Samenvatting MV periode 2
1.2cMV1 Beenverbindingen; gewrichten
Diarthrose = synoviaal gewricht → echt gewricht, beweeglijke verbinding, gewrichtsspleet,
gewrichtskapsel en banden (junctura synovialis)
Synartrose: onbeweeglijke botverbinding; kan d.m.v. bindweefsel, kraakbeen of bot junctura fibrosa
Naadverbinding: grijpen de beenderen van de schedel in elkaar en worden ze door
dicht bindweefsel bijeengehouden
Spijkergewricht: elk gebitselement is in de mond door een band in een benige
instulping gehecht.
Synchondrose: een stijve kraakbeenverbinding
Amfiartrose: (kraakbeen) botverbinding waarbij de beenderen enigszins kunnen bewegen
Syndesmose: een vezelig gewricht dat door een band is verbonden
Symfyse: kraakbeenverbinding
Diartrose: articulatio = junctura synovialis = gewricht → botverbinding waarbij de beenderen vrij
kunnen bewegen
Een gewricht is discontinu want er zit ruimte tussen de twee botdelen. Het heeft gewrichtsvlakken,
een gewrichtsspleet/holte, en een gewrichtskapsel (+ligamenten)
Bouw van een gewricht:
Synoviale membraan zit aan de binnenzijde van je gewrichtskapsel en maakt gewrichtssmeer;
synovia → hierdoor beweegt het gewricht soepel.
2 gewrichtsvlakken:
- Kop = caput
- Kom = cavitas
Discus articularis/meniscus: gewrichtsschijfje in het gewricht
Intra-articulaire ligamenten: kruisbanden
Bursae synoviales: slijmbeursen → liggen op plekken waar wrijving tussen twee botten is. Kussentje
gevuld met synovia
Corpus adiposum: vet kussentjes voor vulling
,Endocrinologie:
De schildklier (glandula thyroidea):
De schildklier is een endocriene klier omdat het zijn klierproducten afgeeft aan extracellulair
vloeistoffen, dus direct aan het bloed of aan organen.
Exocriene klieren geven hun klierproducten min of meer rechtstreeks in de buitenwereld af.
De schildklier is opgebouwd uit blaasjes (follikels) die bekleed zijn met eenlagig kubisch epitheel en
cellen die daar tussen liggen (parafolliculaire cellen, ook wel C-cellen genoemd). De follikels en de C-
cellen produceren de hormonen Calcitonine (CT); reguleert de concentratie calciumionen in de
lichaamsvloeistoffen, en de schildklier hormonen T3 en T4; deze zorgen voor de omzetting van
energie in alle cellen.
Calcitonine: de regulering van de afgifte van calcitonine is onafhankelijk van de hypothalamus of
hypofyse. C-cellen geven calcitonine af wanneer de concentratie calciumionen hoger wordt dan
normaal. De doelorganen zijn de beenderen en de nieren. → remt osteoclasten en stimuleert de
uitscheiding van calcium in de nieren. Negatieve terugkoppeling.
T3 en T4 zijn hormonen die jodium bevatten. Beide hormonen beïnvloeden bijna elke cel in het
lichaam. Ze binden aan receptoren van de mitochondriën waardoor de ATP productie in de cel
versneld wordt. Schildklierhormoon-receptorcomplexen in de celkern activeren genen die coderen
voor enzymen die betrokken zijn bij glycolyse en energieproductie, waardoor de
stofwisselingssnelheid en het zuurstofverbruik in de cel toenemen.
De werking van de schildklier wordt vanuit het brein gereguleerd en vormt een feedback
mechanisme. Hypothalamus – hypofyse – schildklier axis
De hormonen uit de schildklier hebben invloed op de lever, twaalfvingerige darm, hypothalamus,
hypofyse en de bloedcirculatie.
, Pathologie schildklier:
Hypothyreoïdie: te lage schildklierfunctie (bloedsuikerspiegel is te laag); er wordt te weinig
schildklierhormoon aangemaakt wat leidt tot lichamelijke en psychische klachten. Ziekte van
Hashimoto
Hyperthyreoïdie: te snelle schildklierfunctie (bloedsuikerspiegel is te hoog); er worden teveel
schildklierhormonen T4 en T3 geproduceerd. Ziekte van Graves
De pancreas:
De pancreas is vooral een spijsverteringsorgaan die zowel exo- als endocriene cellen bevat.
De cellen van de endocriene pancreas liggen in groepen die de eilandjes van Langerhans worden
genoemd. Deze vormen slechts 1% van alle pancreascellen. Hierin zitten zowel alfa- als bètacellen.
De alfacellen produceren het hormoon glucagon (stijging bloedsuikerspiegel). De bètacellen
produceren het hormoon insuline (daling bloedsuikerspiegel). Glucagon en insuline reguleren de
bloedsuikerspiegel d.m.v. terugkoppeling. Alle cellen in het lichaam gebruiken glucose als
energiebron. Bijna alle cellen hebben insulinereceptoren behalve neuronen en rode bloedcellen;
dekweefselcellen van de nierbuisjes; epitheelcellen van de binnenbekleding van het
spijsverteringskanaal.
Je bloedsuikerspiegel kan op verschillende manieren veranderen:
bloedsuikerspiegel stijgt na voedsel inname en daalt wanneer er niet voldoende suiker wordt
ingenomen. Na het sporten daalt het, als je ziek bent ook. Tijdens het sporten stijgt je
bloedsuikerspiegel door productie van adrenaline.
