Extra aanvulling CTG
CTG = Cardio (foetale hartactiviteit) Toco (maternale contracties) Grafie (schrijven).
Kan pas vanaf ongeveer 25 weken, ziekenhuizen hanteren meestal 26 weken.
Doel; Het beoordelen van de foetale conditie tijdens zwangerschap en arbeid (hypoxie).
Resultaten; Hoog foutpositief percentage (60%). Geen aantoonbare verbetering in het aantal
kinderen met cerebrale parese of perinatale sterfte. Toename van intrapartum keizersnede en
geassisteerde (kunstmatig verlossing) vaginale bevallingen.
CTG heeft alleen nut wanneer het juist wordt geïnterpreteerd wordt.
Periodieke (intermitterende) auscultatie;
• Doptone (kan je gebruiken vanaf 14 wkn)
• Stethoscoop van Pinard
KCE richtlijnen → De guidelines bevelen periodieke auscultatie (met Pinard stethoscoop of doptone)
aan om het foetale hartritme te monitoren tijdens de actieve ontsluitingsfase bij zwangere vrouwen
zonder complicaties. Cardiotocografie moet worden overwogen in geval van klinische redenen
(complicaties) of op verzoek van de vrouw.
Het is aanbevolen om intermitterende auscultatie van het foetale hart toe te passen op voorwaarde
dat de auscultatie elke 15 minuten gedurende minstens één minuut en onmiddellijk na een contractie
plaatsvindt. Men zal een continue foetale monitoring (CTG) uitvoeren als de bestaffing
(onderbezetting) geen intermitterende auscultatie toelaat, of op vraag van de parturiënte.
Doptone gebruiken als, tegenovergesteld dan CTG sowieso gebruiken;
CTG interpretatie
- 1e dop -> thv schouderbladen rug, bij een hoofdligging
dus sowieso onder de navel en aan kant waar rug zit.
- 2e dop zet je net onder de fundushoogte (harde buiken
vaststellen).
Voor aanleggen CTG de zwangere laten plassen, want
minstens 30 minuten registratie nodig. Tijdens CTG mag
zwangere niet plat liggen (vena-cava syndroom;
baarmoeder drukt op grote aderen), zijkant liggen mag
ook. Op examen 5 bestuderingen uitschrijven +
interpretaties van die gegevens, 4 ten opzichte van de
foetale harttonen en 1 op de contracties (5 totaal dus).
1
,Duur en kwaliteit van de registratie;
1. Papier komt uit toestel met 1cm/minuut, kan sneller of trager.
2. Elke keer als je een interpretatie gaat doen, neem je minimaal een stuk van 10 minuten.
3. Onder de 50 en boven de 210 wordt niet op het papier geregistreerd. Actie ondernemen!
4. Zelfde geldt voor uterusactiviteit (>100), maar niet zo belangrijk. Effectieve sterkte van contracties
kan je niet van een papier aflezen, maar aan de zwangere zelf.
5. Tijd en datum -> belangrijk dat dit goed geregisterd is.
6. FECG en TOCO hier gebruikt, staat op papier.
1 cm per papier is 1 minuut registratie. Een rij cijfer tot andere rij cijfers is 10 minuten.
Bij een CTG met een slecht signaal kwaliteit, kan je deze niet beoordelen want niet goed te
interpreteren.
Basishartfrequentie;
- gemiddelde FHF (foetaal hartfrequentie) bij registratie die vrij stabiel is (110 – 150 slagen/min
normaal, tachycardie; >150 sl/min & bradycardie; <110 sl/min.
- gedurende een periode van 10 minuten.
- uitsluiting van acceleraties en deceleraties (worden niet meegenomen)
- waarden i.f.v. een voldragen foetus.
- lagere BHF bij ‘oudere’ foetus.
Het hartritme van de foetus wordt in belangrijke mate beïnvloed door het autonome zenuwstelsel, nl
de ortho- en parasympatische zenuwen. Orthosympatische stimuli bewerkstelligen activatie van de
cardiovasculaire respons en dus een verhoging van het hartritme. Parasympathische effecten hebben
een relaxerende invloed en dus een verlaging van het hartritme.
Variabiliteit;
Slag-tot-slag variabiliteit. Korte termijn variabiliteit. Kan veranderen in de
loop van de tijd (slaap ↔ activiteit), tijdens slaap is het hartritme stabieler.
