Samenvatting - Gedragswetenschappen

​H5 Inspraak van de burger​
​1 Politieke socialisatie​

​1.1 Socialisatie en socialisatieagenten​
​ olitieke socialisatie: het mechanisme waardoor burgers politieke kennis opdoen en politieke​
p
​waarden verwerven​

​socialisatieagenten: zorgen voor informatieoverdracht om socialisatie mogelijk te maken​
​1.​ ​mama, papa​
​2.​ ​leiding, trainer​
​3.​ ​sportidool​

​ontstaan van politieke mening: adolescentiejaren​


​1.2 Tertiaire politieke socialisatie​
​ eeste confrontatie via massamedia​
m
​kranten, online nieuws … = meer kennis over actualiteit​
​facebook, twitter … = niet perse meer kennis over actualiteit​

​waarom sociale media minder bijdragen tot politieke kennis?​
​-​ ​algoritmes​
​-​ ​fake news​
​-​ ​cherry picking​


​1.3 Politiek gebruik van de (sociale) media​
​ teeds meer gebruik van sociale media​
s
​vrije tijd en eigen leven tonen = wij zijn ook mensen, empathie​
​electoraal voordeel (tv programma’s)​

​ eer geld door extremen​
m
​hoe dichter bij verkiezingen, hoe meer geld​

​Van waar komt dat geld?​
​-​ ​partijdotaties​
​minstens 1 verkozen kamerlid (5%, kiesdrempel)​
​forfaitair bedrag + op basis van aantal stemmen​




​1​

,​2 Politieke participatie​

​2.1 Voorwaarden​
​Devos en Valcke: politieke participatie moet voldoen aan een aantal voorwaarden​
​-​ ​waarneembaar​
​-​ ​vrijwillig​
​-​ ​politieke inslag​
​-​ ​zekere vorm van actie​


​2.2 Participatiepiramide​
​ ester Milbrath: model waar politieke participatie wordt gerangschikt op een​
L
​eendimensionale hiërarchie​​(één dimensie = één duidelijke​​volgorde van macht of positie.)​
​+ participatiepiramide (bevolking in 3 groepen)​




​gladiators​ ​spectators​ ​apathetics​

-​ ​ ​ eel sterk betrokken​
h -​ ​ ​ eringe mate actief​
g -​ ​ ​ olledig onthouden​
v
​-​ ​5%​ ​-​ ​60%​ ​-​ ​30%​

-​ ​ ​ vertuigen​
o
-​ ​ ​ olitieke functie​
p
​-​ ​politieke gesprekken​
​-​ ​kandidaat​ ​-​ ​stemmen​
​-​ ​partijfunctie​ ​-​ ​openstellen​
​-​ ​deelnemen,​
​meewerken​
-​ ​ ​geld schenken​
​-​ ​contact​



​uit onderzoek:​
​-​ ​politieke participatie​​≠​​eendimensionale hiërarchie​
​-​ ​politieke participatie = multidimensionaal proces (meerdere dingen spelen mee)​




​2​

,​2.3 Beïnvloedende factoren​
-​ ​ ​ rbanisatiegraad​
u
​-​ ​gezinssituatie​
​-​ ​scholingsgraad​
​-​ ​leeftijd​
​-​ ​gender​


​2.4 Indelingen (politieke participatie, PP)​

​2.4.1 Conventioneel - niet-conventioneel​
​ onventionele participatie​​: overheid bepaalt de regels​​(stemmen)​
c
​niet-conventionele participatie​​: burgers bepalen de​​regels (spontaan, illegaal, legaal)​

​ andaag de dag: normalisering van protest​
v
​stakingsrecht → dwangsommen​


​2.4.2 Verba en Nie​
​4 vormen​​van PP​
​institutionele​ ​partijpolitieke​ ​maatschappelijke​ ​directe individuele​
​participatie​ ​activiteiten​ ​activiteiten​ ​contacten​

​stemmen​ ​ eehelpen aan​
m l​idmaatschap van​ ​ ontact met politicus​
c
​verkiezingscampagne​ ​organisatie die​ ​om probleem aan te​
​politieke agenda wil​ ​kaarten​
​beïnvloeden​


​3 criteria​​om PP te karakteriseren​
​informatieoverdracht​ ​druk​ ​middelen​

​ oorkeuren en​
v ​ andacht aan een​
a ​geld, tijd, bekwaamheid​
​bezorgdheden uiten bij​ ​boodschap​
​politicus​


​2.4.3 Kersting​
​2 maatschappelijke ontwikkelingen​
​-​ ​deliberative turn​
​dialoog georiënteerde PP​
​burgerbetrokkenheid​
​-​ ​online technologie​
​communicatie​
​socialisatieagenten​
​jonge burgers​


​3​

, ​→ nood aan nieuwe aangepaste indeling van PP → kersting​

“​ Representatieve democratieën bevat groeiende apathie (het boeit me niet) en duidelijk​
​cynisme (belachelijk maken)”​

​ democratische inspraak voorzien door overheid = invited spaces​
→
​→ dominantie van partijen → ontevreden → kanalen om frustratie te uiten = invented spaces​

​4 politieke sferen​
​ articipatie in de​​representatieve​
P ​-​ ​ ij stemt op een politicus of partij bij​
J
​democratie​ ​verkiezingen.​
​-​ ​Die partij of politicus beslist daarna​
​inside strategie​ ​voor jou in het parlement.​

​ ij de federale verkiezingen kies jij wie​
b
​België mag besturen.​

​Participatie in de​​directe democratie​ ​-​ ​ ij beslist​​zelf rechtstreeks​​mee​
J
​over een wet of regel.​
​-​ ​Dit gebeurt via​​referenda​​of​
​ e inwoners van een stad stemmen of er​
D ​volksraadplegingen​​(een soort​
​een nieuw park moet komen.​ ​stemming onder de bevolking).​

​Deliberatieve​​participatie​ ​-​ ​ urgers of groepen praten mee over​
B
​problemen en zoeken samen naar​
​oplossingen.​
​-​ ​Het is vaak​​informeel​​: geen officiële​
​ en burgerpanel dat samen ideeën​
e ​stemming, maar een overleg.​
​bespreekt over milieumaatregelen.​ ​-​ ​De resultaten zijn​​niet bindend​​.​

​Demonstratieve​​participatie​ ​-​ ​ urgers laten​​hun mening zien of​
B
​horen​​door te demonstreren of​
​acties te voeren.​
​outside strategie​ ​-​ ​Kan​​legaal​​(een betoging) of​
​illegaal​​(een haatcampagne online).​
​-​ ​Het gaat vaak om​​symbolische​
​ en klimaatmars of een protest tegen een​
e ​acties​​die een gevoel van eenheid​
​regeringsmaatregel.​ ​of identiteit tonen.​




​4​