Immunologie
Hoofdstuk 8: inflammatie
= eerste teken dat immuunsysteem aangesproken wordt ---> uitlokkende factoren =
- Weefselschade
- Microbiële bedreigingen
---> = aangeboren immuunsysteem wordt betrokken = altijd 1e reactie
Aangeboren IS vs specifiek IS =
Voorbeeld = wondje --->
1. Enkele bacteriën komen nr binnen in wondje
2. Pathogeen wordt herkend dr cellen ter plaatse = macrofagen + neutrofielen
3. Macrofagen + neutrofielen eten pathogeen op + verwijderen
4. Heel klein = blijft lokale reactie
---> als cellen die daar aanwezig zijn = onvoldoende om pathogeen te verwijderen = inflammatie
goed opstarten = hulp krijgen v buiten uit =
---> ter plekke produceren v factoren die andere factoren gaan aantrekken
---> Inflammatie opstarten
---> laatste instantie = pathogenen nr lymfeknoop ---> specifiek immuunsysteem opstarten met
B- en T-cellen
= B- en T-cellen worden slechts heel laat in proces geactiveerd
Aangeboren immuunsysteem vgl met specifiek =
---> specifiek =
---> aangeboren = heeft veel
heeft beperkt aantal verschillende
receptoren = enkele receptoren
10-tallen + respons wordt
+ respons is altijd altijd beter dr meer
zelfde = wordt nooit geheugencellen
beter + kijkt nr of gevaar
+ kijkt naar gevaar van zichzelf is of
niet
---> aangeboren = macrofagen + neutrofielen + …
1
,Voordelen immuunsysteem =
Grafieken =
- Rood = defect in aangeboren immuunsysteem ---> in contact komen met
pathogeen = aantal micro-organismen stijgt heel erg ---> patiënt zal
overlijden
---> bv. sterven aan meningokokken
- Groen = defect in B- en T-cellen = bij infectie =
1. Eerst goed stellen
2. Heel moeilijk bij overwinnen pathogeen
---> genezen bijna niks of nauwelijks
---> bv. chemopatiënten = neutropenie = patiënt moet bij minste
koorts nr ziekenhuis ---> zo vermijden dat micro-organisme niet kan
worden overwonnen
Severe combiend immune defficity = SCID =
Muizen hebben totaal afwezig specifiek immuunsysteem ---> = geen werkende T- en B-cellen =
muizen kunnen:
- Overleven = Perfect leven in kooi los v andere muizen = kunnen met
omgevingsbacteriën leven zonder dat ze last hebben
- Sterven = bij in contact brengen met andere muizen ---> muizen gaan binnen paar
weken overlijden
---> zelfde met kinderen ---> = gaan sterven aan allerlei virale infecties dr contact met anderen
---> kan zelf niet leven met permanente antibiotica kuur
Wanneer reageert IS =
Aangeboren Specifiek
= werken op basis van aanwezigheid van: = gaat kijken of gevaar van zichzelf is of niet
- Weefselstress
- Gevaar
= zal niet reageren op koemelk ---> want is = kan reageren op koemelk want is niet eigen
niet gevaarlijk
= niet reageren op commensaal + wel tegen = kan tegen pathogeen + commensaal
pathogeen reageren
---> altijd eerst inflammatie (AIS) voor er respons v T- of B-cellen kan zijn (SIS)
2
,Principes v pathogeenherkenning dr aangeboren immuunsysteem (AIS)
1. Positieve herkenning =
Bacteriën = hebben PAMP = pathogeen geassocieerde
moleculaire patronen
---> = chemische structuren die heel verschillend zijn van onze
---> = daarom direct herkennen via pathogeen receptor --->
direct reactie uitlokken
Positieve herkenning = verschillende receptoren die
verschillende zaken kunnen onderscheiden + herkennen --->
- Bacterie
- Virus
- Schimmel
Receptoren = PRR = pathogen patronic recognition recepotors ---> bv:
- Receptoren voor peptidoglycanen
- Receptoren voor lipopolysachariden ---> gram+ en gram-
- Virale RNA + DNA structuren
2. Negatieve herkenning ---> als positieve herkenning gemaskeerd wordt =
- = niet vreemde structuur herkennen
- = wel afwezigheid eigen gekende structuren herkennen
---> gebruiken dr NK-cellen = hebben receptoren die geblokkeerd worden bij binding met eigen
structuren
---> Bij afwezigheid v binding eigen molecule = beginnen te werken
---> NK cellen moeten niks vreemd zien om te werken
3. Vragen v wachtwoord
Onafhankelijk v of iets zelf/niet-zelf is of bedreigend of niet ---> werkt sws maar stopt met
werken na signaal van eigen cellen
---> cellen die dit signaal niet kunnen geven = worden vernietigd
---> signaal voorbeelden =
▪ DAF = decay accelerating factor
▪ CD47 = zit op meeste lichaamscellen ---> = bescherming tg fagocytose
---> werking CD47 – SIRPalfa =
- Cel = heeft CD47
- Macrofaag = SIRPalfa = ligand
---> cel kan binden met CD47 aan SIRPalfa
receptor ---> = zorgen dat macrofaag niet kan
werken = niet kapotmaken v cel 3
---> CD47 afwezig = wel opeten
, Fysiologisch gebruik =
RBC = maken geen nieuwe eiwitten ---> in loop v leven RBC = CD47 verdwijnt geleidelijk aan --->
dan voorbij milt passeren = worden opgenomen dr milt + dr macrofagen opgegeten = natuurlijke
turnover
---> CD47 = don’t eat me eiwit
4. Weefselschade
- Lekkend ATP lekken uit cellen
- DNA = damage geassocieerde moleclen = DAMP
- Urinezuur
- Lekkende lysosomale enzymen
---> = kunnen inflammatoire reactie opstarten ---> = zelf in afwezigheid v bacterie + virus
---> voorbeeld =
Hart-long-infarct = kan heel inflammatoire reactie geven met koorts ---> niet makkelijk om zo
longembool te onderscheiden v pneumonie
Apoptose vs necrose =
Apoptose Necrose + neproptose
= alles aan gedaan worden om damage te = damage geassocieerde moleculen komen
vermijden ---> = geen weefselschade vrij ---> zorgen voor inflammatie
aanrichten
= geen natuurlijk proces
= fysiologische manier om cel te laten
verdwijnen zonder inlammatie
Hoe veroorzaken pathogenen schade?
Meeste pathogenen = weefselschade
veroorzaken ---> soms heel weinig
---> bv. hepatitis B = heel weinig
weefselschade = moeilijk om in acute
fase de pathologie helemaal te laten
verdwijnen
4