Het autonome zenuwstelsel is nooit in rust en oefent een constante invloed
uit op het hart en vaatstelsel met variaties van seconde tot seconde. Die
variaties zorgen voor een constante verandering van het cardiale basisritme,
de zogenaamde slag – tot – slag variabiliteit. Premature baby’s hebben een
lagere variabiliteit, naarmate het autonome zenuwstelsel ontwikkelt zal de
variabiliteit toenemen.
Bij de variabiliteit kan je niet zeggen 12 sl/min, maar je kan wel zeggen of het normaal is of niet. Bij
geen variabiliteit -> hersenen laten het afweten. Het is eigenlijk onze belangrijkste parameter bij het
interpreteren van een CTG, zien hoe het is met het welbevinden van de foetus.
Acceleraties;
Men spreekt van een langdurige acceleratie wanneer de versnelling
tenminste 2 minuten maar minder dan 10 minuten duurt. Minstens 1
2
,acceleratie per 10 min. Afwezigheid/vermindering van acceleraties kan te maken hebben met foetale
slaap, maar duurt nooit langer dan 40 min. Het is een stijging van hartfrequentie van minstens 15
slagen, gedurende minstens 15 seconden. Belangrijk want wil zeggen dat de foetus reageert en zich
goed voelt. Soms een langdurige acceleratie, foetus is dan erg actief.
Deceleraties;
intermitterende daling in hartfrequentie, minstens 15 slagen, minstens 15
seconden. Samentrekking baarmoeder is een soort stress test voor de
foetus.
• Baroreceptor deceleraties -> meestal geen teken van foetale bedreiging.
Stimulatie van de baroreceptoren in de halsslagader en aortaboog
veroorzaken een stimulatie van het parasympathisch zenuwstelsel dat
resulteert in een daling van de foetale hartslag. Dit geeft deceleraties die
meestal kort duren en snel terugkeren naar de basishartfrequentie. Druk op
het caput en compressie de navelstreng worden geassocieerd met deze
deceleraties. Deze deceleraties worden zelden gelinkt aan hypoxie (zuurstoftekort). Het is een korte
snelle daling en snelle stijging, niet heel erg want weten dat ze te maken hebben met de
drukverandering tijdens de arbeid. Vb. navelstreng wordt tijdens contractie dicht geduwd.
• Chemoreceptor deceleraties -> kunnen een teken van foetaal O2 tekort zijn. Perifere
chemoreceptoren bevinden zich in de aorta en halsslagader en de centrale chemoreceptoren
bevinden zich in de hersenen. Deze worden geactiveerd bij verandering in chemische samenstelling
van het bloed. Utero placentaire insufficiëntie resulteert in accumulatie voor koolstofdioxide en
waterstofionen als gevolg van metabole acidose die optreedt bij anaëroob metabolisme bij de foetus.
Dit zorgt ervoor dat het O2 gehalte daalt en de chemoreceptoren gestimuleerd worden. Hierdoor zal
eveneens parasympathische activatie gebeuren met een deceleratie tot gevolg. Deze deceleraties
hebben echter een langere tijd nodig te ontstaan en om te herstellen omdat hiervoor vers maternaal
bloed nodig is om het opgehoopte zuur en koolstofdioxide ‘uit te spoelen’.
Samenvatting; chemoreceptoren deceleraties zien we niet graag, gebeurd bij veranderingen in
chemische samenstelling van bloed. Geactiveerd door een te hoog koolstofdioxide of melkzuur
gehalte en bij een te laag zuurstofgehalte. Te maken met hypoxie (zuurstof gebrek) -> kan schade
toebrengen. Zakken niet snel en stijgen ook niet snel, geen diepe daling, meer subtiele dalingen.
Contracties
Contracties onderaan op CTG strook ook beoordelen.
- Frequenties -> aantal/10 min. Hoe meer contracties hoe meer
stress de baby heeft. Maximaal 4 contracties/10 minuten is te
verdragen voor de baby.
- Duur -> van begin stijging tot einde daling.
3
, - Intensiteit -> Zwak Matig of Sterk. Niet op monitor af te lezen, wel op patiënt zelf. Op examen er niet
bij te schrijven, want geen patiënt voor je.
