gezondheid benoemen en kan uitleggen wat
gezondheidspsychologie inhoudt
Gezondheid volgens WHO (world health organisation): ‘Gezondheid is een
toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden en niet
slechts het ontbreken van ziekten of gebreken.’
Blaxter deed onderzoek naar hoe gewone mensen (dus geen artsen of
wetenschappers) denken over gezondheid. Op basis van wat ze hoorde,
maakte ze zes dimensies van gezondheid.
Die ideeën van gewone mensen (dus hoe ze zelf denken over gezondheid)
noemen we lekentheorieën.
Blaxter beschrijft gezondheid op zes manieren (op basis van wat mensen
zelf vinden):
1. Niet ziek – geen klachten of bezoek aan de arts.
2. Bezit – een sterk lichaam of familie, snel herstellen.
3. Gedrag – goed voor jezelf zorgen, zoals gezond eten of sporten.
4. Lichamelijke fitheid – je lichamelijk sterk en energiek voelen.
5. Psychosociaal welzijn – je mentaal goed voelen.
6. Functie – kunnen doen wat je wilt, zonder beperkingen.
Volgens Huber is gezondheid niet alleen het niet hebben van een ziekte,
maar vooral het vermogen om met lichamelijke, emotionele en sociale
uitdagingen om te gaan en zelf de regie te houden over je leven. Dit
noemt ze positieve gezondheid.
In plaats van alleen te kijken naar of je ziek bent of niet, kijkt Huber naar
wat je wél kunt en hoe je met je situatie omgaat.
Ze heeft hiervoor een model gemaakt met 6 gebieden (ook wel het
spinnenweb genoemd):
1. Lichaamsfuncties – hoe goed je lichaam werkt (zoals fitheid, pijn,
slapen, eten, bewegen).
2. Mentaal welbevinden – hoe je je voelt in je hoofd (zoals emoties,
denken, omgaan met veranderingen).
1
, 3. Zingeving – of je leven betekenis heeft (zoals doelen, dankbaarheid,
blijven leren).
4. Kwaliteit van leven – hoe fijn of prettig je leven is (zoals geluk,
balans, veiligheid).
5. Meedoen – of je erbij hoort (zoals sociale contacten, steun, mee
kunnen doen in de maatschappij).
6. Dagelijks functioneren – of je de dingen kunt doen die nodig zijn
(zoals voor jezelf zorgen, met geld/tijd omgaan, hulp vragen).
Het model van Huber kijkt dus naar mogelijkheden en veerkracht, niet
alleen naar klachten.
Het biomedische model (René Descartes) is eenzijdiger: het kijkt alleen
naar het lichaam als oorzaak van ziekte.
Het biopsychosociale model kijkt breder: naar de mens als geheel, dus
ook naar gevoelens, gedrag, gedachten, sociale situatie en omgeving.
LUK: De student kan verschillende niveaus
van gezondheidsvaardigheden ontdekken
aan de hand van een casus.
Gezondheidsvaardigheden zijn de dingen die je moet kunnen om goed
voor je eigen gezondheid te zorgen. Denk aan informatie kunnen vinden,
begrijpen, gebruiken en er iets mee doen.
Er zijn 3 niveaus:
1. Functioneel > Kun je informatie technisch verwerken?
(Bijv. lezen, schrijven, rekenen, iets opzoeken op internet.)
2. Interactief > Kun je informatie begrijpen en erover praten?
(Bijv. hoofd- van bijzaken scheiden, reflecteren, vragen stellen, met
een zorgverlener in gesprek gaan.)
3. Kritisch > Kun je zelf een keuze maken en informatie toepassen?
(Bijv. je zoekt zelf een beter alternatief als een advies niet bij je
past.)
Als je naar een persoon kijkt, kun je nagaan:
Heeft deze persoon moeite met begrijpen (functioneel), praten/vragen
(interactief) of zelf beslissen (kritisch)?
Reminder: docent die verschillende rollen aannam in de les (functioneel en
kritisch).
2
,3
, LUK: De student kan benoemen wat van
invloed is op therapietrouw.
Sociaaleconomische Status (SES) geeft aan waar iemand staat op de
maatschappelijke ladder en beïnvloedt levensomstandigheden, kansen en
gezondheid. SES bestaat uit:
- Status: leefstijl, maatschappelijke positie, aanzien, opleiding, soort
werk.
- Klassencomponent: materiële middelen zoals inkomen, bezit,
financiële zekerheid.
Hoe hoger de SES, hoe beter de gezondheid en hoe hoger de
levensverwachting.
Stereotypen:
- Lage SES: wonen in een flat, laag inkomen, voedselbank,
dakloosheid.
- Hoge SES: rijke ouders, dure kleding, invloed.
Factoren die SES beïnvloeden:
- Bestaanszekerheid (inkomen, huisvesting)
- Werksituatie (soort werk, werkzekerheid)
- Leefomstandigheden (woning, woonomgeving)
- Sociaal netwerk (steun van familie/vrienden)
- Toegang tot begrijpelijke en betaalbare zorg
Mensen met verschillende SES verschillen in gezondheid en levensduur
(gezondheidsverschillen). Verklarende modellen:
- Sociaal causaliteitsmodel > Een lage SES veroorzaakt
gezondheidsproblemen.
Als je weinig geld, een slechte woning of stress hebt, leef je vaak
ongezonder. Je rookt bv. misschien of eet minder gezond.
Voorbeeld: Iemand met een laag inkomen kan geen sportschool
betalen, woont in een wijk met veel luchtvervuiling en eet goedkoop,
ongezond voedsel → dit leidt op termijn tot overgewicht of
hartproblemen.
- Social drift model > Gezondheidsproblemen zorgen ervoor dat je
in een lagere SES terechtkomt. Als je ziek wordt of een beperking
krijgt, kun je bijvoorbeeld niet meer werken of minder verdienen.
Daardoor verlies je inkomen of zak je op de maatschappelijke ladder.
Voorbeeld: Iemand krijgt een chronische ziekte en kan zijn baan
4