GOEDERENRECHT
DEEL 1: ALGEMEEN DEEL
TITEL 1: SITUERING VAN HET GOEDERENRECHT
Vermogensrecht
o = regeling van patrimoniale of in geld waardeerbare verhoudingen
tussen personen onderling of tussen personen en een goed
Intellectuele rechten
Zakelijke rechten
Persoonlijke rechten
Goederenrecht
o = leer van goederen en de aanspraken van een persoon op
goederen, meer bepaald de zakelijke rechten die een persoon op
goederen kan hebben
Zakelijk recht
o = een recht op, een onmiddellijke heerschappij over, een bepaald
goed, zonder tussenkomst v andere persoon (bv: eigendom,
vruchtgebruik, erfdienstbaarheid)
Goederen
o = voorwerpen vatbaar voor toe-eigening, met inbegrip van
vermogensrechten
Lichamelijke goederen
o = alles wat zintuigelijk waarneembaar is (bv. tafel, stoel, dier, elektriciteit)
Onlichamelijke goederen
o = intellectuele-, vorderings- en zakelijke rechten
TITEL 2: TEMPOREEL TOEPASSINGSGEBIED BOEK 3
RH = handelingen die persoon stelt met de bedoeling om juridische
gevolgen te creëren
RF = feiten die juridische consequenties hebben indien bepaalde
toepassingsvoorwaarden zijn vervuld (niet de gevolgen ervan beoogd)
TITEL 3: VERMOGENSLEER
Vermogen
o = juridische universaliteit of algemeenheid van alle in geld
waardeerbare rechten en plichten van een persoon (= bestaande en
toekomstige goederen en verbintenissen “schulden” van een
persoon) 3.35, lid 1
Juridische algemeenheid
Van alle in geld waardeerbare rechten en plichten
Van een persoon
1
, Vermogen
o = in geld waardeerbare activa + passiva
Activa = in geld waardeerbare vermogensrechten = zakelijke
rechten (eigendomsrechten en zakelijke gebruiksrechten) +
schuldvorderingen + intellectuele eigendomsrechten
Passiva = in geld waardeerbare schulden
3 kenmerken rechtssubject
1. Elke persoon heeft een vermogen
2. Enkel personen hebben een vermogen
3. Personen hebben in beginsel maar 1 vermogen
Kwaliteitsrekening
o = rekening aangegaan in een bepaalde hoedanigheid manifest van
en voor anderen (vb: koper notaris/ makelaar verkoper)
o art. 3.37 BW: wettelijke grondslag voor de advocaat, de gerechts
deurwaarder, de notaris en de makelaar waardoor hun
derdenrekening uit hun vermogen blijft → alle andere
bankrekeningen behoren zonder meer en blijven beslagbaar
Overdracht vermogen
o NP: overlijd - gaat over naar de erfopvolgers
o RP: ontbinding - andere aandeelhouders/ vereniging of stichting,
verkrijgende RP
Fluctuerend karakter vh vermogen gevaar voor SE
o Preventieve bescherming: door het leggen van beslag
(bewarend/uitvoerend) op een goed van de SA
o Curatieve bescherming: actio paulinana (1167 BW) -
rechtshandeling van SA aanvechten wegens bedrieglijke benadeling
van de SE
Uitzonderingen
o SA en SE kunnen afspreken dat de SE slechts bepaalde goederen
kan uitwinnen
o Niet-beslagbare goederen
o Sommige goederen zijn onbeslagbaar op grond van de partijwil op
voorwaarde dat de wet dit mogelijk maakt
o Reeks doelvermogens (“boedels”) waarop enkel boedelschuldeisers
zich kunnen verhalen met uitzondering van andere SE
TITEL 4: ALGEMENE PRINCIPES VAN ZAKELIJKE RECHTEN
3 visies
o Klassieke zienswijze
o Personalisme
o Indeling van Ginossar (= neopersonalisme)
2
, Volgens klassieke leer:
o zakelijk recht
directe aanspraak op een goed
erga omnes
volgrecht
o persoonlijk recht