- Basale tonus -> Baarmoeder moet tussen de contracties door helemaal teruggaan naar ontspannen,
ook fijner voor foetus. Wanneer dit niet zo is heeft foetus constant stress en niet goed voor
baarmoeder.
• Oefeningen;
- BHF → normaal, gemiddelde hartslag zit tussen de 130-
135 sl/min
- Variabiliteit → normaal, tussen de 5-25 slagen/min.
- Acceleraties → Ja, hier zijn voldoende acceleratie.
Minstens 1 acceleratie per 10 minuten.
- Deceleraties → Nee
- Contracties → geen contracties.
- BHF → normaal, gemiddelde hartslag zit tussen de 115-
120 sl/min
- Variabiliteit → normaal, tussen de 5-25 slagen/min.
- Acceleraties → Ja, voldoende acceleraties. Gemiddeld 1
acceleraties in 10 minuten, want 3 op 30 minuten (tweede
10 minuten zit er geen)
- Deceleraties → 1 aan het begin, baroreceptordeceleratie
- Contracties → Geen contracties, dop zou verkeerd
geplaatst kunnen zijn.
- Frequentie =
- BHF → tachycardie, gemiddelde hartslag zit rond de 155
- Duur =
sl/min.
- Basale tonus =
- Variabiliteit → verlaagd, <5 slagen/min.
- Acceleraties → Nee, maar 1 duidelijke acceleratie te zien.
Niet gemiddeld 1 acceleraties in 10 minuten.
- Deceleraties → Geen
- Contracties →
- Frequentie = 5/10 minuten
- Duur = 60 seconden
- intensiteit = sterk denk ik, maar weet ik heb
geen zwangere voor me.
- Basale tonus = Ja.
- BHF → normaal, gemiddelde hartslag zit rond de 125
sl/min.
- Variabiliteit → normaal, tussen de 5-25 slagen/min.
- Acceleraties → Ja, gemiddeld 1 acceleraties per 10
minuten.
- Deceleraties → Ja, chemoreceptordeceleraties.
- Contracties → Ja
- Frequentie = 3/10 minuten
- Duur = 60 seconden
- intensiteit = matig denk ik, maar weet ik heb
geen zwangere voor me.
- Basale tonus = Ja.
4
CTG = Cardio (foetale hartactiviteit) Toco (maternale contracties) Grafie (schrijven).
Kan pas vanaf ongeveer 25 weken, ziekenhuizen hanteren meestal 26 weken.
Doel; Het beoordelen van de foetale conditie tijdens zwangerschap en arbeid (hypoxie).
Resultaten; Hoog foutpositief percentage (60%). Geen aantoonbare verbetering in het aantal
kinderen met cerebrale parese of perinatale sterfte. Toename van intrapartum keizersnede en
geassisteerde (kunstmatig verlossing) vaginale bevallingen.
CTG heeft alleen nut wanneer het juist wordt geïnterpreteerd wordt.
Periodieke (intermitterende) auscultatie;
• Doptone (kan je gebruiken vanaf 14 wkn)
• Stethoscoop van Pinard
KCE richtlijnen → De guidelines bevelen periodieke auscultatie (met Pinard stethoscoop of doptone)
aan om het foetale hartritme te monitoren tijdens de actieve ontsluitingsfase bij zwangere vrouwen
zonder complicaties. Cardiotocografie moet worden overwogen in geval van klinische redenen
(complicaties) of op verzoek van de vrouw.
Het is aanbevolen om intermitterende auscultatie van het foetale hart toe te passen op voorwaarde
dat de auscultatie elke 15 minuten gedurende minstens één minuut en onmiddellijk na een contractie
plaatsvindt. Men zal een continue foetale monitoring (CTG) uitvoeren als de bestaffing
(onderbezetting) geen intermitterende auscultatie toelaat, of op vraag van de parturiënte.
Doptone gebruiken als, tegenovergesteld dan CTG sowieso gebruiken;
CTG interpretatie
- 1e dop -> thv schouderbladen rug, bij een hoofdligging
dus sowieso onder de navel en aan kant waar rug zit.
- 2e dop zet je net onder de fundushoogte (harde buiken
vaststellen).
