Hoofdstuk 15: Acute virale infectie
Natuurlijk verloop v infectie in algemeen =
- Gastheer bewaakt grens tussen extern + intern milieu
= normale flora leeft op barrières (huid, mucosa) zonder ziekte te veroorzaken
-
- Bij overschrijding van die grens (indringing):
= onmiddellijke aangeboren immuunrespons geactiveerd.
-
- Herkenning via receptoren voor PAMP’s (Pathogen-Associated Molecular Patterns)
• Herkend door:
▪ Toll-like receptoren (TLR’s)
▪ Complement, serumeiwitten
▪ Granulocyten
▪ NK-cellen
• Worden geactiveerd bij herkenning van typische pathogeen-structuren (bv.
bacterieel LPS, viraal RNA…)
- DAMP’s (Damage-Associated Molecular Patterns)
• Ontstaan bij celbeschadiging of necrose (bv. door virale infectie)
• Activeren aangeboren immuniteit ---> bv. zoals bij adjuvans in vaccins.
---> Effect van PAMP/DAMP-combinatie:
- Beide aanwezig (PAMP + DAMP) = sterke acute ontstekingsreactie + symptomen
- Enkel PAMP = zonder weefselschade = ---> mild of chronisch verloop = vaak
asymptomatisch
Besluit:
- PAMP = teken van aanwezigheid van pathogeen
- DAMP = teken van celbeschadiging
- Samen ---> acute ziekte
- Alleen PAMP ---> vaak chronisch of asymptomatisch
1
,Eigenschappen acute virale infectie =
Hit and run ---> virus = tijdelijk aantoonbaar in lichaam ---> reden =
- Geïnfecteerde cellen zijn niet chronisch besmet ---> want sterven af
- Slechts beperkte verspreiding dankzij verworven afweer
---> Gevolg = gastheer:
- Herstelt ---> met ev. langdurige immuniteit
- Patiënt sterft
--- Typisch naakte virussen ---> = gastheercel noodzakelijkerwijze doden ---> bv.
• Hepatitis A virus
• Virussen met membraan bv. influenza virus, coronavirus
Virussen met membraan ---> met membraan = kunnen chronisch worden als ze niet te veel
inflammatie + irritatie opleveren voor lichaam
Influenza A + B =
- Elk 8 verschillende RNA segmenten
- Repliceren in kern ---> wat in theorie niet zou moeten bij RNA virus
- Budding als virussen met membraan aan opp v cel
Influenza A virus =
= vrij amorfe structuur = niet allemaal hetzelfde ---> =
plompe zakken met soort kroontje op
---> kroontje = heel elektrodens = zit vol met
membraangebonden eiwitten
---> intekening = 8 verschillende RNA segmenten =
- Lange helicale structuur
- Bolletjes = NP = nuclio-proteïne = zorgen dat DNA
kan worden opgevouwen
Bijzonder aan influenza =
Gele structuur = membraan ondersteunen
2
, Eindstandig aan 1 einde v streng = complex v unieke eiwitten ---> p = polymerase =
polymerase complex op einde v elke streng
---> = virus is niet positief gestrengd ---> moet eigen polymerase meenemen =
binnenkomen in streng = eigen polymerase meenemen
---> negatief-strengs RNA = leesrichting = 3’ ---> 5’
Type virus Wat betekent het? Kan direct vertaald worden?
(+)-streng RNA heeft dezelfde polariteit Ja, ribosomen kunnen het direct vertalen
RNA-virus als mRNA van de gastheer naar virale eiwitten
(–)-streng RNA is complementair aan Nee, het kan niet direct vertaald worden
RNA-virus mRNA (spiegelbeeld) ---> eerst moet het worden omgezet in
positief RNA
Matrix eiwitten =
Factor die membraan ondersteunt + partikel opvult ---> in totaal 2 eiwitten =
- M1 = structureel
- M2 = kanaaltje dat protonen kan doorlaten wanneer in lysosoom
Blauwe eiwitten = hemagglutinine = HA =
Zorgt ervoor dat viruspartikel kan ontsnappen wanneer het opgenomen is dr fagolysosoom
Werkelijke functie =
Receptor voor ligand die op de te infecteren cel zit ---> receptor = siaalzuur = patroon v glycanen
+ suikermolecules die op heel veel cellen zitten
---> hemagglutinine kan heel veel cellen binden
---> intern zuurte waarnemen via M2 kanaal = trigger vrijkomen aan hemaglutinine eiwit = zal
zich ontvouwen tot fusogeen eiwit = heel plakkerige molecule = zorgt dat membraan kan
fusioneren
---> 8 RNA strengen + begeleidende eiwitten vallen in cytoplasma v geïnfecteerde cel
Neuraminidase = NA = enzym dat siaalzuur groepen weg knipt v membranen v cellen + eigen
membraan ---> zo kan virus loskomen v cel dat het net verlaat ---> anders zou het blijven
plakken
3
, RNA in virus
- Langste stuk = coderen voor PB2
- 2 andere = coderen voor 2 andere eiwitten
---> 3 strengen om enkel polymerasen te coderen
- Streng voor HA
- Streng voor NA
- Streng voor NP
- Streng die 2 M eiwitten codeert
- Kleinste streng = NS coderen ---> = non-structural
---> NS =
Wil zeggen dat het niet structureel in virus = enkel in cel tot expressie komen ---> = meerdere
eiwitten
Genoom = in fragmenten =
Omdat ze anders te lange moleculen worden ---> = gebeurd als er te veel info is ---> moeten
kleiner zijn want anders veel breekbaarder
---> in 1 partikel = moet elk v 8 segmenten zitten om werkzaam te zijn
---> in totaal kunnen er tot 10 strengen per partikel zitten ---> minstens 1 van elk moet er in zitten
---> vanaf dat 1 mist = partikel is niet meer infectieus
Moleculair = hele structuur moet in staat zijn om:
- Specifiek weten welke strengen er aanwezig zijn
- Alle strengen meenemen = kan via moleculaire motieven
Infectie oplopen =
Droplet infectie ---> GEEN aerosol ---> dicht contact nodig (<1.5m) = overdracht via besmette +
recent gevormde druppeltjes ---> bv:
- Aanraken v deurklinken
- Hand geven
- Besmette handen slijmvlies aanraken = er is een groot belang v hygiëne bij influenza
- Neuspeuteren epidemie
- In ogen wrijven
---> Op slijmvliezen = virus ontmoet barrière = slijmvlies + IgA ---> moeten binden aan levende cel =
via HA = herkent siaalzuur residues
---> probleem met mucuslaag = meer kans op virale infecties inclusief griep
4