THEMA 2
1. De levensgemeenschap
Planeet verschillende ecosystemen
Alle organismen die leven in hetzelfde ecosysteem vormen samen de levensgemeenschap van dat ecosysteem
In levensgemeenschap heeft elke soort zijn specifieke habitat & niche ontstaat groot netwerk van interacties
1.1Kenmerken van populaties
A. Populatiegrootte
ALLE soorten in een levensgemeenschap leven in populaties
Aantal individuen in een populatie bepaalt de populatiegrootte (= afhankelijk v/d soort)
Populatiegrootte neemt TOE POSITIEVE populatiegroei
Populatiegrootte neemt AF NEGATIEVE populatiegroei
Verschillende factoren beïnvloeden de populatiegrootte:
Hulpbronnen
(nestplaats & water- of voedselbeschikbaarheid beïnvloeden de overlevings- en voortplantingskansen)
Het broedsucces
: geeft weer hoe goed het broedseizoen geweest is
In GOED broedseizoen MEER sterftes & populatie groeit
In SLECHT broedseizoen populatiegrootte neemt AF
Migratie
Migratie van soorten naar andere populaties kan de overlevingskansen vergroten
Immigratie VERGROOT de populatie
Emigratie VERKLEINT de populatie
Toevalsfactoren
= abiotische &biotische omgevingsfactoren die NIET voorspelbaar zijn:
Weer, klimaatveranderingen, aardbevingen, tsunami’s, plotse aanwezigheid van een invasieve exoot
ze kunnen de populatiegroei POSITIEF OF NEGATIEF beïnvloeden
Verspreidingsgebied = gebied waarin populatie voorkomt
Je kan populatie van soort in klein & groot gebied bestuderen DAAROM
ALTIJD de grootte van het verspreidingsgebied vermelden bij beschrijving van een populatie
Verspreidingsgebied kan groter / kleiner worden doorheen tijd
Klimaatveranderingen, voedselschaarste, watertekort,… populaties moeten zich verplaatsen naar nieuwe
gebieden, buiten oorspronkelijke verspreidingsgebied om te overleven
, B. Populatiedichtheid
De populatiedichtheid: hoeveelheid individuen per oppervlakte eenheid in een populatie
HOE GROTER de groep waarin organismen leven, HOE HOGER hun populatiedichtheid
(dieren met solitaire levenswijze hebben lage populatiedichtheid)
HOE HOGER het trofische niveau van organisme in voedselpiramide, HOE LAGER de populatiedichtheid v/d soort
Als de onderlinge concurrentie voor hun hulpbronnen binnen een soort snel TOENEEMT zal die soort een LAGERE
populatiedichtheid hebben dan soort waar onderlinge concurrentie beperkt is
Als dichtheid van een populatie STIJGT, neemt de onderlinge concurrentie TOE
Afhankelijk van levenswijze & verspreiding van hulpbronnen (zoals: nestplaats, water- of voedselbeschikbaarheid)
kennen soorten verschillende verspreidingspatronen
- Spreeuwen zullen vaak gegroepeerd in een zwerm leven
- Pinguïns uniform verspreid op de ijsvlakte
- Planten willekeurig door elkaar
2. Draagkracht & dynamisch evenwicht
Elk ecosysteem heeft een bepaalde draagkracht: max. hoeveelheid organismen die in een ecosysteem knnen overleven
& zich kunnen voortplanten.
Draagkracht = afhankelijk v/d aanwezige hulpbronnen & biotische / abiotische factoren
Elke populatie heeft in ecosysteem een max. populatiegrootte
Als populatie GROEIT Neemt de vraag naar hulpbronnen TOE
Als de toename GROTER is dan max.grootte (en dus TE groot is)kan omgeving NIET meer aan vraag nr hulpbronnen voldoen
Draagkracht = overschreden
De concurrentie binnen de populatie zal TOENEMEN zwakste individuen sterven/migreren & populatiegrootte
AFNEEMT
Als populatiegrootte weer ONDER de draagkracht van het ecosysteem zit, kan de populatie opnieuw TOENEMEN
Als Populatiegrootte te groot blijft & draagkracht wordt lange tijd overschreden schade aan ecosysteem
Hoe DICHTER de populatiegroei bij haar max. kom hoe KLEINER de toename (tot er geen meer is) = nulgroei
Sommige soorten blijven wel heel snel aangroeien. Die snelle aangroei wordt altijd gevolgd door een zeer snelle afname
of crash, omdat de draagkracht van het ecosysteem vlug en extreem wordt overschreden.
Draagkracht van een ecosysteem beïnvloedt de biodiversiteit die er voorkomt, een omgeving met MEER diverse
hulpbronnen heeft een GROTERE draagkracht & zal GROTERE biodiversiteit kunnen ondersteunen.
