Juridisch argumenteren
Deel 1 – redeneren
Titel 1 – cognitieve achtergrond
Hoofdstuk 1 – de mens als dier met sterke cognitieve capaciteiten
Een dier is minder onredelijk dan men vaak denkt en omgekeerd is de mens vaak
minder rationeel dan verhoopt. De reden daarvoor is dat de mechanismen die het
gedrag van zowel mens als dier bepalen in essentie dezelfde zijn. Die
mechanismen hebben diepe evolutionaire wortels.
Een theorie die de evolutionaire wortels van ons denken probeert uit te leggen is
de theorie van het drievuldige brein “triune brain”.
- Oudste laag : reptielachtige brein
Het gedrag dat gestuurd wordt door dat brein is rigide, obsessief,
compulsief en paranoïde. Dit deel van het brein controleert spieren,
evenwicht en autonome functies zoals ademhaling en hartslag. Het deel is
steeds actief ook wanneer we slapen.
- Tweede laag : limbische of oude zoogdierenbrein
Is betrokken bij alles wat te maken heeft met geur, drijfveren en motivatie,
emoties, tijdsbesef, kennisverwerving en geheugen. Alles wat in dit
emotionele systeem plaatsvindt, is ofwel aangenaam of aangenaam.
- Nieuwste laag : neopalium of recente zoogdierenbrein
Heeft enkele bijzondere cognitieve functies waarover bijna uitsluitend de
mens beschikt, het neemt twee derde van de totale hersenmassa in
beslag. Dieren hebben dit ook maar minder ontwikkeld. Dit deel is
opgesplitst in een linker en een rechter deel. Linkerdeel = rationeel en
verbaal, rechterdeel = ruimtelijk, abstract, muzikaal en artistiek.
= niet wetensch. nauwkeurig, maar deze theorie maakt het mogelijk om de illusie
van de mens als rationele economische actor te doorprikken.
Veel menselijke gedragingen stroken niet met het gedrag dat je zou verwachten
van een rationele actor veel van ons gedrag wordt gestuurd door het reptielen
en het limbische brein.
Homo sapiens en homo economicus :
- Humans = echte mensen
- Econs = zijn zuiver rationele actoren (wie we graag denken dat we zijn),
deze visie heel prominent aanwezig in de wetenschap bv. in het
contractenrecht worden mensen voorgesteld als rationeel handelende
personen
,Dat mensen en andere dieren niet in het ijle beslissingen nemen zorgt ervoor dat
er op onze emoties en basale behoeften kan worden ingespeeld, hierdoor zijn we
allemaal vatbaar voor manipulatie.
Mensen aansporen om bepaalde dingen te doen zonder dat ze zich ervan bewust
zijn, noemt “nudging”.
Hoofdstuk 2 : systeem 1, systeem 2, systeem denken
- Systeem 2 denken : traag, rationeel, analytisch + ze vereisen aandacht en
worden onderbroken als de aandacht verslapt
- Systeem 1 denken : snel & intuïtief, speelt de hoofdpersonage hij
bepaalt de actie en bestaat uit moeiteloze indrukken en gevoelens die
schuilgaan onder overdachte redeneringen.
Werkt als automatische piloot zelf reflexmatig, met weinig tot geen
inspanning en zonder dat je echt controle hebt over wat er gebeurt.
Systeem 1 laat overal ballonnetjes op en maakt van de meest diverse indrukken
allerhande ideeën. Om die ideeën te ordenen schiet systeem 2 tekort. Het veel
moeizamer werkende systeem 2 moet dan actief ingrijpen en systeem 1 tot orde
roepen, om zo orde in de chaos te brengen.
Het meeste van onze handelingen en gedragingen wordt gestuurd door systeem
1, de vaardigheden die ermee verband houden, bevinden zich veeleer in het
reptielen- en limbische brein (we delen dit met dieren).
Hoe meer automatisch en vanzelfsprekend een bepaalde gedachtegang voor
iemand wordt, des te moeilijker het is om te beseffen dat anderen veel meer tijd
en moeite moeten investeren om die gedachtegang te kunnen volgen en
begrijpen. = “curse of knowledge”
Problemen ontstaan wanneer systeem 1 ons denkproces dirigeert of beïnvloedt
zonder dat we dat beseffen.
,Hoofdstuk 3 : Het brein als verbandenleggende machine
Door systeem 1 leggen we vaak onbewust allerlei verbanden tussen stukjes
informatie die op zich niet steeds veel met elkaar te maken hebben.
