Beweging:
Begrippen:
- Sedentair gedrag = niet alleen weinig lichaamsbeweging, maar ook veel
zitten. Als je aan het einde van een dag veel zitten gaat intensief sporten,
dan is dat niet genoeg. Om het halfuur zitten is al goed om sedentair
gedrag te verbreken.
- Belasting = wat doe ik
- Belastbaarheid = wat kan ik
- Concentrisch = spier wordt korter
- Excentrisch = spier wordt langer
- Isometrisch = spier levert kracht, maar verandert niet
- Agonist = spier die de beweging maakt agonist trekt samen
- Antagonist = spier die de tegengestelde beweging maakt antagonist
ontspant
- Synergist = spier die de agonist helpt
- Visceraal vet = vet rondom de organen. Dit is metabool actiever en
verhoogt risico’s op aandoeningen.
- Appelvorm = meer vet rondom de buik.
Peervorm = meer vet rondom de heupen.
- Comorbiditeiten = meerdere aandoeningen bij obesitas zijn dit hart-
en vaatziekten, artrose, mentale klachten, diabetes, slaapapneu en kanker
- Leptine = het verzadigingshormoon.
- Adinopectine = een hormoon in de vetcellen
- Eilandjes van Langerhans = groepen cellen in de alvleesklier die de
hormonen insuline en glucagon produceren om de bloedsuikerspiegel te
reguleren:
Insuline = een hormon dat door de alvleesklier wordt geproduceerd en
de bloedsuikerspiegel reguleert verlaagt bloedsuikerspiegel (wordt
geproduceerd door bètacellen)
Glucagon = een hormoon dat door de alvleesklier wordt geproduceerd
en de bloedsuikerspiegel reguleert verhoogt bloedsuikerspiegel
(wordt geproduceerd door alfacellen)
- Bètacellen = cellen in de alvleesklier die insuline produceren en afgeven
in het bloed, die zich bevinden in de Eilandjes van Langerhans
- Alfacellen = cellen in de alvleesklier die glucagon produceren, die zich
bevinden in de Eilandjes van Langerhans
- GLUT (glucose transporter) = membraaneiwit die glucose door het
celmembraan transporteren
- GLUT 4 = een eiwit dat glucose transporteert naar spier- en vetcellen en
belangrijk is voor het reguleren van de bloedsuikerspiegel. Deze werkt met
de aanwezigheid van insuline.
,- Postprandiale glycemische controle = het beheersen van de
bloedsuikerspiegel na een maaltijd. Dit wordt beïnvloed door
maaltijdsamenstelling en beweging.
- Diabetes Mellitus = een chronische ziekte waarbij het lichaam de
bloedsuiker niet meer in evenwicht kan houden.
- Insulineresistentie = het lichaam minder gevoelig voor insuline
- Retinopathie = schade aan het netvlies als gevolg van diabetes. Als er
teveel suiker in deze bloedvaatjes zitten vermindert dat het zicht.
- Neuropathie = schade aan de zenuwen wat kan komen door diabetes,
doordat er een langdurig te hoog bloedsuikergehalte is geweest. Klachten
beginnen vaak in de handen en voeten, maar kunnen uitbreiden naar
armen en benen.
o Autonome neuropathie autonome zenuwstelsel dus problemen
met zweten
o Perifere neuropathie perifere zenuwstelsel dus problemen met
handen en voeten (minder gevoel)
- Nefropathie = nierschade
- Diabetische voet = het niet voelen van wondjes wat niet oplost.
- Fundamentele bewegingspatronen zijn basisbewegingen die het
lichaam op een efficiënte manier kan uitvoeren squats, deadlift, push-
ups, etc.
- Leptine = het verzadigingshormoon
- Adinopectine = hormoon dat geproduceerd wordt door vetweefsel en
belangrijk is voor de regulatie van glucose en vetzuurmetabolisme
- Kracht = het vermogen van spieren om weerstand te overwinnen door
samentrekking
- Vermogen = kracht per tijdseenheid (explosiviteit) sprinters
- Sarcopenie = onvoldoende spiermassa, spierkracht en mobiliteit bij
ouderen
- Perturbaties = verstoring van evenwicht
- Rate of Force Development (RFD) = hoe snel je kracht kan opbouwen
en kan inzetten stijgt als je aan krachttraining doet
- Formule Wasserman = de intensiteit van een krachtopbouw tijdens een
CPET (Cardiopulmonaire inspanningstest).
- VO2 max = een maat voor je aerobe conditie en staat voor het maximale
zuurstofvolume dat je lichaam per minuut kan opnemen, transporten en
gebruiken tijdens maximale inspanning.
- Glycogeen = glucose dat wordt opgeslagen in je spieren of in de lever. Als
je krachttraining doet heb je een grotere voorraad.
- Antagonist paired sets (super set) = een trainingsmethode waarbij
twee tegenovergestelde spiergroepen (antagonisten), zoals de biceps en
triceps, na elkaar getraind worden met een korte rustpauze of zonder rust.
- Agonist paired set (compound set) = een trainingsmethode waarbij je
meerdere spiergroepen en gewrichten tegelijkertijd gebruikt.
, - Subjectief = gevoel, mening of ervaring BORG
- Objectief = feiten, meten hartslag
- Definitie van trainen = het regelmatig en systematisch toedienen van –
in omvang en intensiteit toenemende - belastingprikkels. Doel =
prestatievermogen laten stijgen!
- Trainingsleer = op de juiste momenten de juiste stimulus toepassen
- Maximum Lactate Steady State (MLSS) = de hoogste intensiteit
waarbij de productie en afvoer van lactaat nog in balans zijn. Boven de
MLSS stapelt lactaat zich op, wat zorgt voor snelle vermoeidheid.
- Agniogenese = het proces waarbij nieuwe bloedvaten worden gevormd
uit reeds bestaande vaten
Samenvatting:
Bewegen VS trainen:
- Bewegen = elke lichaamsbeweging die resulteert in energieverbruik
om ons bijv. te verplaatsen
- Trainen = een bewuste inspanning om verandering te realiseren bijv.
opbouw van spiermassa
Sporten is een gestructureerde inspanning, maar resulteert niet altijd in
verandering. Bij training gaat het om grenzen opzoeken en er (even) overheen
gaan.
Mechanisme van training:
Pas weer training als je bovenin de boog zit als je dus op je best bent.
Spieren:
- M. deltoideus
- M. pectoralis major
- M. biceps brachii
- M. triceps brachii