrijpen van degene die interpreteert
Idee van unieke methode voor humane wetenschappen
Samenvatting THG 4