Hoofdstuk 2 AARDE Endogene en exogene processen
Introductie
1
a Bijvoorbeeld: grote hoogteverschillen, spectaculaire vergezichten, bijzondere rotsformaties.
b Er is geen vegetatie te zien.
c Eigen antwoord.
2
a Paragraaf 1 t/m 4 over endogene processen, paragraaf 5 t/m 7 over exogene processen en
paragraaf 8 t/m 10 over allebei.
b In IJsland en Japan komen vrijwel alle endogene en exogene processen voor die in dit hoofdstuk
worden behandeld.
3
a Idaho, Montana en Wyoming.
b De grens tussen de Juan de Fucaplaat en de Noord-Amerikaanse plaat ligt op ongeveer 1000 km
van Yellowstone.
c Door een hete mantelpluim (hotspot) vanuit de aardmantel.
4
a 6, 1, 3, 2, 4, 5.
b De Yellowstonecaldera bevindt zich vlak boven het bovenste magmareservoir (oorzaak) waardoor
de grond in de caldera warmer is dan buiten de Yellowstonecaldera (gevolg).
c De geisers zullen minder actief worden omdat de aardkorst waarop ze liggen over de mantelpluim
schuift en steeds verder weg van deze mantelpluim komt te liggen. De magmareservoirs zullen dan
afkoelen.
5
a Overeenkomst: de as uit beide vulkanen heeft zich in zuidoostelijke richting verspreid.
Verschil: bij de Vesuvius heeft de as zich over een kleiner gebied verspreid dan de as uit het
vulkaansysteem van Yellowstone.
b Tijdens de uitbarstingen kwam de wind vooral uit het noorden en westen.
c Bij een grote uitbarsting komt een enorme hoeveelheid as in de atmosfeer (oorzaak). Hierdoor
bereikt minder zonlicht het aardoppervlak en koelt het af (gevolg).
© NOORDHOFF UITGEVERS 2018 ANTWOORDEN 5 VWO – 2 AARDE ENDOGENE EN EXOGENE PROCESSEN 1