Het kasteel
Een kasteel diende in de middeleeuwen vooral als verdedigingswerk en
privéwoonplaats voor de heer van dat gebied.
1. De bouw van het kasteel
Voor ze het kasteel bouwde, gingen ze zoeken naar een
geschikte ligging. Deze ligging was belangrijk want vanuit het
kasteel ging de heer heersen. Vaak werd er gekeken naar
wegen, grenzen, aanwezige materialen,… De kastelen werden
meestal op strategische plaatsen gebouwd zoals op bergen of
heuvels. Dit maakte het moeilijker om het kasteel over te
nemen. Zo een kasteel noemen we een hoogteburcht en een vb. in België
is burcht van Bouillon.
In waterrijke gebieden gingen ze een brede slotgracht maken
waar dan water in ging lopen. Hierdoor konden de
tegenstanders er niet door. Dit noemt een waterburcht. Als ze
een goede plek hadden gevonden, gingen 100de tot 1000de
mensen aan de slag. Via schepen of karren werden de nodige
bouwmaterialen geleverd. Bij ons werd kalksteen veel
gebruikt. Via een kraan met touwen dat werd aangedreven door
mankracht, kregen ze de stenen naar boven.
De donjon was de laatste verdedigingslinie van het kasteel. Eerst was de
donjon een residentie van de kasteelheer, maar later was het enkel een
verdedigingswerk. Het wonen was niet gezellig hierin, waardoor de heer
ging wonen in aparte woonkamers in het kasteel samen met zijn gezin.
Hierdoor werden kastelen steeds groter.
2. Het leven op het kasteel
Vanuit het kasteel bestuurde de heer zijn grondgebied. De huishouding in
kastelen hing af van de rijkdom van de heer. Naast de adellijke familie
woonden er bv nog soldaten, keukenpersoneel, ambachtslieden,… en een
priester die de kinderen onderwees. De aanwezigheid van de adellijke
familie zorgden voor veel bezoek bv. van politieke gezanten.
De adellijke familie woonden vaak in de donjon. Deze donjon had
meerdere verdiepen. Zo had je bv. de kelder waar men voedsel kon
opslaan. De vertrekken werden verlicht en verwarmd door grote haarden.
Wandtapijten aan de muur waren een teken van rijkdom, maar hielden ook
de warmte binnen.
Veel privacy was er niet. Al de dienaars sliepen samen in een slaapvertrek.
De adellijke privévertrekken ontvingen ook edellieden gasten en sliepen
dus ook niet alleen. Het privévertrek van de heer had een eigen latrine. De
, Elke van Grimbergen WO: tijd 5.2 Middeleeuwen deel 2
uitwerpselen vielen via het gat van de toilet naar beneden in de beerput.
Soms gingen ze door een buis naar beneden.
3. Een belegering
Het bestormen van een kasteel kon soms veel levens kosten. Om dit te
vermijden omsingelden ze soms het hele kasteel om de mensen uit te
hongeren. Soms kon deze belegering weken duren omdat er voedsel
opgeslagen lag in het kasteel. Hierdoor kon zo een lange
belegering alleen in de zomermaanden, omdat er dan gewassen
op de velden stonden. Toch probeerden de belegeraars de
belegerden zo snel mogelijk tot overgaven te dwingen door
onderhandelingen of dreigementen. Ze katapulteerde bv.
hoofden van boodschappers of gevangen over de kasteelmuren.
Als dit niet werkten begonnen ze met aanvallen. Dit was niet
simpel want een kasteel heeft meerdere verdedigingstechnieken.
Bij ons was het eerste obstakel een slotgracht. Vooraleer men
hier voorbij kon moest men de gracht droogleggen, of een eigen
gemaakte brug gebruiken. Dit allemaal was niet zonder gevaar
want de verdedigers op de toren en muren konden de aanvallers
via schietgaten onder vuur nemen. Daardoor vielen ze vaak ‘s
nachts aan en gebruikte ze schilden om zich te verdedigen terwijl ze de
muren naderden.
Een aanval via de muren was lastig want ze gebruikte stormladders
(afbeelding 1), maar de verdedigers konden hen beschieten of de ladders
wegduwen. Soms gebruikten verdedigers houten constructies langs de
muren, hordijzen (afbeelding 2), om de aanvallers beter te kunnen
beschieten. De aanvallers gebruikte een verrijdbare toren (afbeelding 3)
die even hoog was als de muren, die voorzien was van een brug om neer
te laten op de muren. Op deze toren werden natte huiden gemaakt die het
beschermde tegen vuurpijlen. De aanvallers kregen de muren zelf niet
kapot met hun trebuchet (afbeelding 4). Pas na de uitvinding van het
kanon kregen ze de muren kapot.
Soms probeerden de aanvallers onder de muren tunnels
te bouwen om deze in te laten storten, maar dit was onbegonnen werk.