VZC: Orthopedie/traumatologie
Martine Baert
Hoofdstuk 1: orthopedische terminologie
1.1 Termen die beweging in een gewricht beschrijven
Flexie en extensie/buigen en strekken
= bewegingen die rond een frontale as in het gewicht plaatsvinden
- Bv. flexie en extensie van de pols
Abductie en adductie
= bewegingen rond een sagittale as
- Abductie de beweging van de lichaamsas weg
- Adductie de beweging naar de lichaamsas toe
o Mogelijk in de heup, schouder, metatarso- enmetacarpofalangeale
gewrichten
Endorotatie en exorotatie
= de beweging wordt om de lengte as van een extremiteit beschreven
- Endorotatie een draaiing van de ventrale zijde om de lengteas naar
binnen
- Exorotatie een draaiing om de lengteas naar buiten
o Mogelijk in de heup, schouder en de wervelkolom
Pronatie en supinatie
= vindt plaats in de onderarm en de voet
- Pronatie in de onderarm handpalm naar onder
- Pronatie in de voet wort de voetzool lateraal gedraaid
- Supinatie in de onderarm handpalm naar boven gedraaid
- Supinatie in de voet voetzool naar mediaal gedraaid
Inversie en eversie
= vindt enkel plaats in de enkel en zijn samengesteld uit verschillende
bewegingen
- Inversie is de varuskanteling van de hiel, supinatie en lichte flexie van
de voet en adductie van de voovoet
- Eversie is de vasuskanteling van de hiel, pronatie en lichte extensie van
de voet en abductie van de voorvoet
1.2 Termen die een afwijkende stand beschrijven
Houdingsdeformiteit
= een afwijkende stand als gevolg van onvoldoende spieractiviteit
,Statische deformiteit
= een standafwijking door inwerking van de zwaartekracht
- Bv. een enkelzijdige beenverkorting door bekkenscheefstand en daardoor
scoliose
Dynamische deformiteit
= een standafwijking door een overmatige of verkeer uitgeoefende spieractie
- Bv. een spastische spitsvoet door hypertonie van de kuitspieren
Structurele deformiteit
= een afwijkende stand die veroorzaakt wordt door misvormingen van gewrichten
of botten
- Deze afwijkingen zijn enkel chirurgisch te behandelen
- Bv. een coxartrose met flexiecontractuur ontstaan van X- benen door
artrose
Varus en valgus
= standafwijkingen in het frontale vlak die een hoekstand aangeven met de
convexiteit
- Convexiteit kan naar lichaamsas toe zijn valgus
- Convextiteit kan van de lichaamsas af zijn varus
Calcaneus en equinus
= hakkenvoettand en spitsvoetstand
Cavus en planus
= hebben beide betrekking op de voet
- Pes cavus holvoet door verhoging van het normale lengegewelf + komt
voor na het compartimentsyndroom bij een onderbeenfractuur
- Pes planus platvoet + komt frequent voor bij kinderen
1.3 Fractuurclassificatie
Classificeren van fracturen wordt gedaan om 4 redenen:
- Heldere communicatie
- Bepalend voor de behandeling
- Bepalen van de prognose
- Onderzoek naar behandeling en uitkomst van (vergelijkbare) fracturen
- AO- classificatie
Basisprincipes AO- classificatie
= de verdeling van alle fracturen in 3 types en hun verdere onderverdeling in 3
groepen en hun subgroepen
, Hoe wordt er geclassificeerd?
- Mate van de ernst
- De complexiteit van de fractuur
- De moeilijkheden inherent aan hun behandeling
- Prognose
Welke 3 vragen worden er gesteld voor deze
classificatie?
- Welk type (complexiteit)?
- Welke groep?
- Welke subgroep?