geen directe aanspraak over een goed, het verplicht enkel de
SA tot presteren
verbintenis werkt relatief
geen volgrecht
Klassieke zienswijze:
o Zakelijk recht
directe aanspraak op goed, dus ontstaan geen verbintenissen
tsn de eigenaar en titularis vh ZGR (eigenaar moet dulden dat
titularis zijn recht uitoefent + gen verplichtingen iets te doen)
Werking erga omnes/absolute
Usus, fructus, abusus
o Persoonlijk recht
geeft GEEN directe aanspraak over goed (kan wel betrekking
hebben op bepaalde goederen), verplicht enkel de SA tot
presteren! SE is afhankelijk vd wil vd eigenaar opdat deze zijn
prestatie uitvoert! -Relatieve werking: enkel SA verbonden
Facere, non facere, dare
Kritiek klassieke zienswijze => personalisme
o 1e kritiek: intern obligatoir verband tussen vestiger en titularis
ZR doen verbintenissen ontstaan tussen 2 rechtssubjecten -
onderscheid tussen Z en PR kan dus niet louter worden
gedacht vanuit de al dan niet aanwezigheid van persoonlijke
verbintenissen tussen 2 rechtssubjecten
o 2e kritiek: nuanceringen omtrent de externe werking
onderscheid kan zonder meer worden gedacht vanuit
onderscheid in tegenwerpelijkheid vd rechten naar derden
toe. Beide soorten zijn nl. tegenwerpelijk aan derden als
rechtsfeit. De bescherming van die tegenwerpelijkheid is
echter niet hetzelfde.
Eigendomsrecht
o = werkelijk een recht op directe heerschappij op een goed, zonder
tussenkomst van derden, drukt de band van toebehoren uit tussen
een persoon en een goed
Numerus clausus
3
, o Typenzwang: wetgever geeft limitatieve opsomming van ZR en
partijen kunnen dus geen eigensoortige of nieuwe zakelijke rechten
creëren.
o Typenfixierung: fixeert v die ZR ook een dwingende harde kern;
opdat het recht als dergelijk ZR zou kunnen gelden- men legt
wezenskenmerken vast bij elk type
Opsomming ZR (3.3)
o Eigendomsrecht = drukt het toebehoren van een goed aan een
persoon uit (Mede-eigendom is een verschijningsvorm van het
eigendomsrecht)
o Zakelijke gebruiksrechten = rusten steeds op andermans goed en
dus te onderscheiden van het eigendomsrecht. Zijn gebruik is veel
meer gemoduleerd dan dat van de eigenaar + verplichtingen t.o.v.
de eigenaar.
o Zakelijke zekerheidsrechten = accessoire rechten verbonden aan
schuldvordering - versterkt schuldvordering omdat schuld met recht
v voorrang kan worden verhaald op bepaald goed. verlenen gn
gebruiksbevoegdheden
Retentierecht
o = recht om als SE een goed niet terug te geven aan de titularis
omdat de prestatie die de SE heeft geleverd tot dit goed nog niet is
betaald
Kenmerken zakelijke rechten
1. Volgrecht
2. Bescherming tegen insolvabiliteit
3. Bijzondere vereisten inzake voorwerp van een zakelijk recht
ANTERIORITEITSBEGINSEL = OUDER ZAKELIJK RECHT HEEFT VOORRANG
OP LATER ZAKELIJK RECHT (3.4)
Uitzonderingen op het volgrecht zijn:
o 1. Regels inzake derdenbescherming
o 2. Beschikkingsbevoegde overdracht
o 3. Zuivering in enkele wettelijk bepaalde gevallen
o 4. Oorspronkelijke wijze van verkrijging
Specialiteitsbeginsel (art. 3.8, § 1 BW)
o = een zakelijk recht heeft steeds een bestaand en bepaald goed,
dan wel een bepaald geheel van goederen tot voorwerp
Recht van voorrang bij insolvabiliteit? (3.5)
o ZGR: geen voorrang of preferentie binnen de boedel, blijven buiten
de boedel -deze rechten zijn samenloopbestendig, ontsnappen aan
