Handboek Systeemtherapie (Savenije et al., 2023): H15: Methoden en
technieken
Inleiding
Tegenwoordig valt de nadruk minder op de techniek die de systeemtherapeut gebruikt maar
meer op de therapeut-klantrelatie → meer gebruik van eclectisch gebruik van technieken.
De meeste technieken zijn in diverse contexten te gebruiken (mits met aanpassingen).
Informeren
Informeren bij aanvang van de behandelings belangrijk (over therapeut, therapie, kosten,
duur, resultaten etc.). In NL en België is dit verplicht.
Psycho-educatie (informeren over psychologische kennis naar ‘gewone mensentaal’)
Therapeut kan informeren over hoe bepaalde patronen door generaties heen kunnen
spelen, of hoeveel gedrags verband houdt met de context, of man/vrouw zijn. Dit
veralgemeniseren helpt cliënten los te komen van het idee dat de problemen met henzelf te
maken hebben. Zij kunnen zichzelf plaatsen in een groter geheel, hun problemen worden
normaler en dat werkt troostend. Ook het probleem plaatsen in een bepaalde
ontwikkelingsfase werkt troostend (het geeft het idee dat het ook stopt).
Hoe informeren van psycho-educatie → Bij families waarvan iemand een psychiatrische
diagnose heeft gekregen, is het gebruikelijk de familie en cliënten in te lichten over wat er
bekend is over die diagnose, welke gedrag erbij kan horen, hoe het verloop van de klachten
kan zijn, welke factoren de klachten kunnen verergeren en hoe de familie kan bijdragen aan
het verminderen van de klachten.
Systeemtherapeuten zullen met cliënten bespreken wat deze diagnose voor hen betekent,
wat hun ervaring ermee is. Systeemtherapeut contextualiseert psychopathologie!
Alle denkbare psychologische en systemische info (bijv het ontstaan/stoppen van ruzies)
kan, mits gebracht in ‘mogelijke interpretaties’, gebruikt worden in de therapeutische
uitwisseling met cliënten.
Systemische vragen
Soorten vragen die belangrijk zijn bij systeemtherapie:
1. Circulaire vragen: (BELANGRIJK VOOR TENTAMEN)
= exploreren verschillen tussen gezinsleden, of tussen families en andere families, of
tussen nu en vroeger etc. Dit geeft info over de circulaire patronen die spelen in
gezinnen, maar maakt ook verschillen tussen gezinsleden duidelijk. Het kan
reflectie bevorderen, waardoor visies of interacties kunnen veranderen.
Klassieke vorm van circulaire vragen: Persoon A wordt iets gevraagd over de
relatie tussen B en C. Het is gemakkelijker om iets te zeggen over de relatie van de
ander dan of iemand zelf of de relatie met iemand zelf en anderen. Circulair
interviewen wordt ook wel ‘roddelen in aanwezigheid van de ander’ genoemd.
Verschillende voorbeelden van circulaire vragen:
, -
Actie vragen: ‘Wat deed uw man toen Frank vertelde dat hij het hele jaat nog
geen tentamen had gehaald?’
- Classificatie vragen: 'Als je zou moeten rangschikken wie zich het meest
zorgen maakt om jouw moeder, wie is dat dan?’
- Diachronische vragen: Dit zijn vragen die verschillen voor en na een
bepaalde gebeurtenis exploreren. ‘Is de relatie tussen uw vrouw en Marleen
anders dan toen oma nog leefde?’
- Vragen naar verklaringen: ‘Hoe verklaart u dat Marleen en uw vrouw sinds die
tijd veel minder ruzie hebben?’
- Hypothetische vragen: ‘Stel dat je moeder onverwachts een tijdje afwezig zou
zijn, zou je vader dan meer thuis zijn om voor jullie te zorgen?’
- Gedachten lezen: ‘Je keuze om niet te gaan studeren: wie van je ouders,
denk je, heeft daar het meest moeite mee?’