Voor aanleggen CTG de zwangere laten plassen, want
minstens 30 minuten registratie nodig. Tijdens CTG mag
zwangere niet plat liggen (vena-cava syndroom;
baarmoeder drukt op grote aderen), zijkant liggen mag
ook. Op examen 5 bestuderingen uitschrijven +
interpretaties van die gegevens, 4 ten opzichte van de
foetale harttonen en 1 op de contracties (5 totaal dus).
1
,Duur en kwaliteit van de registratie;
1. Papier komt uit toestel met 1cm/minuut, kan sneller of trager.
2. Elke keer als je een interpretatie gaat doen, neem je minimaal een stuk van 10 minuten.
3. Onder de 50 en boven de 210 wordt niet op het papier geregistreerd. Actie ondernemen!
4. Zelfde geldt voor uterusactiviteit (>100), maar niet zo belangrijk. Effectieve sterkte van contracties
kan je niet van een papier aflezen, maar aan de zwangere zelf.
5. Tijd en datum -> belangrijk dat dit goed geregisterd is.
6. FECG en TOCO hier gebruikt, staat op papier.
1 cm per papier is 1 minuut registratie. Een rij cijfer tot andere rij cijfers is 10 minuten.
Bij een CTG met een slecht signaal kwaliteit, kan je deze niet beoordelen want niet goed te
interpreteren.
Basishartfrequentie;
- gemiddelde FHF (foetaal hartfrequentie) bij registratie die vrij stabiel is (110 – 150 slagen/min
normaal, tachycardie; >150 sl/min & bradycardie; <110 sl/min.
- gedurende een periode van 10 minuten.
- uitsluiting van acceleraties en deceleraties (worden niet meegenomen)
- waarden i.f.v. een voldragen foetus.
- lagere BHF bij ‘oudere’ foetus.
Het hartritme van de foetus wordt in belangrijke mate beïnvloed door het autonome zenuwstelsel, nl
de ortho- en parasympatische zenuwen. Orthosympatische stimuli bewerkstelligen activatie van de
cardiovasculaire respons en dus een verhoging van het hartritme. Parasympathische effecten hebben
een relaxerende invloed en dus een verlaging van het hartritme.
Variabiliteit;
Slag-tot-slag variabiliteit. Korte termijn variabiliteit. Kan veranderen in de
loop van de tijd (slaap ↔ activiteit), tijdens slaap is het hartritme stabieler.
Het autonome zenuwstelsel is nooit in rust en oefent een constante invloed
uit op het hart en vaatstelsel met variaties van seconde tot seconde. Die
variaties zorgen voor een constante verandering van het cardiale basisritme,
de zogenaamde slag – tot – slag variabiliteit. Premature baby’s hebben een
lagere variabiliteit, naarmate het autonome zenuwstelsel ontwikkelt zal de
variabiliteit toenemen.
Bij de variabiliteit kan je niet zeggen 12 sl/min, maar je kan wel zeggen of het normaal is of niet. Bij
geen variabiliteit -> hersenen laten het afweten. Het is eigenlijk onze belangrijkste parameter bij het
interpreteren van een CTG, zien hoe het is met het welbevinden van de foetus.
Acceleraties;
Men spreekt van een langdurige acceleratie wanneer de versnelling
tenminste 2 minuten maar minder dan 10 minuten duurt. Minstens 1
2
,acceleratie per 10 min. Afwezigheid/vermindering van acceleraties kan te maken hebben met foetale
slaap, maar duurt nooit langer dan 40 min. Het is een stijging van hartfrequentie van minstens 15
slagen, gedurende minstens 15 seconden. Belangrijk want wil zeggen dat de foetus reageert en zich
goed voelt. Soms een langdurige acceleratie, foetus is dan erg actief.
Deceleraties;
intermitterende daling in hartfrequentie, minstens 15 slagen, minstens 15
seconden. Samentrekking baarmoeder is een soort stress test voor de
foetus.
• Baroreceptor deceleraties -> meestal geen teken van foetale bedreiging.
Stimulatie van de baroreceptoren in de halsslagader en aortaboog
veroorzaken een stimulatie van het parasympathisch zenuwstelsel dat
resulteert in een daling van de foetale hartslag. Dit geeft deceleraties die
meestal kort duren en snel terugkeren naar de basishartfrequentie. Druk op
het caput en compressie de navelstreng worden geassocieerd met deze
deceleraties. Deze deceleraties worden zelden gelinkt aan hypoxie (zuurstoftekort). Het is een korte
snelle daling en snelle stijging, niet heel erg want weten dat ze te maken hebben met de
drukverandering tijdens de arbeid. Vb. navelstreng wordt tijdens contractie dicht geduwd.