- Dit wordt gedaan nadat de lichaamsregio en het segment
van het bot benoemd is
Hoofdstuk 2: aandoeningen t.h.v. de heup en
femur
2.1 Anatomische rappel
Heupgewricht:
- Bestaat uit de caput femoris en het acetabulum in het os coxae
(heupbeen)
- Os oxae is samengesteld uit het os pubis – os ilium en het os ischii
o Deze 3 komen dan samen in het acetabulum
De femurkop en de femurschacht:
- Worden verbonden met elkaar door de femurhals/het collum
Het gewricht:
- Omgeven door een gewrichtskapsel en
verschillende ligamenten
- Het ligamentum- teres vormt de verbinding
tussen de femurkop en de kom
De belangrijkste spieren:
- Gluteus maximus
- Medius en minus
- Tensor fasciale latae
2.2 Onderzoeken bij heupproblemen
A) Artrografie
- Is bruikbaar voor de diagnose van heupletsels
- Wordt uitgevoerd om en gewrichtsholte te visualiseren
Martine Baert
Hoofdstuk 1: orthopedische terminologie
1.1 Termen die beweging in een gewricht beschrijven
Flexie en extensie/buigen en strekken
= bewegingen die rond een frontale as in het gewicht plaatsvinden
- Bv. flexie en extensie van de pols
Abductie en adductie
= bewegingen rond een sagittale as
- Abductie de beweging van de lichaamsas weg
- Adductie de beweging naar de lichaamsas toe
o Mogelijk in de heup, schouder, metatarso- enmetacarpofalangeale
gewrichten
Endorotatie en exorotatie
= de beweging wordt om de lengte as van een extremiteit beschreven
- Endorotatie een draaiing van de ventrale zijde om de lengteas naar
binnen
- Exorotatie een draaiing om de lengteas naar buiten
o Mogelijk in de heup, schouder en de wervelkolom
Pronatie en supinatie
= vindt plaats in de onderarm en de voet
- Pronatie in de onderarm handpalm naar onder
- Pronatie in de voet wort de voetzool lateraal gedraaid
- Supinatie in de onderarm handpalm naar boven gedraaid
- Supinatie in de voet voetzool naar mediaal gedraaid
Inversie en eversie
= vindt enkel plaats in de enkel en zijn samengesteld uit verschillende
bewegingen
- Inversie is de varuskanteling van de hiel, supinatie en lichte flexie van
de voet en adductie van de voovoet
- Eversie is de vasuskanteling van de hiel, pronatie en lichte extensie van
de voet en abductie van de voorvoet
1.2 Termen die een afwijkende stand beschrijven
Houdingsdeformiteit
= een afwijkende stand als gevolg van onvoldoende spieractiviteit
,Statische deformiteit
= een standafwijking door inwerking van de zwaartekracht
- Bv. een enkelzijdige beenverkorting door bekkenscheefstand en daardoor
scoliose
Dynamische deformiteit
= een standafwijking door een overmatige of verkeer uitgeoefende spieractie
- Bv. een spastische spitsvoet door hypertonie van de kuitspieren
Structurele deformiteit
= een afwijkende stand die veroorzaakt wordt door misvormingen van gewrichten
of botten
- Deze afwijkingen zijn enkel chirurgisch te behandelen
- Bv. een coxartrose met flexiecontractuur ontstaan van X- benen door
artrose
Varus en valgus
= standafwijkingen in het frontale vlak die een hoekstand aangeven met de
convexiteit
- Convexiteit kan naar lichaamsas toe zijn valgus
- Convextiteit kan van de lichaamsas af zijn varus
Calcaneus en equinus
= hakkenvoettand en spitsvoetstand
Cavus en planus
= hebben beide betrekking op de voet
- Pes cavus holvoet door verhoging van het normale lengegewelf + komt
voor na het compartimentsyndroom bij een onderbeenfractuur
- Pes planus platvoet + komt frequent voor bij kinderen
1.3 Fractuurclassificatie
Classificeren van fracturen wordt gedaan om 4 redenen:
- Heldere communicatie
- Bepalend voor de behandeling
- Bepalen van de prognose
- Onderzoek naar behandeling en uitkomst van (vergelijkbare) fracturen
- AO- classificatie
Basisprincipes AO- classificatie
= de verdeling van alle fracturen in 3 types en hun verdere onderverdeling in 3
groepen en hun subgroepen
, Hoe wordt er geclassificeerd?
- Mate van de ernst
- De complexiteit van de fractuur
- De moeilijkheden inherent aan hun behandeling
- Prognose
Welke 3 vragen worden er gesteld voor deze
classificatie?
- Welk type (complexiteit)?
- Welke groep?
- Welke subgroep?
- Dit wordt gedaan nadat de lichaamsregio en het segment
van het bot benoemd is
Hoofdstuk 2: aandoeningen t.h.v. de heup en
femur
2.1 Anatomische rappel
Heupgewricht:
- Bestaat uit de caput femoris en het acetabulum in het os coxae
(heupbeen)
- Os oxae is samengesteld uit het os pubis – os ilium en het os ischii
o Deze 3 komen dan samen in het acetabulum
De femurkop en de femurschacht:
- Worden verbonden met elkaar door de femurhals/het collum
Het gewricht:
- Omgeven door een gewrichtskapsel en
verschillende ligamenten
- Het ligamentum- teres vormt de verbinding
tussen de femurkop en de kom
De belangrijkste spieren:
- Gluteus maximus
- Medius en minus
- Tensor fasciale latae
2.2 Onderzoeken bij heupproblemen
A) Artrografie
- Is bruikbaar voor de diagnose van heupletsels
- Wordt uitgevoerd om en gewrichtsholte te visualiseren