Onze ervaringen zorgen ervoor dat dergelijke info niet op een wit blad
terechtkomt, maar in een netwerk dat bestaat uit eerdere info en ervaringen.
Daardoor wordt ontvangen info gecontextualiseerd en ingepast in
samenhangende narratieven die we al kennen. bv. stereotypische verbanden
Feiten die uit de pas lopen en niet passen in dat verhaal, worden gemakkelijk en
vaak onbewust verdrongen. De evolutionaire wortels van systeem 1 en zijn drang
naar samenhang maken dat het toeval of logica negeert.
Voordeel aan systeem 1 het reikt ons een kader aan om betekenis te hechten
aan de ontelbare feiten die we elke dag verwerken.
Nadeel systeem 1 die gelegde verbanden zijn niet steeds correct (bv.
complottheorieën)
Complottheorieën gieten een veelheid aan info in 1 samenhangend verhaal,
zodat de aanhanger grip krijgt op een wereld die anders complex en
beangstigend zou zijn.
= Om te toetsen of onze eerste indruk waar is, moeten we systeem 2 activeren
en overschakelen op een meer intensieve manier van denken.
Afdeling 1. Voorwaardelijke verbanden
Drukt uit dat een bep. zin of een uitspraak een voorwaarde vormt voor een
andere zin of uitspraak. Bv. “ Als het 8u30 is … dan is de andere propositie
waar… dan begint de les”.
Een zin of een uitspraak noemen we een propositie
Afdeling 2. Via verbanden – metonymieën
Je gebruikt een ding of entiteit (vehikelentiteit) om mentale toegang te krijgen tot
een ander ding of entiteit (de doelentiteit) dat er in onze ervaring nauw mee is
verbonden. De 2 entiteiten moeten voldoende dicht bij elkaar liggen in de
conceptuele ruimte.
Metonymie = A staat voor B
- Deel/geheel metonymie :
"Er waren 100 koppen in de zaal."
Hier staat "koppen" (deel) voor "mensen" (geheel). Je verwijst naar een
deel van een persoon om de hele persoon aan te duiden.
- Oorzaak/gevolg metonymie :
"De ketel kookt."
, Hier staat "de ketel" (oorzaak) voor het water dat kookt (gevolg). De
ketel veroorzaakt het koken, maar je benoemt de oorzaak om naar het
resultaat te verwijzen
Metonymieën behoren tot de sterkste cognitieve verbanden , we leggen ze vaak
onmiddellijk en onbewust. Maar ze houder echter altijd het risico in dat we
meedrijven op de associatieve structuren van systeem 1.
+ Apofenie = je associeert 2 dingen met elkaar terwijl ze los van elkaar staan.
Afdeling 3. Causale verbanden
Een van de meest persistente manieren waarop we gebeurtenissen koppelen die
niets met elkaar te maken hebben, is door ze in een relatie van oorzaak en
gevolg te plaatsen. Maar correlatie is niet hetzelfde als causaliteit.
Het feit dat variabelen verband met elkaar houden en dus gecorreleerd zijn, zegt
echter niets over de verklaring van dat verband. Er bestaan 6 vergissingen die je
kunt maken :
- Je baseert je op een erg zwakke correlatie tussen feit A en feit B
- Je verliest uit het oog dat de richting van de veronderstelde causale relatie
niet bepaald is causale relaties veronderstellen dat A voor B plaatsvindt.
Als bij 2 gecorreleerde gebeurtenissen de ene even goed voor als na de
gebeurtenis kan plaatsvinden, kan er geen sprake zijn van een causale
relatie.
- Je verliest een alternatieve verklaring uit het oog
- Je verwaarloost relevante kwantitatieve gegevens
- Je extrapoleert de beschikbare gegevens overhaast
- Je beschrijft de oorzaak te vaag.
Afdeling 4. Als-het-ware verbanden – metafoor
We stellen een bepaalde entiteit uit één conceptueel domein voor in de termen
van een ander conceptueel domein om die entiteit beter te begrijpen. = metafoor
We willen spreken over abstracte concepten en brengen ze in verband met
zintuigwaarneembare dingen, anders kunnen we ze niet bevattelijk begrijpen.
Het verschil met een vergelijking is, dat een vergelijking veel meer uitgesproken
is.