4
DEEL 1: ALGEMEEN DEEL
TITEL 1: SITUERING VAN HET GOEDERENRECHT
Vermogensrecht
o = regeling van patrimoniale of in geld waardeerbare verhoudingen
tussen personen onderling of tussen personen en een goed
Intellectuele rechten
Zakelijke rechten
Persoonlijke rechten
Goederenrecht
o = leer van goederen en de aanspraken van een persoon op
goederen, meer bepaald de zakelijke rechten die een persoon op
goederen kan hebben
Zakelijk recht
o = een recht op, een onmiddellijke heerschappij over, een bepaald
goed, zonder tussenkomst v andere persoon (bv: eigendom,
vruchtgebruik, erfdienstbaarheid)
Goederen
o = voorwerpen vatbaar voor toe-eigening, met inbegrip van
vermogensrechten
Lichamelijke goederen
o = alles wat zintuigelijk waarneembaar is (bv. tafel, stoel, dier, elektriciteit)
Onlichamelijke goederen
o = intellectuele-, vorderings- en zakelijke rechten
TITEL 2: TEMPOREEL TOEPASSINGSGEBIED BOEK 3
RH = handelingen die persoon stelt met de bedoeling om juridische
gevolgen te creëren
RF = feiten die juridische consequenties hebben indien bepaalde
toepassingsvoorwaarden zijn vervuld (niet de gevolgen ervan beoogd)
TITEL 3: VERMOGENSLEER
Vermogen
o = juridische universaliteit of algemeenheid van alle in geld
waardeerbare rechten en plichten van een persoon (= bestaande en
toekomstige goederen en verbintenissen “schulden” van een
persoon) 3.35, lid 1
Juridische algemeenheid
Van alle in geld waardeerbare rechten en plichten
Van een persoon
1
, Vermogen
o = in geld waardeerbare activa + passiva
Activa = in geld waardeerbare vermogensrechten = zakelijke
rechten (eigendomsrechten en zakelijke gebruiksrechten) +
schuldvorderingen + intellectuele eigendomsrechten
Passiva = in geld waardeerbare schulden
3 kenmerken rechtssubject
1. Elke persoon heeft een vermogen
2. Enkel personen hebben een vermogen
3. Personen hebben in beginsel maar 1 vermogen
Kwaliteitsrekening
o = rekening aangegaan in een bepaalde hoedanigheid manifest van
en voor anderen (vb: koper notaris/ makelaar verkoper)
o art. 3.37 BW: wettelijke grondslag voor de advocaat, de gerechts
deurwaarder, de notaris en de makelaar waardoor hun
derdenrekening uit hun vermogen blijft → alle andere
bankrekeningen behoren zonder meer en blijven beslagbaar
Overdracht vermogen
o NP: overlijd - gaat over naar de erfopvolgers
o RP: ontbinding - andere aandeelhouders/ vereniging of stichting,
verkrijgende RP
Fluctuerend karakter vh vermogen gevaar voor SE
o Preventieve bescherming: door het leggen van beslag
(bewarend/uitvoerend) op een goed van de SA
o Curatieve bescherming: actio paulinana (1167 BW) -
rechtshandeling van SA aanvechten wegens bedrieglijke benadeling
van de SE
Uitzonderingen
o SA en SE kunnen afspreken dat de SE slechts bepaalde goederen
kan uitwinnen
o Niet-beslagbare goederen
o Sommige goederen zijn onbeslagbaar op grond van de partijwil op
voorwaarde dat de wet dit mogelijk maakt
o Reeks doelvermogens (“boedels”) waarop enkel boedelschuldeisers
zich kunnen verhalen met uitzondering van andere SE
TITEL 4: ALGEMENE PRINCIPES VAN ZAKELIJKE RECHTEN
3 visies
o Klassieke zienswijze
o Personalisme
o Indeling van Ginossar (= neopersonalisme)
2
, Volgens klassieke leer:
o zakelijk recht
directe aanspraak op een goed
erga omnes
volgrecht
o persoonlijk recht