1.2cMV1 Beenverbindingen; gewrichten
Diarthrose = synoviaal gewricht → echt gewricht, beweeglijke verbinding, gewrichtsspleet,
gewrichtskapsel en banden (junctura synovialis)
Synartrose: onbeweeglijke botverbinding; kan d.m.v. bindweefsel, kraakbeen of bot junctura fibrosa
Naadverbinding: grijpen de beenderen van de schedel in elkaar en worden ze door
dicht bindweefsel bijeengehouden
Spijkergewricht: elk gebitselement is in de mond door een band in een benige
instulping gehecht.
Synchondrose: een stijve kraakbeenverbinding
Amfiartrose: (kraakbeen) botverbinding waarbij de beenderen enigszins kunnen bewegen
Syndesmose: een vezelig gewricht dat door een band is verbonden
Symfyse: kraakbeenverbinding
Diartrose: articulatio = junctura synovialis = gewricht → botverbinding waarbij de beenderen vrij
kunnen bewegen
Een gewricht is discontinu want er zit ruimte tussen de twee botdelen. Het heeft gewrichtsvlakken,
een gewrichtsspleet/holte, en een gewrichtskapsel (+ligamenten)
Bouw van een gewricht:
Synoviale membraan zit aan de binnenzijde van je gewrichtskapsel en maakt gewrichtssmeer;
synovia → hierdoor beweegt het gewricht soepel.
2 gewrichtsvlakken:
- Kop = caput
- Kom = cavitas
Discus articularis/meniscus: gewrichtsschijfje in het gewricht
Intra-articulaire ligamenten: kruisbanden
Bursae synoviales: slijmbeursen → liggen op plekken waar wrijving tussen twee botten is. Kussentje
gevuld met synovia
Corpus adiposum: vet kussentjes voor vulling
,Endocrinologie:
De schildklier (glandula thyroidea):
De schildklier is een endocriene klier omdat het zijn klierproducten afgeeft aan extracellulair
vloeistoffen, dus direct aan het bloed of aan organen.
Exocriene klieren geven hun klierproducten min of meer rechtstreeks in de buitenwereld af.
De schildklier is opgebouwd uit blaasjes (follikels) die bekleed zijn met eenlagig kubisch epitheel en
cellen die daar tussen liggen (parafolliculaire cellen, ook wel C-cellen genoemd). De follikels en de C-
cellen produceren de hormonen Calcitonine (CT); reguleert de concentratie calciumionen in de
lichaamsvloeistoffen, en de schildklier hormonen T3 en T4; deze zorgen voor de omzetting van
energie in alle cellen.
Calcitonine: de regulering van de afgifte van calcitonine is onafhankelijk van de hypothalamus of
hypofyse. C-cellen geven calcitonine af wanneer de concentratie calciumionen hoger wordt dan
normaal. De doelorganen zijn de beenderen en de nieren. → remt osteoclasten en stimuleert de
uitscheiding van calcium in de nieren. Negatieve terugkoppeling.
T3 en T4 zijn hormonen die jodium bevatten. Beide hormonen beïnvloeden bijna elke cel in het
lichaam. Ze binden aan receptoren van de mitochondriën waardoor de ATP productie in de cel
versneld wordt. Schildklierhormoon-receptorcomplexen in de celkern activeren genen die coderen
voor enzymen die betrokken zijn bij glycolyse en energieproductie, waardoor de
stofwisselingssnelheid en het zuurstofverbruik in de cel toenemen.
De werking van de schildklier wordt vanuit het brein gereguleerd en vormt een feedback
mechanisme. Hypothalamus – hypofyse – schildklier axis
De hormonen uit de schildklier hebben invloed op de lever, twaalfvingerige darm, hypothalamus,
hypofyse en de bloedcirculatie.
, Pathologie schildklier:
Hypothyreoïdie: te lage schildklierfunctie (bloedsuikerspiegel is te laag); er wordt te weinig
schildklierhormoon aangemaakt wat leidt tot lichamelijke en psychische klachten. Ziekte van
Hashimoto
Hyperthyreoïdie: te snelle schildklierfunctie (bloedsuikerspiegel is te hoog); er worden teveel
schildklierhormonen T4 en T3 geproduceerd. Ziekte van Graves
De pancreas:
De pancreas is vooral een spijsverteringsorgaan die zowel exo- als endocriene cellen bevat.
De cellen van de endocriene pancreas liggen in groepen die de eilandjes van Langerhans worden
genoemd. Deze vormen slechts 1% van alle pancreascellen. Hierin zitten zowel alfa- als bètacellen.
De alfacellen produceren het hormoon glucagon (stijging bloedsuikerspiegel). De bètacellen
produceren het hormoon insuline (daling bloedsuikerspiegel). Glucagon en insuline reguleren de
bloedsuikerspiegel d.m.v. terugkoppeling. Alle cellen in het lichaam gebruiken glucose als
energiebron. Bijna alle cellen hebben insulinereceptoren behalve neuronen en rode bloedcellen;
dekweefselcellen van de nierbuisjes; epitheelcellen van de binnenbekleding van het
spijsverteringskanaal.
Je bloedsuikerspiegel kan op verschillende manieren veranderen:
bloedsuikerspiegel stijgt na voedsel inname en daalt wanneer er niet voldoende suiker wordt
ingenomen. Na het sporten daalt het, als je ziek bent ook. Tijdens het sporten stijgt je
bloedsuikerspiegel door productie van adrenaline.