Metonymie en metafoor = allebei figuurlijk taalgebruik, maar het zijn 2
versch. verschijningsvormen
Entiteiten = verwante begrippen
Oefeningen metonymie en metafoor
Deel 1 – redeneren
Titel 1 – cognitieve achtergrond
Hoofdstuk 1 – de mens als dier met sterke cognitieve capaciteiten
Een dier is minder onredelijk dan men vaak denkt en omgekeerd is de mens vaak
minder rationeel dan verhoopt. De reden daarvoor is dat de mechanismen die het
gedrag van zowel mens als dier bepalen in essentie dezelfde zijn. Die
mechanismen hebben diepe evolutionaire wortels.
Een theorie die de evolutionaire wortels van ons denken probeert uit te leggen is
de theorie van het drievuldige brein “triune brain”.
- Oudste laag : reptielachtige brein
Het gedrag dat gestuurd wordt door dat brein is rigide, obsessief,
compulsief en paranoïde. Dit deel van het brein controleert spieren,
evenwicht en autonome functies zoals ademhaling en hartslag. Het deel is
steeds actief ook wanneer we slapen.
- Tweede laag : limbische of oude zoogdierenbrein
Is betrokken bij alles wat te maken heeft met geur, drijfveren en motivatie,
emoties, tijdsbesef, kennisverwerving en geheugen. Alles wat in dit
emotionele systeem plaatsvindt, is ofwel aangenaam of aangenaam.
- Nieuwste laag : neopalium of recente zoogdierenbrein
Heeft enkele bijzondere cognitieve functies waarover bijna uitsluitend de
mens beschikt, het neemt twee derde van de totale hersenmassa in
beslag. Dieren hebben dit ook maar minder ontwikkeld. Dit deel is
opgesplitst in een linker en een rechter deel. Linkerdeel = rationeel en
verbaal, rechterdeel = ruimtelijk, abstract, muzikaal en artistiek.
= niet wetensch. nauwkeurig, maar deze theorie maakt het mogelijk om de illusie
van de mens als rationele economische actor te doorprikken.
Veel menselijke gedragingen stroken niet met het gedrag dat je zou verwachten
van een rationele actor veel van ons gedrag wordt gestuurd door het reptielen
en het limbische brein.
Homo sapiens en homo economicus :
- Humans = echte mensen
- Econs = zijn zuiver rationele actoren (wie we graag denken dat we zijn),
deze visie heel prominent aanwezig in de wetenschap bv. in het
contractenrecht worden mensen voorgesteld als rationeel handelende
personen
,Dat mensen en andere dieren niet in het ijle beslissingen nemen zorgt ervoor dat
er op onze emoties en basale behoeften kan worden ingespeeld, hierdoor zijn we
allemaal vatbaar voor manipulatie.
Mensen aansporen om bepaalde dingen te doen zonder dat ze zich ervan bewust
zijn, noemt “nudging”.
Hoofdstuk 2 : systeem 1, systeem 2, systeem denken
- Systeem 2 denken : traag, rationeel, analytisch + ze vereisen aandacht en
worden onderbroken als de aandacht verslapt
- Systeem 1 denken : snel & intuïtief, speelt de hoofdpersonage hij
bepaalt de actie en bestaat uit moeiteloze indrukken en gevoelens die
schuilgaan onder overdachte redeneringen.
Werkt als automatische piloot zelf reflexmatig, met weinig tot geen
inspanning en zonder dat je echt controle hebt over wat er gebeurt.
Systeem 1 laat overal ballonnetjes op en maakt van de meest diverse indrukken
allerhande ideeën. Om die ideeën te ordenen schiet systeem 2 tekort. Het veel
moeizamer werkende systeem 2 moet dan actief ingrijpen en systeem 1 tot orde
roepen, om zo orde in de chaos te brengen.
Het meeste van onze handelingen en gedragingen wordt gestuurd door systeem
1, de vaardigheden die ermee verband houden, bevinden zich veeleer in het
reptielen- en limbische brein (we delen dit met dieren).
Hoe meer automatisch en vanzelfsprekend een bepaalde gedachtegang voor
iemand wordt, des te moeilijker het is om te beseffen dat anderen veel meer tijd
en moeite moeten investeren om die gedachtegang te kunnen volgen en
begrijpen. = “curse of knowledge”
Problemen ontstaan wanneer systeem 1 ons denkproces dirigeert of beïnvloedt
zonder dat we dat beseffen.
,Hoofdstuk 3 : Het brein als verbandenleggende machine
Door systeem 1 leggen we vaak onbewust allerlei verbanden tussen stukjes
informatie die op zich niet steeds veel met elkaar te maken hebben.