- Toekomstgerichte vragen: 'Stel dat de kinderen het huis uit zijn over een paar
jaar, wie van u beiden zal dan het meest geïnteresseerd zijn om dingen
samen te ondernemen?’
Belangrijk is dat de vragen blijven gaan over belangrijk onderwerpen binnen het
gezin.
2. Uitzonderingsvragen
= Vragen naar momenten dat het probleem ‘niet aanwezig’ was, of dat een cliënt
zich anders voelde, of naar momenten dat hij juist bijzonder gelukkig was.
Vervolgens gaat de therapeut onderzoeken naar hoe dit toen tot stand kwam en
welke factoren toen een belangrijke rol hebben gespeeld.
In narratieve therapie is de focus om die momenten dat het anders was, proberen uit
te breiden, bijv door na een antwoord van een cliënt dat zich vroeger zo prettig
voelde bij de buren, identiteitsvragen te stellen als: ‘Wat zou het voor de buren
betekend hebben dat je daar als meise vaak kwam en het zo prettig vond?’
3. Hypothetische vragen
= de o.a. de wondervraag. In systeemtherapie worden over allerlei zaken
hypothetische vragen gesteld. Ook over de toekomst: hoe men in de toekomst een
relatie ziet? Of welke dromen men heeft over de toekomst?
Naar voren halen van de toekomst zorgt voor: visualisatie, maar ook gedachten,
handelingen en relaties in het hier en nu krijgen een andere betekenis
(mogelijkheden zien die zich soms al enigszins gerealiseerd hebben).
4. Procesvragen
= vragen die bedoeld zijn om te exploreren van wat er tussen mensen gebeurt en
wat de innerlijke consequenties daarvan zijn: ‘Als uw man zoiets tegen u zegt, wat
voelt u dan?’
De bedoeling is om gesprekken te vertragen, reactieve angst te verminderen en
reflectie te bevorderen. Heeft focus op emoties en op mentaliseren. Bruikbaar in alle
systeemtherapieën.
Focussen
technieken
Inleiding
Tegenwoordig valt de nadruk minder op de techniek die de systeemtherapeut gebruikt maar
meer op de therapeut-klantrelatie → meer gebruik van eclectisch gebruik van technieken.
De meeste technieken zijn in diverse contexten te gebruiken (mits met aanpassingen).
Informeren
Informeren bij aanvang van de behandelings belangrijk (over therapeut, therapie, kosten,
duur, resultaten etc.). In NL en België is dit verplicht.
Psycho-educatie (informeren over psychologische kennis naar ‘gewone mensentaal’)
Therapeut kan informeren over hoe bepaalde patronen door generaties heen kunnen
spelen, of hoeveel gedrags verband houdt met de context, of man/vrouw zijn. Dit
veralgemeniseren helpt cliënten los te komen van het idee dat de problemen met henzelf te
maken hebben. Zij kunnen zichzelf plaatsen in een groter geheel, hun problemen worden
normaler en dat werkt troostend. Ook het probleem plaatsen in een bepaalde
ontwikkelingsfase werkt troostend (het geeft het idee dat het ook stopt).
Hoe informeren van psycho-educatie → Bij families waarvan iemand een psychiatrische
diagnose heeft gekregen, is het gebruikelijk de familie en cliënten in te lichten over wat er
bekend is over die diagnose, welke gedrag erbij kan horen, hoe het verloop van de klachten
kan zijn, welke factoren de klachten kunnen verergeren en hoe de familie kan bijdragen aan
het verminderen van de klachten.
Systeemtherapeuten zullen met cliënten bespreken wat deze diagnose voor hen betekent,
wat hun ervaring ermee is. Systeemtherapeut contextualiseert psychopathologie!
Alle denkbare psychologische en systemische info (bijv het ontstaan/stoppen van ruzies)
kan, mits gebracht in ‘mogelijke interpretaties’, gebruikt worden in de therapeutische
uitwisseling met cliënten.