• Chemoreceptor deceleraties -> kunnen een teken van foetaal O2 tekort zijn. Perifere
chemoreceptoren bevinden zich in de aorta en halsslagader en de centrale chemoreceptoren
bevinden zich in de hersenen. Deze worden geactiveerd bij verandering in chemische samenstelling
van het bloed. Utero placentaire insufficiëntie resulteert in accumulatie voor koolstofdioxide en
waterstofionen als gevolg van metabole acidose die optreedt bij anaëroob metabolisme bij de foetus.
Dit zorgt ervoor dat het O2 gehalte daalt en de chemoreceptoren gestimuleerd worden. Hierdoor zal
eveneens parasympathische activatie gebeuren met een deceleratie tot gevolg. Deze deceleraties
hebben echter een langere tijd nodig te ontstaan en om te herstellen omdat hiervoor vers maternaal
bloed nodig is om het opgehoopte zuur en koolstofdioxide ‘uit te spoelen’.
Samenvatting; chemoreceptoren deceleraties zien we niet graag, gebeurd bij veranderingen in
chemische samenstelling van bloed. Geactiveerd door een te hoog koolstofdioxide of melkzuur
gehalte en bij een te laag zuurstofgehalte. Te maken met hypoxie (zuurstof gebrek) -> kan schade
toebrengen. Zakken niet snel en stijgen ook niet snel, geen diepe daling, meer subtiele dalingen.
Contracties
Contracties onderaan op CTG strook ook beoordelen.
- Frequenties -> aantal/10 min. Hoe meer contracties hoe meer
stress de baby heeft. Maximaal 4 contracties/10 minuten is te
verdragen voor de baby.
- Duur -> van begin stijging tot einde daling.
3
, - Intensiteit -> Zwak Matig of Sterk. Niet op monitor af te lezen, wel op patiënt zelf. Op examen er niet
bij te schrijven, want geen patiënt voor je.
- Basale tonus -> Baarmoeder moet tussen de contracties door helemaal teruggaan naar ontspannen,
ook fijner voor foetus. Wanneer dit niet zo is heeft foetus constant stress en niet goed voor
baarmoeder.
• Oefeningen;
- BHF → normaal, gemiddelde hartslag zit tussen de 130-
135 sl/min
- Variabiliteit → normaal, tussen de 5-25 slagen/min.
- Acceleraties → Ja, hier zijn voldoende acceleratie.
Minstens 1 acceleratie per 10 minuten.
- Deceleraties → Nee
- Contracties → geen contracties.
- BHF → normaal, gemiddelde hartslag zit tussen de 115-
120 sl/min
- Variabiliteit → normaal, tussen de 5-25 slagen/min.
- Acceleraties → Ja, voldoende acceleraties. Gemiddeld 1
acceleraties in 10 minuten, want 3 op 30 minuten (tweede
10 minuten zit er geen)
- Deceleraties → 1 aan het begin, baroreceptordeceleratie
- Contracties → Geen contracties, dop zou verkeerd
geplaatst kunnen zijn.
- Frequentie =
- BHF → tachycardie, gemiddelde hartslag zit rond de 155
- Duur =
sl/min.
- Basale tonus =
- Variabiliteit → verlaagd, <5 slagen/min.
- Acceleraties → Nee, maar 1 duidelijke acceleratie te zien.
Niet gemiddeld 1 acceleraties in 10 minuten.
- Deceleraties → Geen
- Contracties →
- Frequentie = 5/10 minuten
- Duur = 60 seconden
- intensiteit = sterk denk ik, maar weet ik heb
geen zwangere voor me.
- Basale tonus = Ja.
- BHF → normaal, gemiddelde hartslag zit rond de 125
sl/min.
- Variabiliteit → normaal, tussen de 5-25 slagen/min.
- Acceleraties → Ja, gemiddeld 1 acceleraties per 10
minuten.
- Deceleraties → Ja, chemoreceptordeceleraties.
- Contracties → Ja
- Frequentie = 3/10 minuten
- Duur = 60 seconden
- intensiteit = matig denk ik, maar weet ik heb
geen zwangere voor me.
- Basale tonus = Ja.
4