HOOFDSTUK 3: Cellulaire Neuroanatomie
1. INLEIDING
• Het ZS → weefsels → vormt een omvangrijk communicatienetwerk in het lichaam → informatie
wordt binnen en buiten het lichaam verzameld en wordt na integratie doorgestuurd naar de
spieren en klieren
• De functionele eenheid van het zenuwweefsel, bestaat uit 2 soorten cellen:
Zenuwcellen of = Prikkelbare cellen, verantwoordelijk voor het opvangen en doorsturen
neuronen van informatie naar de hersenen, het ordenen en interpreteren van al de
binnenkomende informatie en het voorbereiden/uitsturen van instructies
naar de organen in de periferie
Steun- of = Niet-prikkelbare cellen, verantwoordelijk voor het helpen de neuronen op
neurogliacellen verschillende manieren bij de uitoefening van hun informatieverwerkende
taak
1.1. NEURONEN/ZENUWCEL
• = Structureel-anatomische en functionele eenheden
van het zenuwstelsel
• Vorm basis voor het ontvangen, vervoeren en
overdragen van signalen
• Anatomische onderdelen:
o Cellichaam & celkern
o Dendrieten
o Axonheuvel
o Axon
o Eindknopjes
o Synapsvorming
• Zenuwcellen/neuronen staat steeds in verandering !!!
o Bewegen
o Maken connecties
Wetenschappelijke meetmethode: elektronenmicroscopie
De ultra structurele organisatie van de cel is belangrijk om de morfologie, de fysiologie en de
pathologie van het menselijk lichaam te begrijpen. Onder de ultra structurele morfologie verstaan we
de structuur van een cel zoals die kan worden onderzocht onder een elektronenmicroscoop
1
,1.1.1. CELSTRUCTUUR
• Typische zenuwcel → onderscheiden we (van buitenaf) 3 grote onderdelen:
1. Cellichaam of sofa (bevat celkern):
2. Dendrieten (korte uitlopers)
3. Axon (lange uitloper): plaats waar cellichaam + axon in elkaar overgaan = axonheuvel
1.1.1.1. CELLICHAAM OF PERIKARYON (SOMA)
• Functie:
o Celmatabolisme: belangrijk voor overleven van de cel
o Biomechanische processen: energieproductie en stofaanmaak nodig voor de
informatieverwerking
o Informatieverwerking: een cel ontvangt permanent vele impulsen van andere cellen
• Er wordt beslist hoe de cel zal reageren (signaal doorsturen of niet)
• Binnen het cellichaam bespreken we:
1. Celkern of nucleus: vinden we de opslag van de genetische informatie → de bouw en
de werking van het hele organisme
2. Cytoplasma: waterige oplossing (cytosol) met daarin:
3. Moleculen: organische stoffen (eiwitten, suikers en koolhydraten), naast anorganische
stoffen (natrium, chloor,..)
4. Orgaantjes of organellen: omgeven door plasmamembraan + bevatten specifieke
enzymen & biomechanische systemen (enkel degene kennen die we in verdere
hoofdstukken bespreken)
Mitochondriën
Ribosomen
Endoplasmatisch reticulum
Golgiapparaat
Lysosomen
Microtubuli
Vacuolen
2
,1.1.1.2. DENDRIETEN
• = De afferente (aanvoer van signalen) of receptieve uitlopers van de cel (mogelijke examenvraag
over afferent)
o Signalen worden aangevoerd richting het cellichaam
• Meeste dendrieten vertonen vertakkingen
o Celmembraanoppervlakte wordt vergroot → meer contactpunten of synapsen op het
neuron aangrijpen
• Hierdoor kan de cel veel informatie (elektrische signalen) ontvangen
• Één cel kan meer dan duizend vertakkingen hebben waarmee ze contact maakt met vele andere
zenuwcellen
• Meer dan 10.000 uitstulpingen
• Dendritische spines
o Kleine knopjes OP de dendrieten
o Zuignapjes
o Zenuwcel verbinding maken met knopje/zenuwcel en
pakken informatie op
o Belangrijk: via kleine knopjes hebben we meer mogelijkheden om informatie op te
nemen
ALS ER IETS MIS IS:
• Dendritische plasticiteit
o Is het voortdurende veranderen van vorm en aantal (densiteit) van de dendritische
spines
▪ Tijdens ontwikkeling neemt het aantal dendrieten per cel aanzienlijk toe
▪ Tijdens levensloop kunnen er nog drastische veranderingen optreden →
gunstige en ongunstige zin
Ongunstige zin: structureel verlies van dendritische spines, een veranderde morfologie van de
spines en een verminderde dendritische vertakking
Voorbeelden:
Syndroom van Williams
Fragiele X-syndroom
Syndroom van Rett
Syndroom van Down
1.1.1.3. AXON OF NEURIET
• Cilindervormige celuitloper → doorgeven van signalen naar andere cellen
(efferente informatiestroom)
• Meeste neuronen hebben één axon
• Diameter + lengte axon → afhankelijk van type zenuwcel
• Axonheuvel (kegelvormige verbinding tussen soma en axon) = de plaats waar
het axon het cellichaam verlaat en er een soort lokale verdikking optreedt
o Hier ontspringen er een of meer zijtakken uit het axon = collateralen
(loodrecht op de lengt-as)
• Eindigen op eindvertakkingen = telodendron
o Elke tak heeft een kleine verdikking = eindknopje of telebouton
▪ Contactpunt met volgende cel = synaps
3
, • Efferente (afvoering van signalen)
• Axonen kunnen gemyeliniseerd of niet-gemyeliniseerd zijn:
o Gemyeliniseerde axon: spiraalvormig omwonden door lipide laag met onderbrekingen
ter hoogte van de insnoeringen of knopen van Ranvier. Myeline wordt gevormd door
bepaalde gliacellen
▪ Knopen van Ranvier: stukjes ongemyeliniseerd membraan (1 mm)
▪ Functie myeline: zorgt dat het elektrische signaal sneller door het axon
vervoerd kan worden
ALS ER IETS MIS IS:
• Axonale beschadiging:
o Kan leiden tot degeneratieve en/of regeneratieve veranderingen van de distale
uiteinden van een zenuwvezel
o Regeneratieve herstelvermogen wijst op en vorm van neuronale plasticiteit
1.1.2. SYNAPS
• Contactpunt tussen twee neuronen
o Signaaloverdracht van ene naar andere neuron
• Synaptische spleet of synaptische kloof (van elkaar
gescheiden), er zijn 2 delen te onderscheiden:
o 1. Presynaptische membraan: het eindknopje
van het uitsturende neuron
o 2. Postsynaptisch membraan: het stukje
celmembraan van het ontvangende neuron
• Synaptische signaaloverdracht:
o Chemische aard
▪ Elektronische zenuwimpuls van de presynaptische membraan omgezet in een
chemisch signaal → gebeurt via het vrijgeven van neurotransmitters → deze
kunnen een stimulerende (excitatorische) of remmende (inhibitorische) werking
uitoefenen op het postsynaptisch neuron
ALS ER IETS MIS IS:
• Neurotransmitters en neurologische ziektebeelden
o Een tekort of teveel aan neurotransmitters kan ernstige gevolgen hebben voor de
werking van verschillende functionele systemen in het zenuwstelsel → controle op
beweging, cognitie, emotie zijn verstoord
o Voorbeelden:
▪ Ziekte van Parkinson
▪ Ziekte van Huntington
▪ Depressie (psychiatrische ziektebeelden)
▪ ADHD
4