Systemische vragen
Soorten vragen die belangrijk zijn bij systeemtherapie:
1. Circulaire vragen: (BELANGRIJK VOOR TENTAMEN)
= exploreren verschillen tussen gezinsleden, of tussen families en andere families, of
tussen nu en vroeger etc. Dit geeft info over de circulaire patronen die spelen in
gezinnen, maar maakt ook verschillen tussen gezinsleden duidelijk. Het kan
reflectie bevorderen, waardoor visies of interacties kunnen veranderen.
Klassieke vorm van circulaire vragen: Persoon A wordt iets gevraagd over de
relatie tussen B en C. Het is gemakkelijker om iets te zeggen over de relatie van de
ander dan of iemand zelf of de relatie met iemand zelf en anderen. Circulair
interviewen wordt ook wel ‘roddelen in aanwezigheid van de ander’ genoemd.
Verschillende voorbeelden van circulaire vragen:
, -
Actie vragen: ‘Wat deed uw man toen Frank vertelde dat hij het hele jaat nog
geen tentamen had gehaald?’
- Classificatie vragen: 'Als je zou moeten rangschikken wie zich het meest
zorgen maakt om jouw moeder, wie is dat dan?’
- Diachronische vragen: Dit zijn vragen die verschillen voor en na een
bepaalde gebeurtenis exploreren. ‘Is de relatie tussen uw vrouw en Marleen
anders dan toen oma nog leefde?’
- Vragen naar verklaringen: ‘Hoe verklaart u dat Marleen en uw vrouw sinds die
tijd veel minder ruzie hebben?’
- Hypothetische vragen: ‘Stel dat je moeder onverwachts een tijdje afwezig zou
zijn, zou je vader dan meer thuis zijn om voor jullie te zorgen?’
- Gedachten lezen: ‘Je keuze om niet te gaan studeren: wie van je ouders,
denk je, heeft daar het meest moeite mee?’
- Toekomstgerichte vragen: 'Stel dat de kinderen het huis uit zijn over een paar
jaar, wie van u beiden zal dan het meest geïnteresseerd zijn om dingen
samen te ondernemen?’
Belangrijk is dat de vragen blijven gaan over belangrijk onderwerpen binnen het
gezin.
2. Uitzonderingsvragen
= Vragen naar momenten dat het probleem ‘niet aanwezig’ was, of dat een cliënt
zich anders voelde, of naar momenten dat hij juist bijzonder gelukkig was.
Vervolgens gaat de therapeut onderzoeken naar hoe dit toen tot stand kwam en
welke factoren toen een belangrijke rol hebben gespeeld.
In narratieve therapie is de focus om die momenten dat het anders was, proberen uit
te breiden, bijv door na een antwoord van een cliënt dat zich vroeger zo prettig
voelde bij de buren, identiteitsvragen te stellen als: ‘Wat zou het voor de buren
betekend hebben dat je daar als meise vaak kwam en het zo prettig vond?’
3. Hypothetische vragen
= de o.a. de wondervraag. In systeemtherapie worden over allerlei zaken
hypothetische vragen gesteld. Ook over de toekomst: hoe men in de toekomst een
relatie ziet? Of welke dromen men heeft over de toekomst?
Naar voren halen van de toekomst zorgt voor: visualisatie, maar ook gedachten,
handelingen en relaties in het hier en nu krijgen een andere betekenis
(mogelijkheden zien die zich soms al enigszins gerealiseerd hebben).
4. Procesvragen
= vragen die bedoeld zijn om te exploreren van wat er tussen mensen gebeurt en
wat de innerlijke consequenties daarvan zijn: ‘Als uw man zoiets tegen u zegt, wat
voelt u dan?’
De bedoeling is om gesprekken te vertragen, reactieve angst te verminderen en
reflectie te bevorderen. Heeft focus op emoties en op mentaliseren. Bruikbaar in alle
systeemtherapieën.
Focussen