Onze ervaringen zorgen ervoor dat dergelijke info niet op een wit blad
terechtkomt, maar in een netwerk dat bestaat uit eerdere info en ervaringen.
Daardoor wordt ontvangen info gecontextualiseerd en ingepast in
samenhangende narratieven die we al kennen. bv. stereotypische verbanden
Feiten die uit de pas lopen en niet passen in dat verhaal, worden gemakkelijk en
vaak onbewust verdrongen. De evolutionaire wortels van systeem 1 en zijn drang
naar samenhang maken dat het toeval of logica negeert.
Voordeel aan systeem 1 het reikt ons een kader aan om betekenis te hechten
aan de ontelbare feiten die we elke dag verwerken.
Nadeel systeem 1 die gelegde verbanden zijn niet steeds correct (bv.
complottheorieën)
Complottheorieën gieten een veelheid aan info in 1 samenhangend verhaal,
zodat de aanhanger grip krijgt op een wereld die anders complex en
beangstigend zou zijn.
= Om te toetsen of onze eerste indruk waar is, moeten we systeem 2 activeren
en overschakelen op een meer intensieve manier van denken.
Afdeling 1. Voorwaardelijke verbanden
Drukt uit dat een bep. zin of een uitspraak een voorwaarde vormt voor een
andere zin of uitspraak. Bv. “ Als het 8u30 is … dan is de andere propositie
waar… dan begint de les”.
Een zin of een uitspraak noemen we een propositie
Afdeling 2. Via verbanden – metonymieën
Je gebruikt een ding of entiteit (vehikelentiteit) om mentale toegang te krijgen tot
een ander ding of entiteit (de doelentiteit) dat er in onze ervaring nauw mee is
verbonden. De 2 entiteiten moeten voldoende dicht bij elkaar liggen in de
conceptuele ruimte.
Metonymie = A staat voor B
- Deel/geheel metonymie :
"Er waren 100 koppen in de zaal."
Hier staat "koppen" (deel) voor "mensen" (geheel). Je verwijst naar een
deel van een persoon om de hele persoon aan te duiden.
- Oorzaak/gevolg metonymie :
"De ketel kookt."
, Hier staat "de ketel" (oorzaak) voor het water dat kookt (gevolg). De
ketel veroorzaakt het koken, maar je benoemt de oorzaak om naar het
resultaat te verwijzen
Metonymieën behoren tot de sterkste cognitieve verbanden , we leggen ze vaak
onmiddellijk en onbewust. Maar ze houder echter altijd het risico in dat we
meedrijven op de associatieve structuren van systeem 1.
+ Apofenie = je associeert 2 dingen met elkaar terwijl ze los van elkaar staan.
Afdeling 3. Causale verbanden
Een van de meest persistente manieren waarop we gebeurtenissen koppelen die
niets met elkaar te maken hebben, is door ze in een relatie van oorzaak en
gevolg te plaatsen. Maar correlatie is niet hetzelfde als causaliteit.
Het feit dat variabelen verband met elkaar houden en dus gecorreleerd zijn, zegt
echter niets over de verklaring van dat verband. Er bestaan 6 vergissingen die je
kunt maken :
- Je baseert je op een erg zwakke correlatie tussen feit A en feit B
- Je verliest uit het oog dat de richting van de veronderstelde causale relatie
niet bepaald is causale relaties veronderstellen dat A voor B plaatsvindt.
Als bij 2 gecorreleerde gebeurtenissen de ene even goed voor als na de
gebeurtenis kan plaatsvinden, kan er geen sprake zijn van een causale
relatie.
- Je verliest een alternatieve verklaring uit het oog
- Je verwaarloost relevante kwantitatieve gegevens
- Je extrapoleert de beschikbare gegevens overhaast
- Je beschrijft de oorzaak te vaag.
Afdeling 4. Als-het-ware verbanden – metafoor
We stellen een bepaalde entiteit uit één conceptueel domein voor in de termen
van een ander conceptueel domein om die entiteit beter te begrijpen. = metafoor
We willen spreken over abstracte concepten en brengen ze in verband met
zintuigwaarneembare dingen, anders kunnen we ze niet bevattelijk begrijpen.
Het verschil met een vergelijking is, dat een vergelijking veel meer uitgesproken
is.
Metonymie en metafoor = allebei figuurlijk taalgebruik, maar het zijn 2
versch. verschijningsvormen
Entiteiten = verwante begrippen
Oefeningen metonymie en metafoor