2.1Dynamisch evenwicht
1. De levensgemeenschap
Planeet verschillende ecosystemen
Alle organismen die leven in hetzelfde ecosysteem vormen samen de levensgemeenschap van dat ecosysteem
In levensgemeenschap heeft elke soort zijn specifieke habitat & niche ontstaat groot netwerk van interacties
1.1Kenmerken van populaties
A. Populatiegrootte
ALLE soorten in een levensgemeenschap leven in populaties
Aantal individuen in een populatie bepaalt de populatiegrootte (= afhankelijk v/d soort)
Populatiegrootte neemt TOE POSITIEVE populatiegroei
Populatiegrootte neemt AF NEGATIEVE populatiegroei
Verschillende factoren beïnvloeden de populatiegrootte:
Hulpbronnen
(nestplaats & water- of voedselbeschikbaarheid beïnvloeden de overlevings- en voortplantingskansen)
Het broedsucces
: geeft weer hoe goed het broedseizoen geweest is
In GOED broedseizoen MEER sterftes & populatie groeit
In SLECHT broedseizoen populatiegrootte neemt AF
Migratie
Migratie van soorten naar andere populaties kan de overlevingskansen vergroten
Immigratie VERGROOT de populatie
Emigratie VERKLEINT de populatie
Toevalsfactoren
= abiotische &biotische omgevingsfactoren die NIET voorspelbaar zijn:
Weer, klimaatveranderingen, aardbevingen, tsunami’s, plotse aanwezigheid van een invasieve exoot
ze kunnen de populatiegroei POSITIEF OF NEGATIEF beïnvloeden
Verspreidingsgebied = gebied waarin populatie voorkomt
Je kan populatie van soort in klein & groot gebied bestuderen DAAROM
ALTIJD de grootte van het verspreidingsgebied vermelden bij beschrijving van een populatie
Verspreidingsgebied kan groter / kleiner worden doorheen tijd
Klimaatveranderingen, voedselschaarste, watertekort,… populaties moeten zich verplaatsen naar nieuwe
gebieden, buiten oorspronkelijke verspreidingsgebied om te overleven
, B. Populatiedichtheid
De populatiedichtheid: hoeveelheid individuen per oppervlakte eenheid in een populatie
HOE GROTER de groep waarin organismen leven, HOE HOGER hun populatiedichtheid
(dieren met solitaire levenswijze hebben lage populatiedichtheid)
HOE HOGER het trofische niveau van organisme in voedselpiramide, HOE LAGER de populatiedichtheid v/d soort
Als de onderlinge concurrentie voor hun hulpbronnen binnen een soort snel TOENEEMT zal die soort een LAGERE
populatiedichtheid hebben dan soort waar onderlinge concurrentie beperkt is
Als dichtheid van een populatie STIJGT, neemt de onderlinge concurrentie TOE
Afhankelijk van levenswijze & verspreiding van hulpbronnen (zoals: nestplaats, water- of voedselbeschikbaarheid)
kennen soorten verschillende verspreidingspatronen
- Spreeuwen zullen vaak gegroepeerd in een zwerm leven
- Pinguïns uniform verspreid op de ijsvlakte
- Planten willekeurig door elkaar
2. Draagkracht & dynamisch evenwicht
Elk ecosysteem heeft een bepaalde draagkracht: max. hoeveelheid organismen die in een ecosysteem knnen overleven
& zich kunnen voortplanten.
Draagkracht = afhankelijk v/d aanwezige hulpbronnen & biotische / abiotische factoren
Elke populatie heeft in ecosysteem een max. populatiegrootte
Als populatie GROEIT Neemt de vraag naar hulpbronnen TOE
Als de toename GROTER is dan max.grootte (en dus TE groot is)kan omgeving NIET meer aan vraag nr hulpbronnen voldoen
Draagkracht = overschreden
De concurrentie binnen de populatie zal TOENEMEN zwakste individuen sterven/migreren & populatiegrootte
AFNEEMT
Als populatiegrootte weer ONDER de draagkracht van het ecosysteem zit, kan de populatie opnieuw TOENEMEN
Als Populatiegrootte te groot blijft & draagkracht wordt lange tijd overschreden schade aan ecosysteem
Hoe DICHTER de populatiegroei bij haar max. kom hoe KLEINER de toename (tot er geen meer is) = nulgroei
Sommige soorten blijven wel heel snel aangroeien. Die snelle aangroei wordt altijd gevolgd door een zeer snelle afname
of crash, omdat de draagkracht van het ecosysteem vlug en extreem wordt overschreden.
Draagkracht van een ecosysteem beïnvloedt de biodiversiteit die er voorkomt, een omgeving met MEER diverse
hulpbronnen heeft een GROTERE draagkracht & zal GROTERE biodiversiteit kunnen ondersteunen.
2.1Dynamisch evenwicht