geen directe aanspraak over een goed, het verplicht enkel de
SA tot presteren
verbintenis werkt relatief
geen volgrecht
Klassieke zienswijze:
o Zakelijk recht
directe aanspraak op goed, dus ontstaan geen verbintenissen
tsn de eigenaar en titularis vh ZGR (eigenaar moet dulden dat
titularis zijn recht uitoefent + gen verplichtingen iets te doen)
Werking erga omnes/absolute
Usus, fructus, abusus
o Persoonlijk recht
geeft GEEN directe aanspraak over goed (kan wel betrekking
hebben op bepaalde goederen), verplicht enkel de SA tot
presteren! SE is afhankelijk vd wil vd eigenaar opdat deze zijn
prestatie uitvoert! -Relatieve werking: enkel SA verbonden
Facere, non facere, dare
Kritiek klassieke zienswijze => personalisme
o 1e kritiek: intern obligatoir verband tussen vestiger en titularis
ZR doen verbintenissen ontstaan tussen 2 rechtssubjecten -
onderscheid tussen Z en PR kan dus niet louter worden
gedacht vanuit de al dan niet aanwezigheid van persoonlijke
verbintenissen tussen 2 rechtssubjecten
o 2e kritiek: nuanceringen omtrent de externe werking
onderscheid kan zonder meer worden gedacht vanuit
onderscheid in tegenwerpelijkheid vd rechten naar derden
toe. Beide soorten zijn nl. tegenwerpelijk aan derden als
rechtsfeit. De bescherming van die tegenwerpelijkheid is
echter niet hetzelfde.
Eigendomsrecht
o = werkelijk een recht op directe heerschappij op een goed, zonder
tussenkomst van derden, drukt de band van toebehoren uit tussen
een persoon en een goed
Numerus clausus
3
, o Typenzwang: wetgever geeft limitatieve opsomming van ZR en
partijen kunnen dus geen eigensoortige of nieuwe zakelijke rechten
creëren.
o Typenfixierung: fixeert v die ZR ook een dwingende harde kern;
opdat het recht als dergelijk ZR zou kunnen gelden- men legt
wezenskenmerken vast bij elk type
Opsomming ZR (3.3)
o Eigendomsrecht = drukt het toebehoren van een goed aan een
persoon uit (Mede-eigendom is een verschijningsvorm van het
eigendomsrecht)
o Zakelijke gebruiksrechten = rusten steeds op andermans goed en
dus te onderscheiden van het eigendomsrecht. Zijn gebruik is veel
meer gemoduleerd dan dat van de eigenaar + verplichtingen t.o.v.
de eigenaar.
o Zakelijke zekerheidsrechten = accessoire rechten verbonden aan
schuldvordering - versterkt schuldvordering omdat schuld met recht
v voorrang kan worden verhaald op bepaald goed. verlenen gn
gebruiksbevoegdheden
Retentierecht
o = recht om als SE een goed niet terug te geven aan de titularis
omdat de prestatie die de SE heeft geleverd tot dit goed nog niet is
betaald
Kenmerken zakelijke rechten
1. Volgrecht
2. Bescherming tegen insolvabiliteit
3. Bijzondere vereisten inzake voorwerp van een zakelijk recht
ANTERIORITEITSBEGINSEL = OUDER ZAKELIJK RECHT HEEFT VOORRANG
OP LATER ZAKELIJK RECHT (3.4)
Uitzonderingen op het volgrecht zijn:
o 1. Regels inzake derdenbescherming
o 2. Beschikkingsbevoegde overdracht
o 3. Zuivering in enkele wettelijk bepaalde gevallen
o 4. Oorspronkelijke wijze van verkrijging
Specialiteitsbeginsel (art. 3.8, § 1 BW)
o = een zakelijk recht heeft steeds een bestaand en bepaald goed,
dan wel een bepaald geheel van goederen tot voorwerp
Recht van voorrang bij insolvabiliteit? (3.5)
o ZGR: geen voorrang of preferentie binnen de boedel, blijven buiten
de boedel -deze rechten zijn samenloopbestendig, ontsnappen aan
4